ECLI:NL:GHLEE:2009:BI0286

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
107.001.173/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. de Bock
  • A. Verschuur
  • J. van de Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor gederfde winst door defecte biertap

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen [appellant] en de besloten vennootschap Warsteiner Benelux B.V. over schadevergoeding als gevolg van een defecte biertap. [Appellant], die in eerste aanleg gedaagde was in conventie en eiser in reconventie, vorderde schadevergoeding voor misgelopen omzet en gederfde winst. De zaak werd behandeld in hoger beroep na een eerdere uitspraak van de rechtbank. Tijdens een comparitie van partijen op 15 december 2008 werd besloten dat het hof de schade schattenderwijs zou vaststellen, in plaats van bewijslevering door [appellant] te laten plaatsvinden.

Het hof heeft vastgesteld dat de kostprijs van een bierfust € 80,- bedraagt en dat uit een fust bier van 50 liter 230 glazen kunnen worden getapt. Met een verkoopprijs van € 1,50 per glas, leidde dit tot een winstderving van € 265,- per fust. [Appellant] stelde dat hij op de bewuste avond 15 fusten had kunnen verkopen, wat resulteerde in een totale winstderving van € 3.975,- voor het bier. Daarnaast werd een winstderving van € 835,20 voor frisdrank vastgesteld, wat de totale schade op € 4.810,20 bracht, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 5 oktober 2004.

Het hof verklaarde [appellant] niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing van de rechtbank omtrent de vordering in conventie. De vordering van [appellant] in reconventie werd echter toegewezen, en Warsteiner werd veroordeeld tot betaling van het schadebedrag, plus de kosten van de procedure in eerste aanleg en het hoger beroep. Het arrest werd uitgesproken op 17 maart 2009.

Uitspraak

Arrest d.d. 17 maart 2009
Zaaknummer 107.001.173/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.W. de Casseres, kantoorhoudende te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap Warsteiner Benelux B.V.,
gevestigd te Tiel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna te noemen: Warsteiner,
advocaat: mr. P. van der Sluis, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 16 september 2008 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na het tussenarrest heeft op 15 december 2008 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, is een proces-verbaal opgemaakt, dat zich bij de stukken bevindt.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Zoals is overwogen in het tussenarrest, is thans nog aan de orde de hoogte van de schade die [appellant] heeft geleden als gevolg van het ter beschikking stellen door Warsteiner aan [appellant] van een niet deugdelijk functionerende tapwagen.
Door partijen is ter comparitie aangegeven dat zij er beiden de voorkeur aan geven wanneer het hof de schade schattenderwijs vaststelt, in plaats van bewijslevering aan de zijde van [appellant] laat plaatsvinden.
Het hof zal derhalve thans overgaan tot het schattenderwijs vaststellen van de omvang van de schade, zulks aan de hand van hetgeen door partijen is gesteld en op basis van de verschillende bewijsstukken, waaronder de schadeopstelling van [appellant] (prod. 4 bij repliek in reconventie).
2. Tussen partijen is niet in geschil - zoals ter comparitie is bevestigd - dat de kostprijs van een bierfust € 80,-- is. Gelet op hetgeen ter comparitie naar voren is gebracht door [appellant] en bij gebreke aan enig nader aanknopingspunt aan de zijde van Warsteiner, neemt het hof aan dat uit een fust bier van 50 liter 230 glazen (plastic bekers van 18 cl) bier kunnen worden gehaald. Uitgaande van een verkoopprijs van € 1,50 per glas, komt dit neer om een winstderving van € 265.-- per fust bier (230 x € 1,50 minus € 80,--).
Voorts gaat het hof er - in het licht van de door [appellant] in het geding gebrachte verklaringen - schattenderwijs vanuit dat [appellant] in de bewuste Nacht van Winschoten van 8 juli 2003 15 fusten bier had kunnen omzetten, zodat zijn totale winstderving voor wat betreft het bier een bedrag van € 3.975,-- beloopt.
3. Door Warsteiner is niet gemotiveerd betwist dat per glas frisdrank een winst kan worden gemaakt van € 1,16 per glas. Schattenderwijs uitgaand van een omzet van 10 kisten á 12 flessen frisdrank en 6 glazen per fles, komt dit neer op een winstderving voor wat betreft de frisdrank van € 835,20.
4. Naar 's hofs oordeel is er geen aanleiding bij de hierboven genoemde bedragen nog overige kosten op te tellen (inhuren bands, standgeld, personeel, glaswerk, reclamekosten). Hoewel aannemelijk is dat deze kosten gemaakt zijn door [appellant] geldt immers dat zij vervolgens weer in mindering zouden moeten worden gebracht op de hierboven genoemde bedragen, om te bepalen wat de gederfde winst zou zijn.
5. Toewijsbaar is derhalve een bedrag van € 3.9750,-- plus € 835,20, derhalve
€ 4.810,20.
Hierover is toewijsbaar de wettelijke rente vanaf de (in hoger beroep) gevorderde ingangsdatum 5 oktober 2004, nu die datum niet gemotiveerd betwist is door Warsteiner.
Slotsom
6. Zoals in het tussenarrest reeds is overwogen, zal [appellant] niet ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep voor zover dit zich richt tegen de beslissing van de rechtbank omtrent de door Warsteiner ingestelde vordering in conventie.
Grief II slaagt. Warsteiner zal een bedrag van € 4.810,20 aan schade moeten vergoeden aan [appellant], te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2004. Als de in hoger beroep grotendeels in het ongelijk te stellen partij zal het hof Warsteiner veroordelen in de kosten van het hoger beroep (tarief I, 2 punten). Voorts zal Warsteiner worden veroordeeld in de kosten van de eerste aanleg, voor zover betrekking hebbend op de reconventie (€ 337,50).
De beslissing
Het gerechtshof:
1. verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dat is gericht tegen de eindbeslissingen ten aanzien van de vordering in conventie, neergelegd in het vonnis van 4 oktober 2005;
2. vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Winschoten van 21 maart 2006, gewezen ten aanzien van de oorspronkelijk reconventionele vordering van [appellant];
en ten aanzien van de oorspronkelijk reconventionele vordering opnieuw rechtdoende:
3. veroordeelt Warsteiner tot betaling aan [appellant] van een bedrag van
€ 4.810,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2004 tot aan de dag der algehele voldoening;
4. veroordeelt Warsteiner in de kosten van de procedure in eerste aanleg, voor zover betrekking hebbend op de reconventie, en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] op € 190,-- aan verschotten en € 337,50 aan geliquideerd salaris voor de advocaat;
5. veroordeelt Warsteiner in de kosten van het hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellant] op € 332,87 aan verschotten en € 1.264,-- aan geliquideerd salaris voor de advocaat,
6. verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. De Bock, voorzitter, Verschuur en Van de Veen, raden, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van 17 maart 2009 in bijzijn van de griffier.