ECLI:NL:GHLEE:2009:BH9149

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000814-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden onder invloed en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1974, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. W.A. Veenstra. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed en had zijn rijbevoegdheid ontzegd gekregen. De tenlastelegging omvatte het rijden onder invloed van alcohol op 4 januari 2008, waarbij het alcoholgehalte in zijn adem 835 microgram per liter bleek te zijn, en het rijden terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd.

De advocaat-generaal vorderde een geldboete en een werkstraf, maar het hof kon niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg correct was uitgevoerd, omdat een pagina van het proces-verbaal ontbrak. Hierdoor werd het vonnis vernietigd en het hof deed opnieuw recht. Het hof achtte de verdachte strafbaar en bewezen dat hij de feiten had gepleegd. De strafmotivering hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn financiële situatie.

Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, en werd hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor negen maanden ontzegd. De tijd dat het rijbewijs ingevorderd was, werd in mindering gebracht op de ontzegging.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000814-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-820045-08
Arrest van 31 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 14 maart 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een geldboete van € 800,00, te voldoen in termijnen, een werkstraf voor de duur van 50 uren subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, en daarnaast tot ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 9 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Van de terechtzitting in eerste aanleg is wel proces-verbaal opgemaakt, maar in het dossier ontbreekt de tweede pagina van dit proces-verbaal. Daarom kan het hof niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden en of het vonnis aan de wettelijke eisen voldoet. Het vonnis zal om deze reden worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 835 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 4 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 835 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
2.
hij op 4 januari 2008, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [straat], een motorrijtuig, personenauto, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
overtreding van artikel 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 4 januari 2008 schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl na onderzoek bleek dat het alcoholgehalte van zijn adem ruimschoots de maximaal toegestane hoeveelheid overschreed. Tevens heeft verdachte op 4 januari 2008 deze personenauto bestuurd terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen bij rechterlijke uitspraak was ontzegd. Verdachte heeft op deze wijze de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen een eerdere rechterlijke uitspraak genegeerd.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte een geldboete niet kan betalen. Verdachte is wel in staat een werkstraf te verrichten, zo heeft de raadsman betoogd.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 30 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat in dit geval de bewezen verklaarde feiten zich lenen voor afdoening door middel van een werkstraf en een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen. Het hof ziet, mede gelet op de ter terechtzitting van het hof naar voren gekomen financiële omstandigheden van verdachte, geen aanleiding de door de advocaat-generaal gevorderde geldboete op te leggen. Het hof acht een werkstraf en een ontzegging van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d en 57 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 9 (oud), 176 (oud) en 179 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van negen maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en
mr. P.J.M. van den Bergh, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier.