ECLI:NL:GHLEE:2009:BH7594

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002366-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens straatroof met geweld en strafverzwarende omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor straatroof, gepleegd op 16 mei 2008, waarbij hij met geweld een hoeveelheid geld en andere goederen heeft weggenomen van het slachtoffer. De tenlastelegging omvatte geweld tegen het slachtoffer, waarbij de verdachte hem op het hoofd heeft geslagen en aan zijn arm heeft getrokken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat heeft geleid tot een strafverzwarende omstandigheid volgens artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, maar de advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van twintig maanden geëist. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling is gedeeltelijk afgewezen, omdat de proeftijd al gedeeltelijk was uitgevoerd. Het hof heeft de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002366-08
Parketnummer eerste aanleg: 17-880207-08
Arrest van 24 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 16 september 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht en voorts dat het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk zal verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van zes maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk opgelegd door de rechtbank te Leeuwarden op 19 januari 2006.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 mei 2008, te [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], op de openbare weg, te weten [straat] en/of [straat], in elk geval enige openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld ((ongeveer) 680 Euro) en/of (een) pakje(s) shag en/of een aansteker, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- die [slachtoffer] op/tegen diens hoofd heeft geslagen en/of
- (hardhandig) aan de arm van die [slachtoffer] heeft gerukt en/of getrokken en/of
- tegen die [slachtoffer] geduwd (tengevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen), zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Overweging omtrent het bewijs van het ten laste gelegde
Verdachte erkent aangever te hebben beroofd van de inhoud van zijn broekzak, welke - naar volgens verdachte eerst later bleek - bestond uit een aanzienlijk geldbedrag en rookwaar. Verdachte erkent ook dat hij aangever heeft geduwd, waardoor deze ten val kwam. Verdachte ontkent evenwel dat hij aangever (hardhandig) aan zijn arm heeft getrokken en hem op het hoofd heeft geslagen.
Het hof overweegt hierover het navolgende.
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte agressief werd toen hij, aangever, geen bolletjes cocaïne van verdachte wilde kopen. Aangever hield daarop zijn hand op zijn rechterbroekzak om de inhoud daarvan veilig te stellen. Verdachte zou vervolgens hard aan zijn arm hebben gerukt en hem op het hoofd hebben geslagen.
Het hof stelt vast dat de foto's van de verwonding aan de rechteronderarm van aangever en die van zijn hoofdwond deze gang van zaken bevestigen. Het hof stelt voorts vast dat verdachte in zijn tweede, ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring (dossierpagina 39) heeft verklaard dat hij de zakken van aangever heeft leeggehaald en de inhoud zonder te kijken in zijn eigen zakken heeft gedaan. Hij verklaart voorts: "Ik heb die man daarna geduwd of geslagen. Ik weet niet meer precies wat ik heb gedaan, maar ik weet nog dat de man op de grond viel."
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij op 16 mei 2008, te [plaats], op de openbare weg, te weten [straat] en/of [straat], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld (ongeveer 680 Euro) en een pakje shag en een aansteker, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- die [slachtoffer] op diens hoofd heeft geslagen en
- hardhandig aan de arm van die [slachtoffer] heeft gerukt en
- tegen die [slachtoffer] (het hof leest in: heeft) geduwd tengevolge waarvan die [slachtoffer] op de grond is gevallen,
zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit gepleegd is op de openbare weg en nog geen vijf jaar zijn verlopen sedert de schuldige een hem wegens een soortgelijk misdrijf opgelegde gevangenisstraf heeft ondergaan.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan straatroof. Hij heeft zich eigendommen van een ander toege-eigend en daarbij geweld gebruikt. Er is daarmee sprake van schending van het eigendomsrecht van aangever, van diens lichamelijke integriteit en, nu het incident plaatsvond op de openbare weg, van schending van de openbare orde. Hoewel verdachte ter terechtzitting meermalen te kennen heeft gegeven dat hij het gebeurde betreurt, kan het hof zich niet aan de indruk onttrekken dat deze spijt in de eerste plaats voortkomt uit het feit dat verdachte door zijn preventieve hechtenis zijn woning is kwijtgeraakt, maar dat hij zich nauwelijks bewust lijkt te zijn van de schade die hij anderen door zijn handelen berokkent.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 3 februari 2009, waaruit blijkt dat verdachte zich sedert zijn komst in Nederland in 1989 frequent heeft schuldig gemaakt aan vermogensdelicten met een geweldscomponent. Verdachte is daarvoor veelal veroordeeld tot gevangenisstraffen met een voorwaardelijk deel. Het hof stelt vast dat deze voorwaardelijke straffen in alle gevallen ten uitvoer zijn gelegd wegens nieuwe strafbare gedragingen in de proeftijd. Voorts kan worden vastgesteld dat er een verband bestaat tussen verdachtes middelengebruik en de aard en omvang van zijn documentatie. Van het in de onderhavige zaak gestolen geld heeft verdachte terstond cocaïne gekocht.
Uit de rapportages van Verslavingszorg Noord-Nederland van 21 mei 2008 en 1 september 2008 komt - onder meer - naar voren dat verdachtes excessieve alcohol- en drugsgebruik weliswaar de laatste jaren is verminderd, maar nog immer een punt van zorg is, temeer daar verdachtes sociale omgeving in overwegende mate bestaat uit mensen uit het drugscircuit, hij een verstoord dag- en nachtritme heeft en mede daardoor geen daginvulling. Voorts ontbreekt het verdachte aan voldoende vaardigheden - zoals kennis van de Nederlandse taal en omgaan met geld - om zich in het dagelijks leven zelfstandig staande te houden. De Verslavingszorg noemt als positieve ontwikkeling dat verdachte dit de laatste jaren onderkent en hij openstaat voor begeleiding en woonondersteuning.
Het hof is van oordeel dat oplegging van een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende reactie is op het bewezen verklaarde feit. Deze gevangenisstraf zal in enige mate van kortere duur zijn dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Het hof heeft daarbij gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, zoals die door de rechtbanken en gerechtshoven worden gehanteerd voor feiten als het onderhavige. In strafmatigende zin heeft het hof laten meewegen dat het geweld relatief beperkt is gebleven. Het hof stelt voorts vast dat aangever - door zich in de nachtelijke uren en in het bezit van een aanzienlijk geldbedrag op te houden op een notoire ontmoetingsplaats voor drugsgebruikers en zich met hen te verstaan - zich aan een zeker risico heeft blootgesteld.
Gelet op het vorenstaande zal het hof verdachte een gevangenisstraf opleggen van na te melden duur.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 17-880221-05)
Bij vonnis van de rechtbank Leeuwarden d.d. 19 januari 2006 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Uit de stukken blijkt dat de proeftijd is ingegaan op 3 februari 2006 en bij beslissing van de politierechter Leeuwarden van 15 mei 2007 met een jaar verlengd.
Bij vordering van 28 juli 2008 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan het in de zaak met het parketnummer 17-880207-08 ten laste gelegde feit.
Nu gebleken is dat veroordeelde het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, komt de vordering van de officier van justitie in beginsel voor toewijzing in aanmerking. Het hof heeft evenwel vastgesteld dat bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 januari 2008 van de politierechter Leeuwarden de tenuitvoerlegging van drie van de voornoemde zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf is gelast, met dien verstande dat verdachte in de plaats daarvan werkstraf mag verrichten. Het hof zal de officier van justitie dan ook in zoverre niet ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof zal deze vordering voor het overige, in casu voor de resterende drie maanden voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 43a, 63, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 19 januari 2006 van de rechtbank Leeuwarden voorwaardelijk opgelegde zes maanden gevangenisstraf, voor zover het gaat om het gedeelte van drie maanden waarvan de tenuitvoerlegging reeds bij onherroepelijk geworden vonnis van 23 januari 2008 van de rechtbank Leeuwarden is gelast, en wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor wat betreft het resterende deel van drie maanden af.
Dit arrest is aldus gewezen door W. Foppen, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. S.H. Wachter, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.