ECLI:NL:GHLEE:2009:BH6264

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000278-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het hof bij vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 13 maart 2009, ging het om de vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van een gevangenisstraf die eerder was opgelegd. De advocaat-generaal had op 16 april 2008 een vordering ingediend, omdat de veroordeelde zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De zaak werd behandeld tijdens een openbare zitting op 27 februari 2009, waar zowel de advocaat-generaal als de veroordeelde aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich had gehouden aan de voorschriften van de reclassering, maar dat het toezicht was beëindigd omdat hij zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit. De kern van de zaak was de vraag of het hof bevoegd was om kennis te nemen van de vordering tot tenuitvoerlegging. Het hof oordeelde dat, aangezien het niet ging om een overtreding van een bijzondere voorwaarde, maar om het plegen van een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd, de rechtbank in eerste aanleg bevoegd was om deze vordering te behandelen, zoals bepaald in artikel 14g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Uiteindelijk verklaarde het hof zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen, en verwees de zaak terug naar de rechtbank. Dit arrest benadrukt de scheiding van bevoegdheden tussen het hof en de rechtbank in het kader van vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straffen, en onderstreept het belang van de juiste procedurele afhandeling van dergelijke zaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van 13 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op de vordering ex artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht van de advocaat-generaal bij het ressortsparket te Leeuwarden van 16 april 2008, in de strafzaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren [1983] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans verblijvende in de P.I. Noord - gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
ter terechtzitting verschenen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal vordert dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de bij arrest van dit hof van 18 januari 2006 opgelegde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan de volgende bijzondere voorwaarde is gesteld:
- dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen door die instelling hem in zijn reclasseringsbelang te geven.
De behandeling
Het hof heeft gezien de stukken. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van
27 februari 2009.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en de veroordeelde.
De bevoegdheid van het hof
Blijkens het Afloopbericht toezicht d.d. 13 februari 2008 van Verslavingszorg Noord Nederland heeft de veroordeelde zich gehouden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering. Het toezicht is desondanks beëindigd omdat de veroordeelde zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Nu het niet gaat om een overtreding van een bijzondere voorwaarde, maar om het plegen van een strafbaar feit voor het einde van de proeftijd, is ingevolge artikel 14g, derde lid, Wetboek van strafrecht niet het hof bevoegd ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging, maar de rechtbank die in eerste aanleg tot kennisneming van dat nieuwe feit bevoegd is.
De uitspraak
Het hof:
verklaart zich onbevoegd om van de vordering kennis te nemen.
Dit arrest is gewezen door mr. H.J. Deuring, als voorzitter en mrs. H.M. Poelman en J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter, als griffier.