ECLI:NL:GHLEE:2009:BH6257

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
000740-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang wegens onvindbaarheid veroordeelde na ontnemingsmaatregel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 13 maart 2009 een beschikking gegeven in een ontnemingszaak. De veroordeelde was eerder veroordeeld tot betaling van een geldbedrag van € 1.061.225,10 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Na executie van de gelegde beslagen resteerde er een openstaande vordering van € 865.470,-. De veroordeelde heeft echter geen enkele betaling verricht en heeft niet gereageerd op aanschrijvingen van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Bovendien is de veroordeelde onvindbaar voor justitie, aangezien er geen adres meer bekend is.

De advocaat-generaal heeft verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van drie jaren, op grond van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. Het hof heeft in de openbare raadkamer van 27 februari 2009 de advocaat-generaal gehoord en heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder de vordering. Het hof oordeelt dat, gezien de omstandigheden en het feit dat de veroordeelde niet heeft verzocht om vermindering of kwijtschelding van het verschuldigde bedrag, de vordering van de advocaat-generaal moet worden toegewezen.

Het hof verleent daarom verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van drie jaren. Dit besluit is genomen met inachtneming van de wettelijke bepalingen en de onvindbaarheid van de veroordeelde, die in staat wordt geacht de ontnemingsmaatregel te voldoen, maar dit niet heeft aangetoond. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Beschikking d.d. 13 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, openbare raadkamer, op de vordering van de advocaat-generaal ex artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering betreffende de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren op [1949] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet verschenen.
De inhoud van de vordering
Aan de veroordeelde is bij uitspraak van dit hof d.d. 10 april 2006 een maatregel ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, te weten de verplichting tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 1.061.225,10 ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel. De openstaande vordering bedraagt na executie van de gelegde beslagen
€ 865.470,-.
De veroordeelde heeft in het geheel geen betalingen gedaan en evenmin gereageerd op aanschrijvingen van het CJIB. Uit gegevens van het Meldpunt ongebruikelijke transacties blijkt echter dat in 2007 regelmatig gelden zijn overgemaakt naar Kenia door de partner van veroordeelde.
Conform artikel 573 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering is afgezien van het nemen van verhaal op grond van de artikelen 575 en 576 van het Wetboek van Strafvordering, aangezien veroordeelde onvindbaar is.
Naar het oordeel van de advocaat-generaal moet de veroordeelde in staat worden geacht de opgelegde ontnemingsmaatregel te kunnen voldoen en ligt het op zijn weg om aannemelijk te maken dat hij niet in staat is om aan de betalingsverplichting te voldoen. Bij de vordering d.d. 22 december 2008 vraagt de advocaat-generaal daarom verlof om een lijfsdwang voor de duur van drie jaren ten uitvoer te leggen.
De behandeling in raadkamer
Het hof heeft in de openbare raadkamer van 27 februari 2009 gehoord de advocaat-generaal.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken, waaronder de vordering.
Beoordeling van de vordering
Artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat, indien de veroordeelde niet voldoet aan het vonnis of arrest waarbij de verplichting is opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, en volledig verhaal op grond van de artikelen 574 tot en met 576 van het Wetboek van Strafvordering op diens vermogen niet mogelijk is gebleken, de rechter op vordering van de officier van justitie verlof kan verlenen tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang van ten hoogste drie jaar. Ingevolge het vierde lid van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering wordt de vordering niet toegewezen, indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is aan de betalingsverplichting te voldoen.
Vaststaat dat veroordeelde niet heeft gereageerd op aanschrijvingen van het CJIB en in het geheel geen betalingen heeft gedaan. Voorts is niet gebleken van verdere verhaalsmogelijkheden. Van de veroordeelde is geen adres meer bekend, zodat hij onvindbaar is voor justitie.
Onder deze omstandigheden, alsmede in aanmerking genomen dat de veroordeelde niet op grond van artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering om vermindering dan wel kwijtschelding van het door hem verschuldigde bedrag heeft verzocht, is het hof van oordeel dat de vordering van de advocaat-generaal om verlof tot tenuitvoerlegging van lijfsdwang te verlenen dient te worden toegewezen. Het hof zal de vordering toewijzen voor de duur van drie jaren.
HET HOF,
BESCHIKKENDE:
verleent de advocaat-generaal verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang voor de duur van drie jaren.
Aldus gegeven door mr. H.J. Deuring als voorzitter, mrs. H.M. Poelman en J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. H. de Ruijter als griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier voornoemd.