ECLI:NL:GHLEE:2009:BH5895

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000085-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, diefstal en mishandeling met verminderde toerekeningsvatbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 12 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van vernieling, diefstal en mishandeling, gepleegd op 29 september 2007. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij de strafoplegging werd rekening gehouden met vier ad informandum gevoegde soortgelijke feiten en de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en andere geestelijke aandoeningen. De politierechter had eerder een straf opgelegd, maar het hof vernietigde het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen en deed opnieuw recht. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van zes maanden, en het hof volgde deze eis, maar zonder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, aangezien de verdachte al vrijwillig contact had met hulpverleners. Het hof verklaarde de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de beslissing van de politierechter inzake de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, waarbij de verdachte reeds vele malen was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000085-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-670440-07
Parketnummer tul: 18-670048-05
Arrest van 12 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 7 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.M.M.M. Vogels, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de uitspraak van de politierechter inzake de vordering tot tenuitvoerlegging gegrond op overtreding van de bijzondere voor-waarde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen, nu daartegen geen hoger beroep openstaat.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof het openbaar ministerie ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging gegrond op overtreding van de algemene voorwaarde niet-ontvankelijk zal verklaren en dat het hof de politierechter ter zake van de vordering tot tenuitvoerlegging gegrond op overtreding van de bijzondere voorwaarde onbevoegd zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, voor zover aan hoger beroep onderworpen, vernietigen en in zoverre opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegde dat:
1.
hij op of omstreeks 29 september 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk en weder-rechtelijk een paraplu, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 29 september 2007 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een blikje cola berenburg en/of een fles(je) wodkaplus, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Edah, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 29 september 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
- (met kracht) bij de keel heeft (vast)gepakt en/of
- een stomp/klap tegen de wang heeft gegeven,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 29 september 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een paraplu, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield;
2.
hij op 29 september 2007 in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een blikje cola berenburg en een fles wodkaplus, toebehorende aan het winkelbedrijf Edah;
3.
hij op 29 september 2007 in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]),
- met kracht bij de keel heeft vastgepakt en
- een stomp/klap tegen de wang heeft gegeven,
waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
onder 2:
diefstal;
onder 3:
mishandeling.
Strafbaarheid
Omtrent verdachte is door T.W.D.P. van Os, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, op 24 december 2007 naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten een psychiatrisch rapport uitgebracht, welk rapport - zakelijk weergegeven - als conclusie inhoudt dat er bij verdachte overtuigende aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis van de geest-vermogens in de vorm van schizofrenie, gedesorganiseerd type, cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik en dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geest-vermogens in de zin van een persoonlijkheidsstoornis waarin afhankelijk en antisociaal gedrag de boventoon voert. Daarnaast is er bij verdachte sprake van een verstandelijke beperking. Aan deze ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van de geest-vermogens leed verdachte ook al ten tijde van het begaan van de ten laste gelegde feiten. Verdachte dient volgens Van Os met betrekking tot het ten laste gelegde als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te worden beschouwd.
Het hof neemt deze conclusie over en maakt die tot de zijne.
Nu niet is gebleken dat verdachte het ten laste gelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 29 september 2007 schuldig gemaakt aan een drietal strafbare feiten, te weten vernieling, diefstal en mishandeling. Met zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van aangever[benadeelde] en het winkelbedrijf Edah en heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever [slachtoffer]. Het gebeurde heeft grote indruk gemaakt op aangever [benadeelde], die ten tijde van de vernieling bijna 72 jaar oud was, en moet ook op [slachtoffer] een grote impact hebben gehad, nu deze zonder enige aanleiding door verdachte werd aangevallen op straat.
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte zich aan
vier soortgelijke strafbare feiten schuldig heeft gemaakt. Deze strafbare feiten zijn ad informandum gevoegd en vermeld op de inleidende dagvaarding, onder de parket-nummers 18.654575-07, 18.654785-07 (2 feiten) en 18.655954-07. Het hof zal deze feiten, die verdachte ter terechtzitting van het hof heeft erkend te hebben begaan, meewegen in de aan verdachte op te leggen straf, waarmee deze feiten zijn afgedaan.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten. Voorts wordt rekening gehouden met de sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is een gevangenis-straf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal een deel van deze straf in voorwaardelijke vorm opleggen. Dit voorwaardelijke deel van de straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Het hof zal - conform de eis van de advocaat-generaal en het pleidooi van de raadsman - aan het voorwaardelijke deel van de straf niet de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht verbinden, nu ter terechtzitting van het hof is gebleken dat verdachte reeds op vrijwillige basis contacten met de reclassering en andere hulpverleners onderhoudt en ook in de toekomst zal onderhouden.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de rechtbank Groningen van 11 augustus 2005, parketnummer
18-670048-05, is verdachte (onder meer) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met een proeftijd van twee jaren. Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat dit vonnis onherroepelijk is geworden op 26 augustus 2005 en dat de proeftijd is geëindigd op 25 augustus 2007. De officier van justitie heeft op 4 januari 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, aangezien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de bewezen verklaarde feiten.
De vordering van de officier van justitie is niet ingediend binnen drie maanden na het verstrijken van de proeftijd. Gelet hierop zal het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 (oud), 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de beslissing van de politierechter inzake de op overtreding van de bijzondere voorwaarde gegronde vordering tot tenuitvoerlegging;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor zover aan hoger beroep onderworpen, en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van drie maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in zijn op overtreding van de algemene voorwaarde gegronde vordering tot tenuitvoerlegging van de door de rechtbank Groningen voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden (parketnummer 18-670048-05).
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J.P. van Stempvoort en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.