ECLI:NL:GHLEE:2009:BH5893

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
12 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000258-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijke overtreding van de Opiumwet met betrekking tot amfetamine

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor opzettelijke overtreding van artikel 2, onder C, van de Opiumwet. De verdachte, geboren in 1979, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 4 gram amfetamine op 30 oktober 2007 in de gemeente [gemeente]. De politierechter in de rechtbank Assen had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen en had beslist over de in beslag genomen voorwerpen. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 60 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd verbeurdverklaring van de in beslag genomen spiegel en onttrekking van de bijl aan het verkeer gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft begaan. De verdachte is strafbaar verklaard, waarbij het hof geen strafuitsluitingsgronden aanwezig achtte. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. De opgelegde straf bestaat uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en een werkstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de werkstraf.

Het arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Leeuwarden, met mr. A.J. Rietveld als voorzitter, en mr. P. Koolschijn en mr. J.P. van Stempvoort als leden, in aanwezigheid van griffier mr. E. Hoekstra.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000258-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-621907-07
Arrest van 12 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
21 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en heeft omtrent de in beslag genomen voorwerpen beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de in beslag genomen spiegel zal verbeurdverklaren en de in beslag genomen bijl zal onttrekken aan het verkeer.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 30 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4 gram, althans een hoeveelheid, amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij de deze wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 oktober 2007, in de gemeente [gemeente], opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
4 gram amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 30 oktober 2007 schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet door opzettelijk ongeveer vier gram amfetamine (speed) aanwezig te hebben.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte in 2005 ook al eens is veroordeeld ter zake van overtreding van de Opiumwet.
Gelet op de ernst van het feit, in samenhang bezien met verdachtes justitiële verleden, is een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast zal een voor-waardelijke gevangenisstraf van na te melden duur worden opgelegd. Deze straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud) en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- een spiegel;
- een bijl.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. P. Koolschijn en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.