Parketnummer: 24-000262-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-830225-07
Arrest van 10 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van 21 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, een maatregel opgelegd en op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde misdrijf zal veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek alsmede dat de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij geheel zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te [plaats] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte
- dreigend tegen die [slachtoffer 1], meermalen, althans eenmaal, heeft gezegd dat hij verdachte, geld wilde, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd: "Dus je wilt mij geen geld geven" en/of "wat 10 euro ik ga niet weg je zult naar beneden moeten gaan om te pinnen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
- een parfum flesje, althans een hard voorwerp tegen/door een tussenruit heeft gegooid/smeten en aldus een dreigende situatie heeft doen ontstaan en/of
- een metalen pannendrager, althans een hard voorwerp naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid/gesmeten;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
verdachte op of omstreeks 15 juli 2007, te en in de gemeente [gemeente], [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, bestaande hierin, dat verdachte toen aldaar, zich bevindende op enige/korte afstand van die [slachtoffer 1], opzettelijk dreigend een metalen pannendrager, althans een hard voorwerp naar en/of in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid/gesmeten;
hij op of omstreeks 15 juli 2007 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruiten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 juli 2007 te [plaats] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag toebehorende aan [slachtoffer 1], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij verdachte
- dreigend tegen die [slachtoffer 1], meermalen, heeft gezegd dat hij verdachte, geld wilde, en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Dus je wilt mij geen geld geven" en "wat 10 euro ik ga niet weg je zult naar beneden moeten gaan om te pinnen",
- een parfum flesje tegen een tussenruit heeft gegooid en aldus een dreigende situatie heeft doen ontstaan en
- een metalen pannendrager in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 15 juli 2007 te [plaats] schuldig gemaakt aan afpersing. Verdachte heeft zijn ex-vriendin, [slachtoffer 1], door geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van een geldbedrag. Door het plegen van dit feit heeft verdachte een uiterst bedreigende situatie geschapen. Hierdoor is niet alleen een gevoel van angst en onveiligheid bij [slachtoffer 1] teweeggebracht, maar is ook inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 4 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Het hof acht gelet op deze feiten en omstandigheden de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden.
Benadeelde partij [benadeelde]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof is van oordeel dat de schade die de benadeelde partij vordert, het rechtstreekse gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Derhalve zal het hof de vordering in zijn geheel toewijzen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedings-maatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud) en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van vierhonderdvijfenvijftig euro en acht cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdvijfenvijftig euro en acht cent ten behoeve van het slachtoffer, [benadeelde], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.