ECLI:NL:GHLEE:2009:BH5251

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000440-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met voorwaardelijke werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 9 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte was eerder veroordeeld voor mishandeling van twee personen, [benadeelde 1] en [benadeelde 2], op 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente]. De politierechter had de verdachte een straf opgelegd en de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding behandeld. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, en dat de vordering van benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding zou worden toegewezen, terwijl de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zou worden verklaard. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en heeft deze gekwalificeerd als mishandeling.

De strafmotivering van het hof is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft rekening gehouden met het voorlichtingsrapport van de reclassering, waaruit blijkt dat de verdachte in het verleden in aanraking is gekomen met justitie, maar dat hij uit het criminele circuit is gestapt. Gezien het onderliggende conflict tussen de verdachte en [benadeelde 1] en het feit dat de verdachte niet recentelijk voor strafbare feiten is veroordeeld, heeft het hof besloten om een voorwaardelijke werkstraf van 60 uren op te leggen.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door het hof beoordeeld. De vordering van [benadeelde 1] tot schadevergoeding is afgewezen, omdat de gestelde kosten niet als schade door de bewezenverklaarde mishandeling kunnen worden aangemerkt. De vordering van [benadeelde 2] is niet-ontvankelijk verklaard, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Het hof heeft de benadeelde partijen in de kosten van het geding veroordeeld, die zijn begroot op nihil. Het arrest is ondertekend door de voorzitter en de andere rechters, met uitzondering van mr. Lolkema, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000440-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-621518-07
Arrest van 9 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
25 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende hechtenis, en dat het hof zal toewijzen de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letselheeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan met dien verstande dat
1.
hij op 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 1] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 27 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [benadeelde 2] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1 en 2 telkens: mishandeling.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 27 augustus 2007 te[plaats] schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn collega [benadeelde 1]. Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde 1] in het gezicht heeft geslagen, omdat hij onenigheid had met [benadeelde 1] over een auto die hij van [benadeelde 1] had gekocht. Verdachte heeft daarbij zo hard geslagen dat [benadeelde 1] enige tijd buiten bewustzijn is geweest. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan mishandeling van [benadeelde 2]. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zowel [benadeelde 1] als [benadeelde 2].
Uit het verdachte betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 december 2008 blijkt dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, zij het niet in het recente verleden.
Het hof heeft bij de strafoplegging voorts rekening gehouden met het voorlichtingsrapport van de reclassering d.d. 22 november 2007, opgemaakt door H. Kregel-Stoel, waaruit blijkt dat verdachte in het verleden weliswaar veel in aanraking is gekomen met justitie, maar dat hij uit het criminele circuit is gestapt en dat verdachte, ondanks de bij hem geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek, boven verwachting presteert.
Het hof is van oordeel dat in beginsel voor de beide bewezenverklaarde mishandelingen een onvoorwaardelijke werkstraf passend en geboden is. Gelet op het onderliggende conflict tussen verdachte en [benadeelde 1] en mede gelet op de omstandigheid dat verdachte in het recente verleden niet voor strafbare feiten is veroordeeld, acht het hof echter een geheel voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Benadeelde partijen
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg hebben gevoegd, dat zij in hun vorderingen tot schadevergoeding in eerste aanleg niet ontvankelijk zijn verklaard en dat zij zich binnen de grenzen van hun in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in hoger beroep opnieuw hebben gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van hun in eerste aanleg gedane vorderingen tot schadevergoeding in hoger beroep voort.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] tot schadevergoeding heeft betrekking op door [benadeelde 1] gemaakte kosten betreffende vervanging van brillenglazen. Nu deze door [benadeelde 1] gestelde kosten niet zijn aan te merken als schade die aan hem rechtstreeks is toegebracht door de bewezenverklaarde mishandelingen, is het hof van oordeel dat [benadeelde 1] als benadeelde partij niet kan worden ontvangen in de vordering tot schadevergoeding.
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] tot schadevergoeding is - gelet op de betwisting daarvan door verdachte - naar het oordeel van het hof niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in het strafgeding. Derhalve dient de benadeelde partij [benadeelde 2] in de vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het voorgaande dienen de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 1] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 2] in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van A.L. Wilkens als griffier, zijnde mr. Lolkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.