ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4534

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002288-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens valsheid in geschrift en voordeel trekken uit misdrijf in het kader van bijstandswetgeving

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 3 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1966 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie heeft echter hoger beroep ingesteld, wat leidde tot een onderzoek in hoger beroep. De verdachte was niet verschenen, waardoor het hof verstek verleende. De advocaat-generaal vorderde een werkstraf van 180 uren, met een voorwaardelijke straf van 100 uren en een proeftijd van twee jaren.

De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: ten eerste het opzettelijk gebruik maken van de woning van een mededader en de voorzieningen daarin, terwijl de verdachte wist dat de kosten daarvan betaald werden uit een uitkering die door valsheid in geschrift was verkregen. Ten tweede het valselijk opmaken van een rechtmatigheidsonderzoeksformulier, waarbij de verdachte en zijn mededader opzettelijk onjuiste informatie verstrekten over hun inkomsten. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk voordeel had getrokken uit door misdrijf verkregen middelen.

Het hof vernietigde het eerdere vonnis en verklaarde de feiten bewezen, waarbij het de verdachte strafbaar achtte. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd. De verdachte had samengewoond met zijn partner, die een uitkering ontving, en had nagelaten zijn eigen inkomsten als zanger op te geven. Het hof legde een zwaardere straf op dan aan de partner, omdat de verdachte meer voordeel had getrokken uit de situatie. De uitspraak is gedaan op basis van de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002288-06
Parketnummer eerste aanleg: 17-618041-06
Arrest van 3 maart 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 27 september 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, waarvan 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Hieronder is opgenomen het verdachte ten laste gelegde, zoals vermeld op de inleidende dagvaarding.
Verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2002 tot en met 26 mei 2004, te [plaats 1], (althans) in de gemeente [gemeente 1], in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning van [mededader], gelegen aan of bij [straat] te [plaats 1], en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas en/of elektriciteit en/of water, en althans (telkens) opzettelijk eet- en/of drinkwaren heeft genuttigd, terwijl hij, verdachte, wist en/of/althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de vaste lasten (gas en/of elektriciteit en/of water) en/of (de huur van) die woning en/of de eet- en/of drinkwaren (telkens) geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand, welke door [mededader], - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte of door oplichting of door verduistering, in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2004 tot en met 26 december 2004, te [plaats 2], (althans) in de gemeente [gemeente 2], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een Rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB van de gemeente [gemeente 2], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van het inkomen en/of de werkzaamheden en/of het vermogen, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader ([mededader]), althans alleen, (telkens) valselijk als antwoord op de vraag (zakelijk weergegeven) "Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten ontvangen", vermeld en/of aangekruist en/of doen of laten aankruisen "nee", zulks terwijl hij, verdachte en/of verdachtes mededader (telkens) in de periode waarop dat formulier betrekking had inkomen/inkomsten heeft/hebben genoten uit zijn, verdachtes, werkzaamheden als zanger en/of heeft hij, verdachte en/of verdachtes mededader (telkens) door ondertekening van dat formulier, (telkens) in strijd met de waarheid verklaard (zakelijk weergegeven) alle op dat formulier voorkomende gegevens naar waarheid te hebben ingevuld;
Het hof heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt daardoor niet in enig belang geschaad.
Overweging omtrent de rechtmatigheid van het bewijs
De politierechter heeft verdachte vrijgesproken van het hem ten laste gelegde. Reden daarvoor was dat het dossier geen bevel stelselmatige observatie bevatte, zodat de politierechter de rechtmatigheid van de uitgevoerde stelselmatige observaties niet kon toetsen.
De officier van justitie beroept zich in zijn appelmemorie op een binnen het arrondissement Leeuwarden geldende afspraak tussen parket, rechtbank en advocatuur dat het zogeheten BOB-dossier niet bij de stukken wordt gevoegd, maar desgevraagd kan worden ingezien en waarvan op verzoek een afschrift wordt verstrekt.
Wat daar van zij, het hof stelt vast dat de betreffende stukken thans aan het dossier zijn toegevoegd en dat deze geen onregelmatigheden bevatten.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 juli 2002 tot en met 26 mei 2004, te [plaats 1], in de gemeente [gemeente 1], meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning van [mededader], gelegen aan of bij [straat] te [plaats 1], en de in die woning aanwezige voorzieningen, terwijl hij, verdachte, wist dat de vaste lasten geheel werden betaald van een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en de Wet werk en bijstand, welke door [mededader], - met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde - door valsheid in geschrifte was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken;
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 mei 2004 tot en met 26 december 2004, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente 2], tezamen en in vereniging met een ander meermalen een geschrift, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - te weten een Rechtmatigheidsonderzoeksformulier WWB van de gemeente [gemeente 2], waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van het inkomen en het vermogen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met verdachtes mededader ([mededader]), telkens valselijk als antwoord op de vraag "Heeft u en/of uw partner in deze periode inkomsten ontvangen", aangekruist "nee", zulks terwijl hij, verdachte, telkens in de periode waarop dat formulier betrekking had inkomen/inkomsten heeft genoten uit zijn, verdachtes, werkzaamheden als zanger en hebben verdachte en verdachtes mededader telkens door ondertekening van dat formulier, in strijd met de waarheid verklaard (zakelijk weergegeven) alle op dat formulier voorkomende gegevens naar waarheid te hebben ingevuld;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft samengewoond van 1 juli 2002 tot en met 26 december 2004. Zijn toenmalige partner genoot een uitkering op grond van de Algemene Bijstandswet en, met ingang van 1 januari 2004, de Wet Werk en Bijstand. Zij heeft tot 26 mei 2004 nagelaten om op de daartoe bestemde formulieren te vermelden dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met verdachte. Zijn toenmalige partner betaalde van haar op onjuiste gronden verkregen uitkering de vaste lasten van de gezamenlijk bewoonde woning en - veelal - ook de kosten van levensonderhoud. Verdachte, die als zanger eigen inkomsten genoot, heeft daardoor voordeel getrokken uit op grond van valsheid in geschrift verkregen uitkeringsgelden.
In de onder 2 bewezen verklaarde periode van mei tot december 2004 hebben verdachte en zijn toenmalige partner weliswaar aan de uitkeringverstrekkende gemeente opgegeven dat zij samenwoonden, maar vervolgens heeft verdachte verzuimd de inkomsten uit zijn optredens als zanger te vermelden. Verdachte heeft daardoor op strafbare wijze oneigenlijk gebruik gemaakt van voorzieningen die bedoeld zijn voor diegenen die niet in het eigen levensonderhoud kunnen voorzien.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatie- register d.d. 17 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte meermalen is veroordeeld.
De advocaat-generaal heeft voor wat betreft de straftoemeting in haar vordering aansluiting gezocht bij hetgeen de toenmalige partner van verdachte is opgelegd. Het hof is echter van oordeel dat het feitelijk door verdachte genoten voordeel groter is dan dat van zijn toenmalige partner. Uit de stukken blijkt dat zij niet alleen haar terugbetalingsverplichtingen nakomt, maar ook het leeuwendeel van de kosten van de gezamenlijke huishouding voor haar rekening heeft genomen, terwijl verdachte zijn inkomsten voornamelijk voor eigen gebruik behield. Deze ongelijkheid dient naar het oordeel van het hof te leiden tot een andere straf dan de straf die aan de toenmalige partner van verdachte is opgelegd. Het hof zal daarom, anders dan de advocaat-generaal, aansluiten bij de in eerste aanleg door de officier van justitie geformuleerde eis en verdachte een werkstraf opleggen van na te melden duur.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud), 225 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. S.J. van der Woude en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mrs. Lahuis en Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.