ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4221

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000380-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor dronken rijden met recidive

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor dronken rijden. De verdachte, geboren in 1961 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, is op 23 juni 2005 betrapt op het rijden onder invloed van alcohol. Bij een ademonderzoek bleek het alcoholgehalte 425 microgram per liter lucht te zijn, wat aanzienlijk boven de toegestane 220 microgram ligt. De politierechter in de rechtbank Groningen had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn.

Bij de straftoemeting heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, wat wijst op recidive. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de boete niet wordt betaald. Daarnaast is de verdachte voor zes maanden de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen ontzegd. Het hof heeft ook bepaald dat de bijkomende straf niet zal worden uitgevoerd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000380-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-650966-05
Arrest van 27 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 23 januari 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1961] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken, en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van vierentwintig maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd, dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 425 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 23 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 425 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft op 23 juni 2005 op de openbare weg te [plaats] een personenauto bestuurd na het gebruik van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte van verdachtes adem was op dat moment wezenlijk hoger dan de toegestane 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, te weten 425 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht. Verdachte heeft hiermee de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 november 2008 - vele malen eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat, gelet op de hardnekkigheid waarmee verdachte blijft recidiveren, naast een geldboete van na te melden hoogte tevens een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid aan verdachte dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de hoogte van de boete houdt het hof rekening met de financiële en persoonlijke omstandigheden van verdachte, voor zover daarvan is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 23(oud), 24(oud), 24c(oud) en 63(oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8(oud), 176(oud) en 179(oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden ;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.A. Wiarda en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.