ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3890
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De veroordeelde was eerder door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van oplichting, waarbij hij voordeel had verkregen uit zijn strafbare handelingen. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde € 20.342,43 bedraagt, en heeft hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van dat voordeel. De rechtbank had eerder een hoger bedrag van € 26.303,- vastgesteld, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De advocaat-generaal had gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 22.065,05 zou worden vastgesteld, maar het hof heeft de berekening van het voordeel gebaseerd op de opbrengsten van de gepleegde feiten en de gemaakte kosten. Het hof heeft de draagkracht van de veroordeelde in overweging genomen, maar heeft het verweer van de raadsman verworpen, omdat niet aannemelijk was dat de veroordeelde in de toekomst niet zou kunnen betalen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de raadsman van de veroordeelde, die de veroordeelde bijstond in de procedure. Het hof heeft de verdeling van het voordeel tussen de medeveroordeelden vastgesteld op basis van een eerder gemaakte afspraak, waarbij 50% naar de medeveroordeelde 1 zou gaan en de resterende 50% gelijkelijk verdeeld zou worden tussen de andere medeveroordeelden. Het hof heeft de verplichting tot betaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat opgelegd, waarmee het hof de eerdere uitspraak van de rechtbank heeft herzien.