ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3877

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000950-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel na oplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Groningen. De veroordeelde was eerder door de rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van oplichting, waarbij hij wederrechtelijk voordeel had verkregen. Het hof heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel € 43.084,86 bedraagt, en heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen ter ontneming van dat voordeel. De rechtbank had eerder een lager bedrag van € 28.703,- vastgesteld, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan. De zaak betreft een periode van oplichting van 28 maart 2005 tot 20 juli 2005, waarbij de veroordeelde samen met anderen handelde. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel uitvoerig besproken, inclusief de opbrengsten en kosten die de veroordeelde had gemaakt. De advocaat-generaal had een vordering ingediend voor een bedrag van € 40.014,61, maar het hof heeft uiteindelijk een hoger bedrag vastgesteld. De verdediging heeft betoogd dat de veroordeelde slechts € 20.000,- had verkregen, maar dit werd door het hof verworpen. Het hof heeft de verdeling van het voordeel tussen de veroordeelden vastgesteld op basis van gemaakte afspraken, waarbij de veroordeelde 50% van het voordeel zou ontvangen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de raadsman van de veroordeelde, terwijl de veroordeelde zelf niet ter terechtzitting aanwezig was.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000950-07 (ontneming)
Parketnummer eerste aanleg: 18-670473-06
Arrest van 24 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
26 maart 2007, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. R. Skála, advocaat te Haren (Gr).
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 26 maart 2007 van voormelde rechtbank in de strafzaak met parketnummer 18-670473-06, het door veroordeelde door middel van de door hem gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 28.703,- en hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 12 maart 2007.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel zal worden vastgesteld op € 40.014,61 en dat aan veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat, ter ontneming van dat voordeel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Groningen (parketnummer 18-670473-06) ter zake van (het medeplegen van) oplichting, meermalen gepleegd, in de periode van 28 maart 2005 t/m 20 juli 2005 in de gemeente [gemeente 1], de gemeente [gemeente 2] en elders in Nederland, veroordeeld tot straf. Tevens is beslist op vorderingen van benadeelde partijen.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen. Er zijn tevens voldoende aanwijzingen dat hij voordeel heeft verkregen door middel van soortgelijke feiten als die waarvoor hij is veroordeeld.
Bij de bepaling van de hoogte van het geschatte voordeel is het hof uitgegaan van de volgende berekening.
Opbrengsten
Het geld voor bestellingen gedaan bij [naam] moest worden overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer]. Uit het bij deze rekening behorende rekeningafschrift van 31 mei 2005 blijkt dat er in mei 2005 € 65.315,11 is bijgeschreven. In dezelfde periode hebben zeven storneringen plaatsgevonden tot een totaalbedrag van € 1.801,-. [naam] heeft derhalve een bedrag van € 65.315,11 minus € 1.801,- = € 63.514,11 opgebracht.
Het inschrijfgeld voor thuiswerkgarant moest worden overgemaakt naar girorekening [rekeningnummer]. Uit de rekeningafschriften behorende bij deze rekening blijkt dat er in de periode van 29 maart 2005 t/m 20 juli 2005 een bedrag van € 25.155,60 is bijgeschreven. Er is in totaal een bedrag van € 346,50 teruggestort. Thuiswerkgarant heeft derhalve een bedrag van € 25.155,60 minus € 346,50 = € 24.809,10 opgebracht.
Kosten
Voor huur, gebruik telefoon en servicekosten is volgens mededeling van een mede-werker van de verhuurder in totaal een bedrag van € 1.780,- betaald.
Uit een rekeningafschrift van 31 maart 2005 behorende bij de rekening met nummer [rekeningnummer] blijkt dat op 23 maart 2005 € 1.100,- is overgemaakt naar [bedrijf], een bedrijf dat kantoorartikelen levert.
Volgens mededeling van medeveroordeelde [medeveroordeelde 1] is € 600,- betaald aan web-servers voor [naam] en thuiswerkgarant.
Uit rekeningafschriften behorende bij de rekening met nummer 4229919 blijkt dat € 425,49 aan advertentiekosten is gemaakt.
Voordeel
Gelet op het voorgaande wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op een bedrag van:
Opbrengst [naam] € 63.514,11
Opbrengst thuiswerkgarant € 24.809,10 +
Totale opbrengst € 88.323,21
Huur etc. € 1.780,-
[bedrijf] € 1.100,-
Webservers € 600,-
Advertentiekosten € 425,49 +
Totale kosten € 3.905,49
Totale opbrengst € 88.323,21
Totale kosten € 3.905,49 -
Voordeel € 84.417,72
Benadeelde partijen
In het hierboven reeds genoemde vonnis van de rechtbank Groningen van 26 maart 2007 in de strafzaak tegen veroordeelde, zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.048,-. Dit bedrag zal in mindering worden gebracht op het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat. Derhalve resteert een tussen de veroordeelden te verdelen bedrag van € 84.417,72 minus € 3.048,- = € 81.369,72.
Verdeling
Het hof zal in tegenstelling tot de rechtbank niet overgaan tot een pondspondsgewijze verdeling van het verkregen voordeel tussen de drie veroordeelden, nu er voldoende aanwijzingen zijn dat er feitelijk een andere verdeling heeft plaatsgevonden. Elk van de drie veroordeelden heeft onafhankelijk van de anderen verklaard dat er was afgesproken dat 50% van het geld naar [verdachte] zou gaan en dat de resterende 50% gelijkelijk verdeeld zou worden tussen [medeveroordeelde 2] en [medeveroordeelde 1]. Deze afspraak was gegrond in het feit dat [verdachte] het meeste risico liep om gepakt te worden, omdat de bedrijven en rekeningen op zijn naam stonden. Het hof zal het verkregen voordeel derhalve verdelen volgens de volgende verdeelsleutel: 50% voor [verdachte], 25% voor [medeveroordeelde 1] en 25% voor [medeveroordeelde 2].
Het door [verdachte] wederrechtelijk verkregen voordeel wordt derhalve vastgesteld op een bedrag van (50% van
€ 81.369,72) € 40.684,86.
Voordeel uit verhuur woning
In aanvulling op het hierboven genoemde bedrag heeft veroordeelde ook voordeel verkregen uit de verhuur van zijn woning. Uit de aangiftes 70 t/m 72 blijkt dat veroordeelde hiermee € 2.400,- heeft verdiend.
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het voorgaande en op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen stelt het hof het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 40.684,86 + € 2.400,- = € 43.084,86.
Bespreking verweren / standpunten
De raadsman van veroordeelde heeft ter terechtzitting van het hof aangevoerd dat veroordeelde slechts € 20.000,- van het totale voordeel heeft verkregen. De raadsman heeft het hof derhalve verzocht de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten aanzien van zijn cliënt vast te stellen op € 20.000,-.
Gelet op de gemaakte afspraken ten aanzien van de verdeling van het geld, acht het hof de stelling van de raadsman niet aannemelijk. Nu de raadsman zijn stelling ook overigens niet heeft onderbouwd, verwerpt het hof het gevoerde verweer.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de geldbedragen die na 13 mei 2005 - de dag waarop [verdachte] naar Brazilië is vertrokken - op de rekeningen zijn binnengekomen, slechts bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel van [medeveroordeelde 1] en [medeveroordeelde 2] dienen te worden betrokken, omdat [verdachte] dit geld niet meer kan hebben opgenomen. Het hof volgt de advocaat-generaal niet in dit standpunt. [verdachte] kan voorafgaand aan zijn vertrek naar Brazilië immers een voorschot hebben genomen op de ná zijn vertrek nog binnen te komen gelden.
Het hof zal aan veroordeelde de verplichting opleggen om € 43.084,86 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [verdachte] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 43.084,86;
legt de veroordeelde [verdachte] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van drieënveertigduizend vierentachtig euro en zesentachtig cent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. G. Dam en
mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.