ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3871

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001580-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake verzoek tot het horen van getuigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 februari 2009 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een verdachte die eerder door de rechtbank Assen was vrijgesproken van een misdrijf, maar wel was veroordeeld tot een straf in een andere zaak. De verdachte, die momenteel gedetineerd is, heeft verzocht om het horen van getuigen in het hoger beroep. Het hof heeft het verzoek tot het horen van getuigen beoordeeld aan de hand van het verdedigingsbelang. De verdediging heeft een aantal getuigen opgegeven, waarvan er enkele al eerder door de verdachte waren genoemd in een eerdere schriftelijke verzoek. Het hof heeft besloten dat de getuigen [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6] als getuigen gehoord moeten worden, omdat dit in het belang van de verdediging is. Andere verzoeken tot het horen van getuigen zijn afgewezen, omdat de verdediging niet voldoende onderbouwing heeft gegeven voor het belang van het horen van deze getuigen. Het hof heeft ook bepaald dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden hervat op een nader te bepalen tijdstip, waarbij de betrokken getuigen en de verdachte zullen worden opgeroepen. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is ondertekend door de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001580-08
Parketnummer eerste aanleg: 19-810179-07 en 19-810179-07A
Tussenarrest van 24 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Assen van 23 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon of verblijfsplaats hier te lande,
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Esserheem te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.H.M. van Dijk, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde in de zaak met het parketnummer 19-810179-07A en wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Beslissing op de verzoeken tot het horen van getuigen
Bij schriftuur van 6 juni 2008 heeft verdachte het hof verzocht om getuigen te horen. Bij brief van 6 oktober 2008 heeft verdachte zijn eerdere verzoek aangevuld. Bij brief van 16 januari 2009 heeft de raadsman opgegeven 13 van de door verdachte opgegeven getuigen te willen horen. De raadsman heeft ter terechtzitting verklaard dat verzocht wordt om de getuigen te horen die zijn genoemd in de brief van 16 januari 2009.
De advocaat-generaal heeft op 5 februari 2009 schriftelijk zijn standpunt ingenomen omtrent de gedane verzoeken.
Het hof stelt vast dat nagenoeg alle getuigen als vermeld in de brief van de raadsman van 16 januari 2009 reeds binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep door verdachte in zijn brief van 6 juni 2008 zijn opgenomen. Alle genoemde getuigen zijn door de rechter-commissaris in strafzaken, noch ter zitting in eerste aanleg als getuige gehoord.
Tien van de uiteindelijk door de verdediging opgegeven getuigen zijn door verdachte tijdig bij schriftuur van 6 juni 2008 als te horen getuigen opgegeven. Het hof zal het verzoek tot het horen van deze getuigen dan ook toetsen aan het verdedigingsbelang.
Drie van de uiteindelijk door de verdediging opgegeven getuigen (te weten de getuigen [verbalisant 1], [getuige 1] en [getuige 2]) zijn door verdachte eerst op 6 oktober 2008 schriftelijk als te horen getuigen opgegeven. Nu ten tijde van het opgeven van deze getuigen verdachte nog niet beschikte over de aanvulling op het verkort vonnis van de rechtbank, zal het hof het verzoek tot het horen van deze getuigen eveneens toetsen aan het verdedigingsbelang.
Het hof wijst toe de verzoeken tot het horen van de getuigen [getuige 3], [getuige 4], [getuige 5] en [getuige 6], [getuige 1] en [getuige 7], nu het verdedigingsbelang met zich brengt dat zij als getuigen worden gehoord.
Voorts is verzocht om de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1], beiden hoofdagent van politie, werkzaam bij de politie [provincie], district [district], te horen omtrent de gang van zaken tijdens het verhoor van verdachte. Uit het dossier blijkt echter niet dat verdachte door deze verbalisanten is verhoord. Gelet op de door verdachte ter terechtzitting gegeven onderbouwing van dit verzoek dat hij op ontoelaatbare wijze is verhoord en dat hij daarom de door deze verbalisanten opgemaakte schriftelijke verklaringen niet heeft ondertekend, begrijpt het hof het verzoek van verdachte en zijn raadsman aldus dat zij de verbalisanten die deze verhoren van verdachte hebben afgenomen, als getuigen willen horen. In het dossier bevinden zich enkele niet door verdachte ondertekende verklaringen, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier van politie, werkzaam bij de politie [provincie], Noordelijke recherche eenheid en [verbalisant 5], aspirant van politie [provincie], werkzaam bij de Stafdienst P&O. Gelet op het voorgaande, acht het hof het in het belang van de verdediging om deze verbalisanten als getuigen te horen.
De door de raadsman en verdachte gegeven onderbouwing van het verzoek tot het horen van de getuige-deskundigen Theeuwen, Brink en Schouwstra kan het verzoek niet dragen. De verdediging heeft aangegeven de deskundigen van het NFI te willen bevragen naar de door hen gehanteerde onderzoeksmethoden en de wetenschappelijke validiteit daarvan. Steekhoudende argumenten voor de daarin besloten suggestie dat vraagtekens zijn te zetten bij de onderzoeksmethoden en de validiteit daarvan zijn door of namens verdachte niet aangedragen. Hetzelfde geldt voor de suggestie dat contaminatie van sporen zou hebben plaatsgevonden. Voor zover door verdachte is betoogd dat sprake is geweest van contaminatie van sporen door huisdieren is niet duidelijk gemaakt wat de getuigen hierover uit eigen wetenschap zouden kunnen verklaren. Het verzoek tot het horen van deze getuigen wordt derhalve afgewezen.
Ten aanzien van de getuige [getuige 2], is niet gebleken dat hij uit eigen wetenschap kan verklaren over het ten laste gelegde feit. Nu het belang van verdachte bij het horen van deze getuige onvoldoende is onderbouwd, is verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad bij afwijzing van dit verzoek.
Het verzoek tot het horen van verbalisant [verbalisant 6], inspecteur van politie, werkzaam bij de regiopolitie [provincie], wordt eveneens afgewezen. [verbalisant 6] heeft een CIE proces-verbaal opgesteld, welk proces-verbaal niet als bewijs kan worden gebruikt. Gelet daarop wordt verdachte niet in zijn verdedigingsbelang geschaad.
Het hof heeft in de zaak van medeverdachte [getuige 3] (parketnummer 24-001579-08), welke zaak gelijktijdig met de zaak van verdachte wordt behandeld, reeds eerder bepaald dat getuige [getuige 7] ter terechtzitting van het hof zal worden gehoord. Gelet daarop zal getuige [getuige 7] ook in de zaak van verdachte ter terechtzitting van het hof worden gehoord. Het hof acht het tevens aangewezen dat getuige [getuige 5] ter terechtzitting van het hof zal worden gehoord. Ten aanzien van de overige te horen getuigen, bepaalt het hof dat zij door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Assen dienen te worden gehoord.
Gelet op het voorgaande zal het onderzoek zal worden hervat op een nog nader te bepalen terechtzitting.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
bepaalt dat het onderzoek ter terechtzitting zal worden heropend;
bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat op een nader te bepalen terechtzitting;
stelt de stukken in handen van de advocaat-generaal teneinde de volgende getuigen door de rechter-commissaris in strafzaken in de rechtbank Assen te laten horen:
[getuige 3], thans gedetineerd in de PI Noord-De Grittenborg te Hoogeveen;
[getuige 4], thans gedetineerd in de PI Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen;
[getuige 6], wonende te [woonplaats], [adres] en
[getuige 1], wonende te [woonplaats], [adres];
de verbalisanten [verbalisant 3], [verbalisant 4] en [verbalisant 5];
beveelt dat de getuigen [getuige 7], wonende te [woonplaats], [adres] en [getuige 5], wonende te [woonplaats], [adres] zullen worden opgeroepen tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zal worden hervat;
beveelt voorts dat verdachte zal worden opgeroepen tegen het tijdstip waarop het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep zal worden hervat;
beveelt dat van dag en uur van die nadere terechtzitting schriftelijk mededeling zal worden gedaan aan de raadsman;
wijst af de verzoeken tot het horen van de overige getuigen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.R. Vermeer, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Vermeer voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.