ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3513

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002373-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift door een operationsmanager

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de rechtbank Groningen. De verdachte, die werkzaam was als operationsmanager bij een bedrijf, werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De feiten vonden plaats tussen 1 januari 1996 en 6 juli 2002, waarbij de verdachte samen met een mededader het bedrijf heeft bewogen tot de afgifte van aanzienlijke geldbedragen door middel van listige kunstgrepen. De verdachte gaf opdrachten aan een eenmansbedrijf dat in werkelijkheid geen werkzaamheden verrichtte, maar waarvoor wel facturen werden opgemaakt en betaald. De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan deze misdrijven, waarbij hij misbruik maakte van zijn positie binnen het bedrijf.

De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf, maar het openbaar ministerie ging in hoger beroep omdat zij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf eisten. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat, ondanks de ernst van de feiten, er geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kon worden vanwege de zwalkende koers van het openbaar ministerie en de positieve opstelling van de verdachte na zijn aanhouding. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden en een werkstraf van 240 uren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die inmiddels in België woont en werkt.

De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten, maar ook de invloed van de tijdsduur van de procedure en de houding van de verdachte na de aanhouding. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift, maar heeft de strafmaat gematigd door een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen in plaats van een onvoorwaardelijke.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002373-06
Parketnummer eerste aanleg: 18-073002-03
Arrest van 19 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van
2 oktober 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1955] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres] (België),
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. van Wijngaarden, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van feit 1 en feit 2 primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf van twintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 1994 tot en met 6 juli 2002, althans in of omstreeks de periode van 1 augustus 1999 tot en met 6 juli 2002, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, het bedrijf [bedrijf 1] (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid meermalen, althans een maal, (telkens) in zijn hoedanigheid van operationsmanager of maintenancemanager, althans werknemer, bij dat bedrijf [bedrijf 1]
- (telkens) een of meer opdrachten tot het verrichten van werkzaamheden en/of (een) dienst(en) toebedeeld/gegeven aan het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en/of waarvoor - naar verdachte wist - (een) willekeurig(e) faktuurbedrag(en) in rekening werd(en) gebracht en/of (vervolgens) opdracht gegeven om dat bedrijf [bedrijf 3] te betalen voor die werkzaamheden en/of (een) dienst(en), terwijl door dat bedrijf [bedrijf 3] in werkelijkheid (telkens) geheel of ten dele geen werkzaamheden en/of dienst(en) werd(en) verricht,
en/of
- (telkens) in zijn hoedanigheid van eigenaar van het eenmansbedrijf [bedrijf 4] ten behoeve van dat bedrijf [bedrijf 4] en/of dat bedrijf [bedrijf 3] werkzaamheden en/of (een) dienst(en) verricht op/bij/ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 1], zonder dat dat bedrijf [bedrijf 1] daarvan op de hoogte was, terwijl verdachte tevens werknemer was van het bedrijf [bedrijf 1],
waardoor dat bedrijf [bedrijf 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 1994 tot en met 6 juli 2002, althans in of omstreeks de periode van 3 mei 1996 tot en met 8 januari 2002, in de gemeente(n) [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen , meermalen, althans eenmaal, (telkens) een of meer faktuur/fakturen - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) valselijk opgemaakt of doen of laten opmaken
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0058, voor een faktuurbedrag van 20.349 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0059, voor een faktuurbedrag van 13.923 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 3 september 2001, faktuurnummer 01.0067, voor een faktuurbedrag van 43.375,50 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 13 december 2001, faktuurnummer 01.0088, voor een faktuurbedrag van 107.128,56 euro ( bijlage 6), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 8 januari 2002, faktuurnummer 02.0006, voor een faktuurbedrag van 55.216 euro ( bijlage 6), en/of
- een of meer faktuur/fakturen van verdachtes eenmansbedrijf [bedrijf 4] aan het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] gedateerd in of omstreeks de periode van 3 mei 1996 tot en met 31 augustus 2001, te weten de faktuurnummers 96.3001 t/m 96.3009, 97.3001 t/m 97.3013, 98.3.001, 98.3002, 98.3.008, 98.3.009, 01.3.002 t/m 01.3.006 en/of 01.3.008 (bijlage 31), en/of
- een of meer faktuur/fakturen van verdachtes eenmansbedrijf [bedrijf 4] aan het bedrijf [bedrijf 5] te [plaats 1], gedateerd op 14 april 1998, te weten de faktuurnummers 98.3.004 t/m 98.3.007 (bijlage 36),
(telkens) voor werkzaamheden en/of (een) dienst(en) en/of (een) levering(en) ten behoeve van het bedrijf /de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 5] die in werkelijkheid geheel of ten dele niet was/waren verricht en/of welk(e) faktuurbedrag(en) - naar verdachte wist - willekeurig tot stand was/waren gekomen, en/of
(telkens) (mede) voor werkzaamheden en/of (een) dienst(en) ten behoeve van het bedrijf /de bedrijven [bedrijf 4] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 5] verricht door verdachte in zijn hoedanigheid van eigenaar van zijn bedrijf [bedrijf 4], hetgeen bij dat bedrijf [bedrijf 1] niet bekend was, terwijl verdachte tevens werknemer was van het bedrijf [bedrijf 1],
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 31 juli 2001 tot en met 8 januari 2002, in de gemeente [gemeente 1] en/of [gemeente 3], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) faktuur/fakturen, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat verdachte de hierna genoemde faktuur/fakturen voor akkoord ter betaling heeft aangeboden binnen het bedrijf [bedrijf 1] en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0058, voor een faktuurbedrag van 20.349 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0059, voor een faktuurbedrag van 13.923 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 3 september 2001, faktuurnummer 01.0067, voor een faktuurbedrag van 43.375,50 euro ( bijlage 3), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 13 december 2001, faktuurnummer 01.0088, voor een faktuurbedrag van 107.128,56 euro ( bijlage 6), en/of
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 8 januari 2002, faktuurnummer 02.0006, voor een faktuurbedrag van 55.216 euro ( bijlage 6),
(telkens) was/waren opgemaakt voor werkzaamheden en (een) dienst(en) en/of (een) levering(en) ten behoeve van het bedrijf [bedrijf 1] die in werkelijkheid geheel of ten dele niet was/waren verricht en/of waarbij het/de faktuurbedrag(en) - naar verdachte wist - willekeurig tot stand was/waren gekomen, en/of (telkens) was/waren opgemaakt (mede) voor werkzaamheden en/of (een) dienst(en) ten behoeve van het eenmansbedrijf [bedrijf 4] en/of het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] verricht door verdachte in zijn hoedanigheid van eigenaar van zijn eenmansbedrijf [bedrijf 4], hetgeen bij dat bedrijf [bedrijf 1] niet bekend was, terwijl verdachte tevens werknemer was van het bedrijf [bedrijf 1]
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 1996 tot en met 6 juli 2002, in de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen het bedrijf [bedrijf 1] heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld,
hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk meermalen, in zijn hoedanigheid van operationsmanager of maintenancemanager bij dat bedrijf [bedrijf 1]
- opdrachten tot het verrichten van werkzaamheden en/of diensten toebedeeld/gegeven aan het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] en/of waarvoor - naar verdachte wist - willekeurige faktuurbedragen in rekening werden gebracht en vervolgens opdracht gegeven om dat bedrijf [bedrijf 3] te betalen voor die werkzaamheden en/of diensten, terwijl door dat bedrijf [bedrijf 3] in werkelijkheid telkens geheel of ten dele geen werkzaamheden en/of diensten werden verricht,
waardoor dat bedrijf [bedrijf 1] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
2.
hij in de periode van 1 januari 1996 tot en met 6 juli 2002, in de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, fakturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met een ander valselijk opgemaakt
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0058, voor een faktuurbedrag van 20.349 euro ( bijlage 3), en
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 31 juli 2001, faktuurnummer 01.0059, voor een faktuurbedrag van 13.923 euro ( bijlage 3), en
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 3 september 2001, faktuurnummer 01.0067, voor een faktuurbedrag van 43.375,50 euro ( bijlage 3), en
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 13 december 2001, faktuurnummer 01.0088, voor een faktuurbedrag van 107.128,56 euro ( bijlage 6), en
- een faktuur van het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] aan het bedrijf [bedrijf 1] de dato 8 januari 2002, faktuurnummer 02.0006, voor een faktuurbedrag van 55.216 euro ( bijlage 6), en
- fakturen van verdachtes eenmansbedrijf [bedrijf 4] aan het eenmansbedrijf [bedrijf 2] en [bedrijf 3] gedateerd in de periode van 3 mei 1996 tot en met 31 augustus 2001, te weten de faktuurnummers 96.3001 t/m 96.3009, 97.3001 t/m 97.3013, 98.3.001, 98.3002, 98.3.008, 98.3.009, 01.3.002 t/m 01.3.006 en 01.3.008 (bijlage 31), en
hij in de periode van 1 januari 1996 tot en met 6 juli 2002, in de gemeenten [gemeente 1] en/of [gemeente 2] en/of [gemeente 3], meermalen, fakturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk opgemaakt
- fakturen van verdachtes eenmansbedrijf [bedrijf 4] aan het bedrijf [bedrijf 5] te [plaats 1], gedateerd op 14 april 1998, te weten de faktuurnummers 98.3.004 t/m 98.3.007 (bijlage 36),
telkens voor werkzaamheden en/of diensten en/of leveringen ten behoeve van de bedrijven [bedrijf 1] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 5] die in werkelijkheid geheel of ten dele niet waren verricht en welke faktuurbedragen - naar verdachte wist - willekeurig tot stand waren gekomen, zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2 primair:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en:
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, tezamen met een ander, jarenlang schuldig gemaakt aan oplichting van [bedrijf 1] Verdachte was in een leidinggevende functie werkzaam bij dit bedrijf, en gaf uit hoofde van zijn functie opdrachten aan het bedrijf van zijn medeverdachte. Deze werkzaamheden werden niet of in een enkel geval slechts zeer ten dele verricht. Verdachte zorgde echter wel dat door [bedrijf 1] voor de opdrachten werd betaald. Het ging om aanzienlijke geldbedragen. Verdachte en zijn mededader verdeelden vervolgens de opbrengsten. Verdachte heeft zich samen met die ander en ook alleen tevens meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift, door facturen valselijk op te maken. Verdachte heeft door zijn handelen misbruik gemaakt van vertrouwen in hem als werknemer en als leidinggevende gesteld, en heeft zich aldus ten koste van derden bevoordeeld. Met de op deze wijze buitgemaakte geldbedragen kon verdachte zich jarenlang een zeer luxe levensstijl aanmeten. Daarnaast heeft hij door zijn handelwijze het vertrouwen dat in het algemeen in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden gesteld in (het gebruik van) geschriften die tot bewijs dienen, geschaad.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 17 april 2008 - niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte - in beginsel - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. In zoverre deelt het hof het standpunt van de advocaat-generaal. Hier staat het volgende tegenover.
Nadat namens zijn voormalige werkgever [bedrijf 1] tegen verdachte op
18 juni 2002 aangifte was gedaan, werd de (straf)zaak jegens verdachte in maart 2004 geseponeerd. Hierbij werd als reden opgegeven dat verdachte door het gebeurde of de gevolgen daarvan was getroffen. Vervolgens werd na een klacht van [bedrijf 1] op grond van artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering alsnog een strafvervolging ingesteld. Op 2 oktober 2006 is verdachte door de rechtbank veroordeeld tot (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf. Op 12 oktober 2006 is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld. Dit hoger beroep was gericht tegen de strafmaat, aangezien geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf was opgelegd. Ter terechtzitting van het hof kwam naar voren dat er in de aanloop naar de behandeling ter terechtzitting sprake van is geweest dat het openbaar ministerie het hoger beroep wellicht zou intrekken. Dit was ook bekend bij de verdediging. Uiteindelijk is dit niet gebeurd. Ter terechtzitting van het hof heeft de advocaat-generaal medegedeeld dat een belangrijke drijfveer voor het sepot van de zaak van verdachte in 2004 zal zijn geweest dat toentertijd sprake was van een grote achterstand in de vervolging van fraudezaken.
Verdachte heeft aangegeven dat hij, nadat hij op 27 januari 2003 was aangehouden en de feiten vrijwel meteen had bekend, jarenlang in onzekerheid heeft geleefd door de dreiging van een (nieuwe) strafzaak en/of het moeten ondergaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Deze onzekerheid vloeide voort uit omstandigheden buiten verdachte gelegen. Verdachte heeft, nadat hij als gevolg van de nasleep van deze zaak failliet was verklaard en na enige tijd een nieuwe baan had gekregen, jarenlang maandelijks (een deel van) de wederrechtelijk verkregen geldbedragen terugbetaald. Inmiddels woont en werkt hij sinds enige jaren in België en heeft daar een nieuw leven opgebouwd.
Het hof ziet in de zwalkende koers van het openbaar ministerie en het daarmee gepaard gaande tijdsverloop, in combinatie met de opstelling van verdachte na zijn aanhouding aanleiding om thans af te zien van een - door de advocaat-generaal gevorderde - onvoorwaardelijke gevangenisstraf, maar zal een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit is mede met het doel om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Het hof zal daarnaast - net als de rechtbank - een werkstraf van maximale duur opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c (oud), 22d (oud), 22d, 47, 57 (oud), 225 (oud) en 326 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van acht maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderdveertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdtwintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.