ECLI:NL:GHLEE:2009:BH3150

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001460-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met hoog bloedalcoholgehalte en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1984, was op 25 november 2007 als bestuurder van een personenauto betrapt met een bloedalcoholgehalte van 1,94 milligram alcohol per milliliter bloed, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet van 0,5 milligram ligt. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De verdachte ging in hoger beroep, waarbij hij aanvoerde dat hij door administratieve fouten van de gemeente onterecht zijn rijbewijs had moeten missen.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 3 februari 2009 heeft de advocaat-generaal gevorderd tot een geldboete van € 800,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Het hof heeft echter besloten het vonnis van de politierechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof heeft de ontzegging van de rijbevoegdheid gematigd van acht naar vier maanden, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden rondom de adresseringsperikelen van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is en heeft de hoogte van de geldboete en de duur van de ontzegging in overeenstemming gebracht met landelijke richtlijnen voor straftoemeting bij rijden onder invloed. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van verkeersdeelnemers en de noodzaak van normhandhaving in het verkeer. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 800,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden, met inachtneming van de tijd dat het rijbewijs eerder was ingevorderd.

Uitspraak

parketnummer: 24-001460-08
parketnummer eerste aanleg: 17-400244-07
Arrest van 17 februari 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 28 mei 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
volgens het overzicht uit de gemeentelijke basisadministratie van 3 februari 2009 ingeschreven op het adres [adres],
volgens de opgave van de verdachte ter terechtzitting van 3 februari 2009 wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H. Eigenberg, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van € 800,- subsidiair 16 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 179 lid 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 november 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente],
als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 25 november 2007 te [plaats], in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,94 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 8 tweede lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden op de openbare weg in een motorrijtuig na het gebruik van alcoholhoudende drank. Het bloedalcoholgehalte van de verdachte was op dat moment beduidend hoger dan de toegestane 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed, te weten 1,94 milligram alcohol per milliliter bloed. Door het plegen van dit feit heeft de verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers, in gevaar gebracht en zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 december 2008 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van rijden onder invloed.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. De verdachte heeft in dit kader aangegeven dat hij een bijzonder belang heeft bij het behoud van zijn rijbewijs, aangezien hij voor zijn werk - de verzorging van een in [plaats] woonachtige oom - aangewezen is op het gebruik van zijn auto.
Het rijbewijs van de verdachte is op 25 november 2007 ingehouden. Bij brief van 12 december 2007 heeft de officier van justitie aan de verdachte meegedeeld dat besloten is tot teruggave van het rijbewijs aan de verdachte. Bij die brief, welke is gericht aan het adres [adres] in [plaats], is het rijbewijs ingesloten.
De verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat deze brief en het daarbij ingesloten rijbewijs hem niet hebben bereikt omdat hij vanaf 1 november 2007 niet meer woonde op het adres [adres] in [plaats], maar op het adres
[adres] in [plaats]. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij tijdig deze adreswijziging heeft doorgegeven aan de gemeente, maar dat als gevolg van een administratieve fout van de gemeente die adreswijziging niet direct is doorgevoerd in de gemeentelijke basisadministratie. Deze perikelen hebben er uiteindelijk toe geleid dat de verdachte eerst op 19 februari 2008 zijn rijbewijs terugontvangen heeft van het openbaar ministerie, aldus de verdachte.
Daarnaast is aangevoerd dat bedoelde perikelen met betrekking tot de adreswijziging van de verdachte er tevens toe hebben geleid dat de procedure tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) zodanig is verlopen, dat de verdachte - achteraf bezien - ten onrechte zijn rijbewijs gedurende twee maanden heeft moeten missen. Ter onderbouwing hiervan is door de raadsman een beschikking van het CBR van 9 december 2008 overgelegd, waarbij is beslist dat het besluit van 13 mei 2008, strekkende tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de verdachte, ongedaan wordt gemaakt.
De verdachte en zijn raadsman hebben aangevoerd dat de verdachte aldus buiten zijn schuld in totaal al vier maanden langer dan nodig was geweest zijn rijbewijs heeft moeten missen en dat hij hiervoor gecompenseerd moet worden in de duur van de op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid, in die zin dat een geheel of gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wordt opgelegd.
Het hof gaat uit van de juistheid van de lezing van de verdachte met betrekking tot de perikelen omtrent zijn adreswijziging en de feitelijke gevolgen daarvan en ziet daarin aanleiding het verzoek tot compensatie te honoreren. Het zal de ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 8 maanden die het hof voornemens was op te leggen op die grond matigen tot 4 maanden.
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte als gevolg van de op te leggen maatregel niet meer in staat is zijn werk uit te oefenen. Met enige inventiviteit moet verdachte in staat geacht worden zijn vervoersprobleem gedurende de resterende looptijd van de maatregel te kunnen oplossen. Voor verdergaande matiging bestaat daarom geen aanleiding.
Het hof zal uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit de verdachte veroordelen tot een geldboete van € 800,-en een ontzegging van de rijbevoegdheid van hierboven genoemde duur.
Zowel de hoogte van de geldboete als de duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid stroken met het landelijke oriëntatiepunt voor straftoemeting dat het hof hanteert in zaken van rijden onder invloed, als het gaat om het bij de verdachte geconstateerde alcoholgehalte.
Toepassing van wetsartikelen, zoals deze golden op de pleegdatum
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een geldboete van achthonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van vier maanden;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. W.P.M. ter Berg en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mr. Aalders is buiten staat dit arrest te ondertekenen.