Parketnummer: 24-000071-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-652637-07
Arrest van 10 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 7 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1984] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en een maatregel en heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis en dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 199,99 met toepassing van de schadevergoedings-maatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het toilet van het café [naam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het bij de keel vastpakken en/of duwen en/of met beide handen dichtknijpen van de keel en/of in het kruis stompen en/of slaan en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, trappen of schoppen en/of in een wurggreep of armklem vastpakken en/of vasthouden en/of tegen het gezicht slaan en/of stompen van die [slachtoffer];
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 februari 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) bij de keel heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of met beide handen de keel heeft/hebben dichtgeknepen en/of in het kruis heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of in een wurggreep of armklem heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of tegen het gezicht heeft/hebben gestompt en/of geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 februari 2007, te [plaats], met een ander of anderen, op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, te weten het toilet van het café [naam], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het tegen het hoofd trappen en in een wurggreep vastpakken en vasthouden en tegen het gezicht slaan van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 17 februari 2007 in café [naam] in [plaats] openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen aangever [slachtoffer], door [slachtoffer] in een wurggreep vast te pakken, terwijl deze door een ander tegen het hoofd getrapt en in het gezicht geslagen werd. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever. Uit het schadeonderbouwingsformulier dat als bijlage is gevoegd bij het voegingsformulier benadeelde partij, blijkt dat aangever niet alleen fysieke pijn heeft opgelopen, maar ook in psychisch opzicht een behoorlijke klap heeft gekregen. Tijdens de mishandeling heeft aangever zich zeer bedreigd en angstig gevoeld doordat hij in een kleine ruimte door meerdere personen werd belaagd. Ten tijde van het opmaken van het schadeonderbouwingsformulier op 14 september 2007 voelde aangever zich nog steeds onveilig en kwetsbaar en had hij het gebeurde nog niet verwerkt.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van misdrijven. In verband met een veroordeling wegens een overtreding zal het hof artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
Het hof houdt eveneens - in voor verdachte negatieve zin - rekening met de houding van verdachte ter terechtzitting van het hof. Verdachte heeft er blijk van gegeven het straf-bare van zijn handelen in het geheel niet in te zien, noch daarvoor de verantwoordelijk-heid te willen nemen.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een werkstraf van na te noemen duur, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf acht geslagen op de - door de advocaat-generaal ter terechtzitting van het hof mede-
gedeelde - straf die door de kinderrechter aan medeverdachte [medeverdachte] is opgelegd, te weten een werkstraf voor de duur van 50 uren.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en deels niet-ontvankelijk is verklaard. De benadeelde partij heeft zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep slechts voort voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen.
Vast staat dat de benadeelde partij als direct gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. In eerste aanleg is een bedrag van € 689,99 gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, waarvan € 49,99 aan materiële schade en € 640,- aan immateriële schade. De politie-rechter heeft een bedrag van € 549,99 toegewezen, bestaande uit € 49,99 aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade. Tegenover de met bewijsstukken gestaafde vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte slechts aangevoerd dat het immateriële schadebedrag gematigd dient te worden.
Het materiële deel van de vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Het hof acht de vordering in zoverre toewijsbaar. Het immateriële deel van de vordering acht het hof toewijsbaar tot een bedrag van € 150,-. Het hof zal de vordering derhalve toewijzen tot een totaalbedrag van € 199,99, met dien verstande dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Het hof is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, zal de benadeelde partij in zijn vordering in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij zijn vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoer-legging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, de verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 36f (oud), 63 (oud) en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van honderdnegenennegentig euro en negenennegentig cent;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
veroordeelt verdachte in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van honderdnegenennegentig euro en negenennegentig cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. K. Lahuis en
mr. G. Dam, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.