Parketnummer: 24-003159-07
Parketnummer eerste aanleg: 19-700154-07
Arrest van 10 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 6 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. W.M. Bierens, advocaat te Assen.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen en een beslissing genomen over de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1 primair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, alsmede tot een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie, en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal de toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot het gevorderde bedrag van € 1.500,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Nadat de in eerste aanleg toegewezen wijzigingen zijn aangebracht, wordt aan verdachte ten laste gelegde dat
1.
hij op of omstreeks 10 oktober 2006 te [plaats 1], gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/ gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] heeft/hebben beetgepakt/vastgepakt en/of (vervolgens) de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft/hebben gedaan en/of zijn handen heeft/hebben vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft/hebben geduwd en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft/hebben doen ontstaan;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 10 oktober 2006 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit:
- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of
- het op de rug doen van de handen van die [slachtoffer 1] en /of
- de handen/armen van die [slachtoffer 1] op de rug vasthouden en/of
- het naar beneden duwen van het hoofd van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 10 oktober 2006 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweldof (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] beetgepakt/vastgepakt en/of (vervolgens) de handen van die [slachtoffer 1] op zijn rug heeft/hebben gedaan en/of zijn handen heeft/hebben vastgehouden en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] naar beneden heeft/hebben geduwd en/of dat (vervolgens) een mededader, te weten [medeverdachte] bezig is geweest zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] te duwen/te brengen, en/of (aldus) voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 01 april 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op of omstreeks 9 april 2007 te [plaats 1], althans in de gemeente [gemeente 1], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3], meermalen, althans eenmaal, tegen het gezicht heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Verdachte is onder 1 primair en 2 ten laste gelegd dat hij zich, tezamen met een medeverdachte, heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van verkrachting. Beiden wordt verweten dat zij aangever, met behulp van een tweetal andere medeverdachten, hebben gedwongen hun penis in de mond te nemen. In het geval van verdachte zou dit volgens het onder 1 primair ten laste gelegde hebben geleid tot een voltooid delict; in het geval van de medeverdachte [medeverdachte] is dit beperkt gebleven tot een poging daartoe, zoals onder 2 ten laste gelegd. Zowel de beide verdachten als hun medeverdachten, welke laatsten de daartoe benodigde fysieke dwang op aangever hebben uitgeoefend, verklaren met grote stelligheid en consistentie dat het niet om hun penis ging, maar om een tweetal vingers die zij door de gulp van hun broek aan verdachte opdrongen. Aangever, alsmede twee zich in de nabijheid bevindende vrienden, verklaren echter even stellig en consistent dat zij in beide gevallen een penis hebben waargenomen. Het hof stelt vast dat op grond van laatstgenoemde verklaringen wettig bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan. Het hof kan evenwel - op grond van het dossier noch op grond van hetgeen daaromtrent ter terechtzitting naar voren is gekomen - vaststellen wat er feitelijk is gebeurd, dan wel met welk lichaamsdeel/-delen de tenlastegelegde handelingen is/zijn begaan. Het vaststellen van de waarheid wordt in dit geval verder bemoeilijkt doordat maanden zijn verstreken voordat van het feit aangifte werd gedaan, terwijl aannemelijk is geworden dat in die periode (diverse) verhalen de ronde hebben gedaan in de betrekkelijk kleine gemeenschap, waarbinnen de gebeurtenissen zich hebben afgespeeld. Niet kan worden uitgesloten dat 'beide partijen' inmiddels in de al dan niet gerechtvaardigde veronderstelling verkeren op dit punt de waarheid te spreken.
Nu het hof niet boven redelijke twijfel verheven acht, dat verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, zal het hof hem daarvan vrijspreken.
Overweging omtrent het bewijs van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Met de raadsman is het hof van oordeel dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Aangever werd op de openbare weg, met instemming van verdachte, door twee personen vastgegrepen en -gehouden. Zijn hoofd werd eerst naar het kruis van verdachte geduwd en daarna naar dat van de medeverdachte [medeverdachte]. Een en ander was waarneembaar voor passanten. De wijze waarop aangever door verdachte en zijn medeverdachte werd bejegend, werd door aangever ervaren als geweldpleging en hij kon dat naar het oordeel van het hof - objectief bezien - ook als zodanig ervaren. Het hof heeft daarbij mede gelet op de bedreigende (want ook seksueel geladen) context, waarbinnen de geweldshandelingen plaatsvonden, hetgeen rechtstreeks tot uiting komt in het naar beneden duwen van het hoofd van aangever in de richting van het kruis van verdachte. Het hof acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1 subsidiair
hij op 10 oktober 2006 te [plaats 1], met anderen, aan de openbare weg, [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit:
- het vastpakken van die [slachtoffer 1] en
- het op de rug doen van de handen van die [slachtoffer 1] en
- de handen/armen van die [slachtoffer 1] op de rug vasthouden en
- het naar beneden duwen van het hoofd van die [slachtoffer 1];
3.
hij op 1 april 2007 te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] heeft geslagen en gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 9 april 2007 te [plaats 1], opzettelijk mishandelend [slachtoffer 3] meermalen tegen het gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 subsidiair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een drietal geweldsdelicten. Ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde rekent het hof verdachte aan dat hij aangever, kennelijk klein van stuk, tezamen met drie anderen heeft belaagd. Aangever verklaart daarover dat zij allen groter en sterker waren dan hij. Bovendien heeft de expliciet seksueel gekleurde suggestie die van de geweldshandelingen uitging een diep gevoel van vernedering en schaamte bij aangever veroorzaakt. Hoewel verdachte heeft verklaard dat het op dat moment enkel als "een grap" was bedoeld, heeft hij door zijn initiërende rol in het gebeuren de integriteit van aangever geschonden.
Voorts heeft verdachte zich tweemaal binnen een periode van tien dagen schuldig gemaakt aan mishandeling in het uitgaansleven. Uit de betreffende processen-verbaal van politie valt op te maken dat een gering voorval bij verdachte kennelijk kan leiden tot forse fysieke agressie.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf in aanmerking genomen dat er sedert de pleegdata geruime tijd is verstreken. Het gaat derhalve om relatief oude feiten. Verdachte was destijds 16 jaar oud en thans 18 jaar. Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, leidt het hof af dat verdachte ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde inmiddels doordrongen is van het feit dat deze "grap" uiterst misplaatst was. Zijn inverzekeringstelling en alle overige gevolgen van de ten aanzien van hem gerezen verdenking van een ernstig strafbaar feit heeft hij als een zware last ervaren. Het hof heeft tevens gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 5 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte tweemaal eerder in aanraking is geweest met politie en justitie in verband met een vernieling respectievelijk een diefstal en dat na 9 april 2007 niet blijkt van nieuwe justitiecontacten.
Het hof stelt vast dat er een aanzienlijk verschil is tussen de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming en het Bureau Jeugdzorg in hun rapportages van 3 april,
24 juli respectievelijk 21 november 2007 en de bevindingen van de Raad voor de Kinderbescherming in de recente rapportage van 12 januari 2009. Was er in de 'oude' rapportages bij verdachte sprake van onverschilligheid, schoolverzuim, het zich onttrekken aan regels en gebrek aan motivatie voor wat dan ook, het afgelopen jaar lijkt het tij zich te hebben gekeerd. Verdachte heeft het tien weken durende traject 'spoorzoeken' gevolgd, waarin hij in brede zin werd voorbereid op een zinvolle toekomst. Hij zegt daarvan veel geleerd te hebben. De communicatie tussen verdachte en zijn ouders is goeddeels hersteld, hetgeen temeer van belang is nu bij verdachtes vader een ernstige ziekte is geconstateerd. Verdachte volgt thans gemotiveerd en met goede resultaten de sprinthavo. Hij weet inmiddels dat hij gebaat is bij een gestructureerde daginvulling in de vorm van scholing en werk.
Het hof spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. Dit brengt mee dat de op te leggen straf lager zal zijn dan door de advocaat-generaal is gevorderd. Dit in aanmerking nemend en gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat volstaan kan worden met een werkstraf van na te melden duur.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ad € 1.500,- in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding van rechtswege voort in hoger beroep.
Het hof heeft verdachte vrijgesproken van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde. De vordering van de benadeelde partij is in overwegende mate gebaseerd op ten gevolge van deze feiten geleden immateriële schade. Niettemin acht het hof aannemelijk dat de benadeelde partij schade ook heeft geleden ten gevolge van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde, zij het in mindere mate, gelet op de aanmerkelijk geringere ernst van dat feit. Op gronden van redelijkheid en billijkheid zal het hof deze schade vaststellen op een bedrag van € 250,-. Indien dit bedrag door één of meer van de mededaders geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, zal verdachte in zoverre zijn bevrijd.
Het hof wijst de vordering voor het overige af.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormeld bedrag ad € 250,- tevens toewijzen in de vorm van een schade- vergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 77a, 77m (oud), 77n, 77gg, 141 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, dat wil zeggen: het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van zestig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door dertig dagen jeugddetentie;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf bestaande uit werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren onbetaalde arbeid per dag in verzekering doorgebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweehonderdvijftig euro, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
veroordeelt verdachte in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van twee honderd en vijftig euro ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Van den Bergh voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.