ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2405

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003196-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling van een trilplaat

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 10 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1974, was niet ter terechtzitting verschenen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. P.H. Ruys. De zaak betreft opzetheling van een trilplaat, die de verdachte had verworven op een carpoolplaats zonder zich te vergewissen van de identiteit van de verkoper of de herkomst van het apparaat. Het hof verwierp het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, omdat de verdachte toestemming had gegeven voor de doorzoeking van zijn woning. Het hof oordeelde dat de verdachte welbewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij bezig was met het verwerven van een gestolen goed. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van opzetheling, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor opzetheling. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk op, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen gevangenisstraf. Het hof overwoog dat de verdachte zich niet had vergewist van de herkomst van de trilplaat en dat hij bijdroeg aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003196-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-850253-07
Arrest van 10 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 7 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte,
mr. P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte van de onder primair ten laste gelegde opzetheling zal vrijspreken en voor de eveneens onder primair ten laste gelegde schuldheling zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een werkstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen gevangenisstraf.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er geen proces-verbaal is opgemaakt ter zake van de in deze zaak toegepaste dwangmiddelen, daar waar de wet dit dwingend voorschrijft. De officier van justitie heeft weliswaar toestemming gegeven voor aanhouding buiten heterdaad van verdachte en inbeslagneming van de gestolen trilplaat, vaststaat echter dat er een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de schuur van verdachte zonder dat daarvan een verantwoording in het dossier is terug te vinden. De raadsvrouw is de mening toegedaan dat daarmee sprake is van een onherstelbaar verzuim in het opsporingsonderzoek. De belangen van verdachte zijn daardoor op grove wijze veronachtzaamd, op grond waarvan het openbaar ministerie primair niet ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging dan wel subsidiair dat daar rekening mee moet worden gehouden bij de straftoemeting.
Het hof stelt vast dat het verweer van de raadsvrouw berust op een onjuiste lezing van het dossier. Uit het stamproces-verbaal (pagina 4 dossier) alsmede uit het proces-verbaal van aanhouding (pagina's 9 en 10) blijkt dat verdachte verbalisanten vrijwillig in zijn woning heeft toegelaten en hun de trilplaten, die hij onder zich had, eigener beweging heeft getoond. Dit impliceert dat het dwangmiddel doorzoeking niet is toegepast en er in zoverre ook geen schriftelijke verantwoordingsverplichting heeft bestaan.
Het beroep op de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt daarom verworpen.
De raadsvrouw heeft voorts betoogd dat de voortduring van de inverzekeringstelling van verdachte na zijn verhoor te [plaats 1] onrechtmatig is geweest, omdat er daarna geen onderzoeksbelang meer bestond.
Naar het oordeel van het hof vindt dit geen steun in het recht. Het hof merkt op dat er ten aanzien van verdachte sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan. Het hof stelt vast dat er tijdens de inverzekering- stelling van verdachte onderzoekshandelingen hebben plaatsgevonden in de vorm van het (nader) horen van verdachte. Daarmee is aan de grondslag voor de inverzekeringstelling voldaan. Dat de inverzekeringstelling onrechtmatig zou hebben voortgeduurd vindt geen steun in de feiten. Verdachte is immers op 5 februari 2007 - na zijn aanhouding op 2 februari 2007 - voor de laatste keer gehoord, waarna hij die dag is heengezonden.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegde dat:
hij in of omstreeks de periode 22 december 2006 tot en met 2 februari 2007, te '[plaats 1], in elk geval in Nederland, een trilplaat (merk Wacker, type DBU, serienummer 1694543) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die trilplaat wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
subsidiair, zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij in of omstreeks de periode 22 december 2006 tot en met 8 januari 2007, te [plaats 2], in de gemeente [gemeente], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand heeft weggenomen (een) trilpla(a)t(en) (merk Wacker), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
Het hof beschouwt "type DBU" als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als "type DPU". Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Overwegingen omtrent het bewijs van het primair ten laste gelegde feit
De raadsvrouw acht niet bewezen dat de door verdachte op Marktplaats.nl te koop aangeboden trilplaat eigendom is van aangever. Een dergelijk apparaat kan alleen geïdentificeerd worden aan de hand van het serienummer. De herkenning van het apparaat door (een medewerker van) aangever op basis van een foto is daarvoor onvoldoende. Nu de betreffende trilplaat bovendien niet is aangetroffen in de schuur van verdachte dient hij te worden vrijgesproken van zowel de primair ten laste gelegde opzet- dan wel schuldheling als van de subsidiair ten laste gelegde gekwalificeerde diefstal. Aldus de raadsvrouw.
Het hof stelt vast dat identificatie van de trilplaat aan de hand van een vergelijking van serienummers niet tot de mogelijkheden behoort, nu verdachte heeft verklaard het desbetreffende apparaat, reeds vóór zijn aanhouding, te hebben verkocht aan een hem onbekend persoon. Het niet aantreffen van de gestolen trilplaat in de schuur van verdachte disculpeert hem dan ook niet. Voorts is het hof, anders dan de raadsvrouw, van oordeel dat de herkenning van het apparaat door getuige [getuige] als eigendom van het bedrijf van zijn werkgever (aangever), zodanig is onderbouwd dat boven redelijke twijfel verheven is dat de op voornoemde internetsite afgebeelde trilplaat afkomstig is van een enkele weken eerder gepleegde diefstal bij dat bedrijf. In de eerste plaats komen merk en type overeen. Voorts verklaart voornoemde getuige op de foto het lieroog te herkennen dat hij op het apparaat heeft laten aanbrengen. Een dergelijk "oog" is volgens hem zeer ongebruikelijk. De raadsvrouw stelt weliswaar dat dat, gelet op de zwaarte van het apparaat, zeer wel gebruikelijk is, doch zij heeft het daarbij over een tweetal "hijsogen" en niet over een "lieroog". Voorts herkent de getuige het apparaat aan de beschadiging aan de beide beschermbeugels. Het bij zijn bedrijf gestolen apparaat werd vóór de diefstal op die plaatsen beschadigd door takeling met een hydraulische klem. De betreffende beschadigingen zijn zichtbaar op de door verdachte op internet geplaatste foto.
Op grond van het vorenstaande acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de door verdachte op Marktplaats.nl geplaatste ter verkoop geplaatste trilplaat afkomstig is van diefstal van het bedrijf van aangever. Gelet op de omstandigheden waaronder verdachte het apparaat heeft verworven is het hof van oordeel dat er sprake is van opzetheling. Immers, hij heeft ter terecht- zitting in eerste aanleg verklaard dat hij, na telefonisch contact met de verkoper, de trilplaat heeft gekocht op een carpoolplaats. Hij heeft zich noch van de identiteit van de verkoper, noch van de herkomst van het apparaat vergewist, ondanks dat verdachte zegt te weten dat op het internet - zoals hij dat zelf noemt - 'foute' goederen worden aangeboden. Evenmin is er enige registratie geweest van de transactie en het daarmee gemoeide bedrag. Datzelfde geldt voor de wijze waarop verdachte het apparaat heeft verkocht. Verdachte kan daarover geen enkele bijzonderheid melden. Het hof is daarom van oordeel dat verdachte door aldus te handelen welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij bezig was met het verwerven, voorhanden hebben en overdragen van een gestolen goed.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij in de periode van 22 december 2006 tot en met 2 februari 2007, in Nederland, een trilplaat (merk Wacker, type DPU, serienummer 1694543) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die trilplaat wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
primair
opzetheling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling met betrekking tot een trilplaat. Gebleken is dat hij zich - naar eigen zeggen slechts hobby-matig - bezighoudt met de in- en verkoop van machinerieën en zich daarbij bedient van de internetsite Marktplaats.nl. De herkomst van de aldaar te koop aangeboden goederen is - gelet op de omvang van de site en het grote bereik ervan - veelal niet zonder meer controleerbaar, waardoor een gerede kans bestaat op het aantreffen van goederen die van misdrijf afkomstig zijn. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich op geen enkele wijze heeft vergewist van de herkomst van de trilplaat. Hij heeft het apparaat onder - in dat opzicht - uiterst risicovolle omstandigheden, zoals hiervoor onder "bewijsoverwegingen" nader uiteengezet is, gekocht en verkocht. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit, die immers enkel loont wanneer er afnemers zijn voor gestolen goederen.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 5 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds diverse malen is veroordeeld, zij het in overwegende mate voor andersoortige strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande acht het hof - conform hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd - oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Het hof zal deze in voorwaardelijke vorm opleggen en heeft daarbij mede gelet op het niet denkbeeldige gevaar voor herhaling. Ter terechtzitting is naar voren gekomen dat verdachte nog steeds (op deze wijze) handelt in machinerieën, met alle risico's van dien. Het hof zal verdachte daarnaast - eveneens conform hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd - een werkstraf opleggen van na te melden omvang.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 63 (oud) en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte primair ten laste gelegde opzetheling bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en
mr. L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Van den Bergh voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.