Het hof stelt vast dat wettig bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan. Het hof heeft daarbij in de eerste plaats gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1]. Deze verklaart onder meer (pag. 48 e.v.) dat hij bij [naam 3] werd aangesproken door dezelfde jongen als degene die bij de Febo met het meisje in gevecht raakte. Deze jongen zou aangever bij [naam 3] meermalen uitgenodigd hebben om te vechten. Hij zou daarbij hebben gezegd: "Weet je wel wie ik ben?" Aangever beschrijft het signalement van de jongen en noemt daarbij ook het zwart-witte Dolce & Gabbana truitje. Als aangever op de [straat 1] achterom kijkt, nadat hij is geslagen, ziet hij dezelfde jongen, gekleed in het betreffende shirt, met een fles in de hand. Deze jongen zou toen hebben geschreeuwd: "Ik zei toch dat je niet wist, wie ik was."
Het hof heeft voorts gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 2] (pag. 76 e.v.). Hij noemt de jongen die het meisje in de Febo sloeg "no. 1". Dezelfde jongen zocht, tezamen met twee anderen, even daarna bij [naam 3] ruzie met [slachtoffer 1]. Over het ten laste gelegde incident op de [straat 1] verklaart hij: "Ik zag [slachtoffer 1] (de [slachtoffer 1]) op de grond liggen. Over hem heengebogen zag ik no. 1. Ik zag dat hij een doorzichtige fles in zijn hand had. Ik zag ook dat [slachtoffer 1] onder het bloed zat. (...) Ik hielp [slachtoffer 1] iets overeind en we zijn toen achteruit gelopen. No. 1 liep maar door naar ons toe. Hij zwaaide alsmaar met de fles voor zich uit. Hij was ook het meest agressief."
In een proces-verbaal, op 26 oktober 2006 op ambtseed opgemaakt door verbalisant [verbalisant], wordt onder meer gerelateerd: "Beide aangevers verklaarden nogmaals nadrukkelijk dat zij voor 100% zeker wisten dat de twee jongens, met wie zij eerder die avond ruzie hadden bij de Febo en die hen iets later opzochten bij de ingang van café [naam 3], dezelfde jongens waren als die hen hadden geslagen."
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Deze verklaringen zijn op hoofdlijnen - daar waar het gaat om het achtervolgen van de beide aangevers naar de [straat 1] en de betrokkenheid van zowel hemzelf als verdachte [verdachte] bij de aldaar gepleegde geweldshandelingen - consistent. Zij zijn slechts enigszins wisselend waar het gaat om het eigen aandeel van [medeverdachte 1] daarin. [medeverdachte 1] verklaart onder meer (pag. 105): "Ik zag die kale kerel ([slachtoffer 1]) bebloed liggen. Ik heb [verdachte] (verdachte [verdachte]) bij die kale kerel weggehouden. Ik zag namelijk dat hij boven die kerel stond en tegen hem schreeuwde." En (pag. 107): "Ik zag dat [verdachte] met een fles heeft geslagen op het hoofd van die kale man. Ik zag dat [verdachte] hem van achteren sloeg. Ik zag dat die man vervolgens neerviel." En (pag. 111): "[verdachte] is normaal helemaal niet zo. Ik weet niet wat hem bezielde. Hij was wel een beetje dronken en nadat hij die klappen van dat meisje had gehad, sloeg hij helemaal om." Dat [medeverdachte 1] maanden nadien om hem moverende redenen bij de rechter-commissaris terugkomt op zijn verklaringen en stelt door de politie onder druk te zijn gezet, maakt de reeds ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaringen niet alsnog ongeloofwaardig of onbruikbaar voor het bewijs. Uit de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring blijkt tevens dat er mogelijk sprake is van druk op [medeverdachte 1] van de zijde van (de familie van) verdachte om zijn voor verdachte belastende verklaringen in te trekken.
Het hof heeft voorts gelet op de verklaringen van de eveneens op de [straat 1] aanwezige medeverdachte [medeverdachte 2] (pag. 61 e.v.): "De vriend van [medeverdachte 1] ([medeverdachte 1]), wiens shirt was gescheurd, ging echt helemaal uit zijn bol. Ik zag hem met van alles en nog wat slaan en schoppen."
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart ten overstaan van de rechter-commissaris: "De jongens hadden flessen in de hand. Een fles was zelfs van mij geweest. Het was een Blue Curaçao fles. Ik had hem op een fiets gezet. [verdachte] heeft die fles vervolgens gepakt." (...) "Ik ging naar binnen in de shoarmazaak en bestelde een broodje. Toen hoorde ik het gerinkel van glas en het vallen van een fiets. Ik heb gezien dat [medeverdachte 1] en [verdachte] met een fles sloegen op het hoofd van de jongens. Toen ik buiten kwam, zag ik dat [verdachte] een man sloeg die voorover stond."
Ter terechtzitting van het hof van 27 januari 2009 verklaart verdachte over zijn gemoedstoestand na het incident bij de Febo en gedurende het incident bij [naam 3]: "Hij (aangever) gedroeg zich provocerend. Hij was naar mij aan het wijzen en lachte daarbij. Na drie keer was ik het zat en vroeg ik: Wil je vechten? Ik was wel boos, ook op de politie, maar ik was zeker niet 'over de rooie'". In dit verband wijst het hof op de inhoud van een door verbalisant [verbalisant] opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (pag. 82), waarin deze relateert: "Aldaar (bij de ingang van café [naam 3] aan de [straat 2] te [plaats]) zag ik onder andere [verdachte] uitdagende bewegingen maken in de richting van [slachtoffer 1]. Aangezien [verdachte] op dat moment de enige was die ruzie zocht, heb ik hem gevorderd zich te verwijderen uit de [straat 3]. Nadat ik zag dat hij samen met anderen de [straat 3] uitliep, ben ik weer weggegaan."
Met betrekking tot de twee shirts die verdachte die nacht droeg, heeft de raadsvrouw betoogd dat aangever heeft verklaard dat zijn aanvaller een zwart-wit shirt droeg. Verdachte zelf heeft verklaard dat hij dat shirt eerder die nacht in de [straat 3] had weggegooid en daarna gekleed was in een donker shirt met lange mouwen. Zulks zou ook worden bevestigd in het proces-verbaal van bevindingen op pag. 82 en 83. Het hof stelt met betrekking tot dit verweer vast dat verbalisant [verbalisant], die het betreffende proces-verbaal heeft opgemaakt, verdachte omstreeks 5.35 uur aantrof. Hij relateert: "Ik zag dat [verdachte] inmiddels een ander shirt aan had. Eerst had hij namelijk een zwart met wit gestreept shirt aan en nu had hij een zwart shirt met lange mouwen aan." Naar het oordeel van het hof laat deze constatering onverlet dat verdachte ten tijde van het incident op de [straat 1], rond 4.00 uur, nog het zwart-witte shirt kan hebben gedragen.
Met betrekking tot het beweerdelijke alibi van verdachte stelt het hof vast dat het tijdstip, waarop verdachte [naam 1] 10 zou hebben verlaten, omstreeks 3.15 uur, zich niet laat rijmen met zijn, ook door hemzelf erkende aanwezigheid bij het Febo-incident, dat - gelet op de bij de politie om 3.06 uur binnengekomen melding, rond 3.00 uur plaatsvond. De tijdstippen van zijn aanwezigheid in [naam 2] zijn dermate ongewis dat daarop geen betrouwbaar alibi kan worden gebaseerd. Het hof heeft daarbij ook gelet op het feit dat verdachte, ook naar eigen zeggen, tussentijds het betreffende café heeft verlaten, in de binnenstad is geweest en daarna weer is teruggekeerd.