ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2348

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002458-08
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep wegens onvoldoende voortvarendheid van het openbaar ministerie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1942, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging met de dood van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. De bedreigingen vonden plaats op 18 februari 2004, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar beide slachtoffers. De politierechter had een straf opgelegd, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof verstek verleend, omdat de verdachte niet was verschenen.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit was te wijten aan de onvoldoende voortvarendheid van het openbaar ministerie bij de betekening van de verstekmededeling. De verstekmededeling was pas op 1 juli 2004 aan de griffier van de rechtbank uitgereikt, terwijl de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had.

Het hof heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft herhaaldelijk soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft geconcludeerd dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd door de vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn, zonder dat een strafvermindering aan de orde is.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002458-08
Parketnummer eerste aanleg: 18-080559-04
Arrest van 27 januari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 27 mei 2004 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2004 voor het tijdstip van 11.30 uur, in elk geval op of omstreeks 18 februari 2004, in of nabij de[straat 1] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Je gaat eraan, ik maak je dood!" althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2004, na het tijdstip van 11.30 uur, althans op of omstreeks 18 februari 2004, in of nabij de [straat 2] te [plaats], in elk geval in de gemeente [gemeente], een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Binnen veertiendagen ben je dood. Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 februari 2004, in de [straat 1] te [plaats], een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Je gaat eraan, ik maak je dood!";
2.
hij op 18 februari 2004, in of nabij de [straat 2] te [plaats], een of meer personen, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Binnen veertien dagen ben je dood. Ik maak je dood."
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder 1 en 2, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 18 februari 2004 in [plaats] op twee momenten van de dag zijn ex-partner [slachtoffer 1], zijnde de moeder van zijn dochter, en/of haar nieuwe vriend [slachtoffer 2] mondeling bedreigd met de dood. De eerste bedreiging vond
's ochtends plaats bij de woning van [slachtoffer 2] - waar beide aangevers zich op dat moment bevonden - en de tweede bedreiging werd rond het middaguur geuit vlakbij de school van de dochter van [slachtoffer 1] en verdachte, waar beide aangevers heen waren gegaan om [slachtoffer 1]'s dochter van school te halen. De geuite bedreigingen hebben gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht bij de beide aangevers.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds meermalen is veroordeeld voor - onder meer soortgelijke - strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een werkstraf van na te melden duur, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden, nu het openbaar ministerie bij de betekening van de verstekmededeling onvoldoende voortvarendheid heeft betracht. De verstekmededeling is op 1 juli 2004 uitgereikt aan de griffier van de rechtbank, omdat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had. De verdachte heeft uiteindelijk op 3 oktober 2008 hoger beroep ingesteld. Uit het dossier blijkt niet dat het openbaar ministerie in de tussentijd getracht heeft de verstekmededeling alsnog te betekenen, hetzij aan verdachte in persoon hetzij overeenkomstig artikel 588 lid 2 of 3 van het Wetboek van Strafvordering. Nu de op te leggen taakstraf minder dan 100 uren beloopt, is de geconstateerde verdragsschending echter voldoende gecompenseerd door de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM. Een vermindering van de op te leggen straf is niet aan de orde.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. G. Dam en
mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. E. Hoekstra als griffier.