ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2348
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep wegens onvoldoende voortvarendheid van het openbaar ministerie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 27 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, geboren in 1942, was in eerste aanleg veroordeeld voor bedreiging met de dood van zijn ex-partner en haar nieuwe vriend. De bedreigingen vonden plaats op 18 februari 2004, waarbij de verdachte dreigende woorden heeft geuit naar beide slachtoffers. De politierechter had een straf opgelegd, maar de verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof verstek verleend, omdat de verdachte niet was verschenen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden. Dit was te wijten aan de onvoldoende voortvarendheid van het openbaar ministerie bij de betekening van de verstekmededeling. De verstekmededeling was pas op 1 juli 2004 aan de griffier van de rechtbank uitgereikt, terwijl de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats had.
Het hof heeft de feiten bewezen verklaard en de verdachte strafbaar geacht. De strafoplegging is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft herhaaldelijk soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat meegewogen is in de beslissing. Uiteindelijk is de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft geconcludeerd dat de geconstateerde verdragsschending voldoende is gecompenseerd door de vaststelling van de overschrijding van de redelijke termijn, zonder dat een strafvermindering aan de orde is.