ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2083

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002459-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte is veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten een gebroken oogkas. De mishandeling vond plaats op 1 april 2007, toen de verdachte op het slachtoffer afging en hem zonder waarschuwing een vuistslag in het gezicht gaf. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 60 uren opgelegd, met een proeftijd van twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de primair ten laste gelegde feiten, maar hem wel zou veroordelen voor de subsidiair ten laste gelegde mishandeling.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], deels toegewezen en een schadevergoeding van € 565,10 opgelegd, inclusief een schadevergoedingsmaatregel. De verdachte is ook veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een werkstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht.

De uitspraak van het hof benadrukt de ernst van de mishandeling en de gevolgen voor het slachtoffer, en bevestigt de noodzaak van een straf die zowel bestraffend als preventief is. Het hof heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De beslissing van het hof is een bevestiging van de rechtsgang en de bescherming van slachtoffers van geweld.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002459-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-753152-07
Arrest van 6 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 24 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1965] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem primair ten laste gelegde en hem zal veroordelen ter zake het hem subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 1 april 2007, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas), heeft toegebracht, door deze opzettelijk met kracht met de vuist boven het rechteroog, althans in het gezicht, te stompen en/of te slaan;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
hij op of omstreeks 1 april 2007, te of bij [plaats], (althans) in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht boven het rechteroog, althans in het gezicht, heeft gestompt en/of geslagen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 1 april 2007, te [plaats], in de gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht boven het rechteroog heeft gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken oogkas) heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
onder subsidiair: mishandeling terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, waarbij hij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. Toen verdachte op 1 april 2007 bemerkte dat het slachtoffer een lamp uit de tuin van verdachte had meegenomen, is hij op het slachtoffer - dat aanvankelijk met zijn rug naar verdachte toegekeerd stond - afgelopen en heeft hem, toen hij zich omdraaide onaangekondigd en onverhoeds een vuistslag in het gezicht gegeven.
Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2008, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten.
Gelet op het vorenstaande acht het hof een straf zoals door de politierechter opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, passend en geboden. Het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig zal maken.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij,
[slachtoffer], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering deels is toegewezen. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet voldoende weersproken. Het hof is van oordeel dat een deel van de gestelde materiële schade en de volledige immateriële schade voldoende aannemelijk zijn geworden en in zodanig verband staan met het onder subsidiair bewezen verklaarde feit, dat deze schade aan verdachte als gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Dit deel betreft een bedrag van € 71,20 en van € 119,60 voor de gederfde inkomsten, een bedrag van € 124,60 voor de gederfde inkomsten in de vorm van niet-gewerkte overuren en een bedrag van € 291,00 wegens immateriële schade. Voor wat betreft de gederfde inkomsten in de vorm van ziekengeld over de eerste twee dagen van ziekte ad € 71,20 heeft het hof de berekening aangepast. Bij de berekening van dit schadebedrag neemt het hof in acht dat blijkens de brief van het UWV d.d. 25 april 2007, betreffende de toekenning van Ziektewetuitkering, de benadeelde partij per 2 april 2007 een Ziektewetuitkering is toegekend van € 20,65 per dag. Uitgaande van een normaal dagloon van € 35,60 worden de gederfde inkomsten voor die twee dagen dan ook begroot op 2 dagen x € 14,95 = € 29,90.
Het hof zal de vordering derhalve toewijzen tot een bedrag van € 565,10 en zal de vordering voor het overige afwijzen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfhonderdvijfenzestig euro en tien cent;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdvijfenzestig euro en tien cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van elf dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. D.J. Keur en
mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde
mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.