ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2080

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000572-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling van coniferen door buurman met voorwaardelijke werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1936, heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vernielen van 18 coniferen die toebehoorden aan zijn buurman. Dit gebeurde op 24 december 2005. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de gezondheidstoestand van de verdachte en de lange duur van de procedure in overweging genomen. De advocaat-generaal had een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren geëist, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke werkstraf van 30 uren, met de voorwaarde dat bij niet-naleving vervangende hechtenis van 15 dagen kan worden opgelegd. Daarnaast heeft het hof de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding van € 540,- had gevorderd, in zijn geheel toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde partij schade heeft geleden als gevolg van de vernieling en heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan de Staat, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting wordt voldaan. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000572-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-753152-06
Arrest van 6 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 26 februari 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1936] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft een maatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem ten laste gelegde tot een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering in zijn geheel wordt toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 24 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente]l, opzettelijk en wederrechtelijk achttien coniferen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 24 december 2005, te [plaats], in de gemeente [gemeente]l, opzettelijk en wederrechtelijk achttien coniferen, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 24 december 2005 eigenmachtig opgetreden in een civielrechtelijk geschil met zijn buurman door 18 coniferen, toebehorende aan zijn buurman, tot de grond af te zagen. Hiermee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van zijn buurman en heeft hij hem financieel nadeel berokkend.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de ernst van het feit in beginsel een onvoorwaardelijke werkstraf rechtvaardigt. Gelet echter op de (verslechterde) gezondheidstoestand van verdachte en de - aan justitie te wijten - ouderdom van de zaak, zal het hof - conform de eis van de advocaat-generaal - volstaan met oplegging van een voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij,
[benadeelde], wonende te [plaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding gevorderd wegens materiële schade. Deze schade wordt door de benadeelde partij gewaardeerd op € 540, -.
De vordering is van de zijde van verdachte niet voldoende weersproken. Het hof is van oordeel dat vast is komen te staan dat de benadeelde partij als direct gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. Het hof zal de vordering derhalve in zijn geheel toewijzen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens voornoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c (oud), 22d, 36f (oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de werkstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [plaats], tot een bedrag van vijfhonderdveertig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfhonderdveertig euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [plaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. D.J. Keur en
mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde
mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.