ECLI:NL:GHLEE:2009:BH2040

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001209-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens het opnemen van een gesprek tussen rechter en griffier zonder toestemming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden. De verdachte was beschuldigd van het opnemen van een gesprek tussen een rechter en een griffier, dat in een besloten lokaal werd gevoerd, zonder dat zij deelnemer aan dat gesprek was en zonder toestemming van een deelnemer. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep werd het bewijs tegen de verdachte besproken. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte zou vrijspreken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar ook een werkstraf van 120 uren had geëist voor het meer subsidiair ten laste gelegde. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verdachte had verklaard dat zij wel aanwezig was bij de zitting, maar dat zij de opnamen niet had gemaakt of in haar bezit had gehad.

Getuigenverklaringen gaven aan dat een andere persoon, getuige [getuige 1], een cd-rom met de geluidsopnamen had ontvangen en deze had verspreid. Het hof oordeelde dat er geen direct bewijs was dat de verdachte de opnamen had gemaakt of dat zij gegevens uit het gesprek aan een ander had bekendgemaakt. Gezien deze omstandigheden heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001209-07
Parketnummer eerste aanleg: 17-885045-07
Arrest van 5 februari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 11 mei 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
volgens eigen opgave wonende te [woonplaats], [adres] (België).
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, en haar zal veroordelen ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 8 juni 2006, te [plaats 1], gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met een technisch hulpmiddel, te weten een apparaat geschikt voor het maken van audio opnames, een gesprek tussen mr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2] dat in een besloten lokaal, te weten een (voor een niet openbare zitting in gebruik zijnde) zittingszaal van de rechtbank Zutphen, gelegen aan de [adres], werd gevoerd, opzettelijk zonder dat zij en/of haar mededader(s) deelnemer aan dat gesprek waren/was en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek, heeft/hebben opgenomen;
subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij op of omstreeks 8 juni 2006, te [plaats 1], gemeente [gemeente 1], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk een gesprek tussen mr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2] dat elders dan in een woning, besloten lokaal of erf, te weten een zittingszaal van de rechtbank Zutphen, gelegen aan de [adres], werd gevoerd af te luisteren of op te nemen, dat gesprek met een technisch hulpmiddel, een apparaat geschikt voor het maken van audio opnames, heimelijk zonder dat zij en/of haar mededader(s) deelnemer(s) aan dat gesprek waren/was en anders dan in opdracht van een deelnemer aan dat gesprek hebben/heeft opgenomen;
meer subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij op enig tijdstip gelegen in de periode van 8 juni 2006 tot en met 6 februari 2007, te [plaats 1], gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, de beschikking heeft gehad over een voorwerp waarop, naar zij en/of haar mededader(s) wisten/wist of redelijkerwijs moesten/moest vermoeden, gegevens waren vastgelegd die door wederrechtelijk afluisteren of opnemen van een gesprek (gevoerd op 8 juni 2006 tussen mr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2]) zijn verkregen;
meest subsidiair zo het vorenstaande niet mocht leiden tot schuldigverklaring van en strafoplegging aan verdachte
zij op enig tijdstip gelegen in de periode van 8 juni 2006 tot en met 6 februari 2007, te [plaats 1], gemeente [gemeente 1] en/of te [plaats 2], gemeente [gemeente 2], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, gegevens die zij en/of haar mededader(s) door wederrechtelijk afluisteren of het opnemen van een gesprek (gevoerd op 8 juni 2006 tussen mr. [betrokkene 1] en dhr. [betrokkene 2]) heeft/hebben verkregen of die, naar zij en/of haar mededader(s) wist/wisten of redelijkerwijs moesten/moest vermoeden ten gevolge van zulk afluisteren of opnemen te hunner/harer kennis zijn gekomen, opzettelijk aan een ander bekend hebben/heeft gemaakt.
Vrijspraak
Het hof is van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Het hof komt tot dat oordeel op basis van het volgende.
Aan verdachte is, kort gezegd, ten laste gelegd het opnemen van een gesprek (dat in een besloten lokaal dan wel elders) wordt gevoerd, zonder deelnemer aan dat gesprek te zijn en zonder dat in opdracht van een deelnemer van dat gesprek te doen, het de beschikking hebben over de geluidsweergave van dat gesprek, dan wel gegevens uit dat gesprek aan een ander bekend maken.
Het betreffende gesprek werd gevoerd door een rechter en een griffier, tijdens een onderbreking van een zitting waar verdachte bij aanwezig was. Tijdens de onderbreking van de zitting hebben de aanwezigen, met uitzondering van de rechter en de griffier, de zittingszaal verlaten. Nadat een weergave van het gesprek via [naam] op internet was gepubliceerd bleek dat het gesprek tussen de rechter en de griffier moest zijn opgenomen. Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat zij weliswaar aanwezig was geweest bij de bewuste zitting, maar dat zij de opnamen niet heeft gemaakt of in haar bezit heeft gehad. Het hof stelt vast dat er geen direct bewijs is dat verdachte aanwijst als degene die de opnamen heeft gemaakt.
Getuige [getuige 1] heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij op enig moment een cd-rom met de geluidsopnamen van het bewuste gesprek in zijn brievenbus heeft gekregen. Hij heeft verder verklaard dat hij degene is geweest die een kopie van de cd-rom aan getuige [getuige 2] heeft verstrekt. Daarnaast is ter terechtzitting door de raadsman een kopie van een faxbericht, afkomstig van een medewerker van de Kamer van Koophandel, overgelegd, waaruit blijkt dat verdachte noch in het verleden noch in het heden enige functie bij [naam] heeft gehad. [getuige 1] heeft ter zitting bovendien nog verklaard dat hij ervoor heeft gezorgd dat een weergave van het gesprek op internet is verschenen.
Bij deze stand van zaken acht het hof onvoldoende bewijs aanwezig om aan te kunnen nemen dat verdachte de bewuste opname heeft gemaakt, dat zij de beschikking heeft gehad over de geluidsweergave van dat gesprek, dan wel dat zij gegevens uit dat gesprek aan een ander bekend heeft gemaakt. Dat leidt tot vrijspraak.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. G. Dam en
mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde
mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.