ECLI:NL:GHLEE:2009:BG8952

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000647-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep wegens overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 6 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte was eerder veroordeeld voor het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs en voor het niet voldoen aan een vordering van een verbalisant. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging onder 2, die betrekking had op artikel 2 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, omdat dit artikel geen zelfstandige bevoegdheid biedt voor het doen van een bevel. Echter, het hof heeft wel bewezen geacht dat de verdachte niet heeft voldaan aan een vordering krachtens artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte had op 20 augustus 2006 een personenauto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd en had niet gereageerd op de vordering van de verbalisant om zijn rijbewijs en kentekenbewijs ter inzage af te geven.

De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot straffen, maar de verdachte is tijdig in hoger beroep gekomen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal een werkstraf van 40 uren en een geldboete van 340 euro geëist. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met vervangende hechtenis van 20 dagen indien de werkstraf niet naar behoren wordt verricht, en een geldboete van 340 euro, met vervangende hechtenis van 6 dagen bij niet-betaling. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000647-07
Parketnummer eerste aanleg: 18-654938-06
Arrest van 6 januari 2009 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 13 maart 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis alsmede een geldboete van 340 euro subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Nadere bewijsoverweging
Het hof zal verdachte vrijspreken van de in de tenlastelegging onder 2 opgenomen passage 'krachtens artikel 2 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften' aangezien voormeld artikel geen zelfstandige of afgeleide bevoegdheid geeft tot het doen van een bevel en/of vordering zoals in de tenlastelegging is omschreven.
Het hof acht met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde wel bewezen dat niet is voldaan aan een vordering krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan aangezien - gelet op de omschrijving in de tenlastelegging - artikel 160 van de Wegenverkeerswet 1994 daarvoor de basis biedt.
Bewezenverklaring
1
Hij op 20 augustus 2006, in de gemeente [pleeggemeente], als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven op de weg, [pleegplaats], een motorrijtuig, personenauto, van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd;
2
Hij op 20 augustus 2006, in de gemeente [pleeggemeente], opzettelijk niet heeft voldaan aan een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door [verbalisant], hoofdagent van Regiopolitie Groningen, die was belast met de uitoefening van enig toezicht en die was belast, met en bevoegd verklaard tot het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, immers heeft verdachte toen en daar opzettelijk, nadat die ambtenaar van hem had gevorderd, zijn verdachtes, kentekenbewijs behoorlijk ter inzage af te geven, geen gevolg gegeven aan die vordering;
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1: overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994
2 primair: opzettelijk niet voldoen aan een bevel krachtens enig wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Verdachte heeft - kort gezegd - op 20 augustus 2006 een personenauto bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Tevens heeft verdachte niet voldaan aan de vordering van de verbalisant om zijn rijbewijs en kentekenbewijs behoorlijk ter inzage af te geven.
Uit een uittreksel van de justitiële documentatiedienst d.d. 5 november 2008 blijkt dat verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld en desondanks blijft recidiveren.
Gezien de aard en ernst van de gepleegde feiten acht het hof een onvoorwaardelijke geldboete alsmede een onvoorwaardelijk werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57 en 184 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
een geldboete van driehonderdveertig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. J.J. Beswerda en
mr. O. Anjewierden, in tegenwoordigheid van G.G. Eisma als griffier, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.