ECLI:NL:GHLEE:2009:BG8856

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003153-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling in café met gevolgen voor de lichamelijke integriteit en openbare veiligheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Leeuwarden op 5 januari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen. De verdachte, samen met een medeverdachte, werd beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op 29 april 2006 in een café. De mishandeling vond plaats tijdens de verwijdering van het slachtoffer uit het café, waarbij hij door de verdachte en de medeverdachte tegen het hoofd werd gestompt en/of geslagen. Het hof oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte door hun gewelddadige optreden niet alleen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer hebben aangetast, maar ook gevoelens van onveiligheid hebben opgewekt bij het uitgaanspubliek. Dit geweld, vooral in vereniging, wordt als zeer bedreigend ervaren en versterkt de angst in de samenleving.

Tijdens de rechtszitting zijn getuigen gehoord en zijn videobeelden bekeken die het incident documenteerden. Het hof concludeerde dat de verklaringen van het slachtoffer en getuigen betrouwbaar waren, terwijl de verklaringen van de verdachte en medeverdachte niet als geheel waarheidsgetrouw werden beschouwd. Het hof sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van vijfhonderd euro, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien niet aan de betalingsverplichting werd voldaan. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn strafblad, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld.

De uitspraak van het hof vernietigde het eerdere vonnis van de politierechter en deed opnieuw recht, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde en veroordeeld voor de subsidiaire beschuldiging van mishandeling.

Uitspraak

parketnummer: 24-003153-07
parketnummer eerste aanleg: 18-650072-07
Arrest van 5 januari 2009 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer,
op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Groningen van 7 december 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [woonadres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van de verdachte,
mr. K.B. Spoelstra, advocaat te Groningen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis deels vrijgesproken en voor het overige wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van de verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte vrijspreekt van het aan hem ten laste gelegde
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 april 2006, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer], welk geweld bestond uit het stompen en/of slaan tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of het schoppen, en/of het op/naar de grond gooien en/of duwen van die [slachtoffer];
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 29 april 2006, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) op/naar de grond heeft gegooid en/of geduwd en/of heeft geschopt en/of tegen het hoofd, althans tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Overweging met betrekking tot het bewijs
[slachtoffer] heeft tegenover de politie verklaard dat hij op 29 april 2006 door de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] op hardhandige wijze en met geweld uit het [café 1] in [plaats] is verwijderd. [slachtoffer] heeft hierover verklaard dat hij, nadat de medeverdachte [medeverdachte] hem had gezegd dat hij het café diende te verlaten, door de medeverdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] is vastgepakt en dat hij vervolgens, terwijl hij door hen werd meegenomen naar de uitgang van het café, hard in zijn gezicht is geslagen.
Deze aangifte wordt ondersteund door hetgeen de getuigen [getuige 1] en
[getuige 2]bij de politie hebben verklaard over dit incident in het café.
Voorts hebben diverse personen, onder wie [slachtoffer], de getuige [getuige 2], de getuige [getuige 3], de verbalisant [verbalisant 1], die de aangifte van [slachtoffer] heeft opgenomen, en de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3], die onmiddellijk na het geweldsincident ter plaatse zijn gekomen, (kort) na het geweldsincident bij [slachtoffer] aangezichtsletsel geconstateerd. Dat aangezichtsletsel past bij de geweldshandelingen die in de aangifte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] zijn beschreven.
De verdachte [verdachte], bedrijfsleider van [café 2], en de medeverdachte [medeverdachte], eigenaar van de café's [café 1] en [café 2] in [plaats], hebben erkend samen [slachtoffer] met enig, naar hun oordeel gepast, geweld naar buiten te hebben gewerkt. Beiden hebben echter stellig ontkend [slachtoffer] daarbij te hebben gestompt of geslagen. Deze lezing van de feitelijke gang van zaken wordt ondersteund door een aantal, door de medeverdachte [medeverdachte] aan de politie overgelegde schriftelijke verklaringen van personeelsleden van [café 1] en/of [café 2], die ten tijde van het incident in dienst waren van de medeverdachte [medeverdachte]. Enkele van bedoelde verklaringen zijn nadien gehandhaafd ter gelegenheid van het verhoor van die personeelsleden door de rechter-commissaris in de rechtbank Groningen.
Het moment waarop [slachtoffer] uit het [café 1] op straat, te weten [adres], is gezet, is vastgelegd op videobeelden die zijn gemaakt door een zich tegenover de ingang van het [café 1] bevindende beveiligingscamera.
Het hof heeft deze beelden ter terechtzitting bekeken, samen met de raadsman van de verdachte en de advocaat-generaal en in aanwezigheid van [slachtoffer], als getuige gehoord ter terechtzitting van het hof.
Het hof heeft bij nadere, herhaalde bestudering van deze beelden waargenomen dat, vlak vóórdat [slachtoffer] uit het café wordt verwijderd en op het moment dat [slachtoffer] en de verdachte [verdachte] zich nog bevinden in de entreehal van het [café 1], door de verdachte [verdachte] een slaande beweging word gemaakt in de richting van het hoofd van [slachtoffer]. Uit die camerabeelden blijkt - anders dan de getuige [getuige 1] heeft verklaard - niet van enig geweld door de verdachte [verdachte] en/of de medeverdachte [medeverdachte], op de openbare weg aangewend tegen [slachtoffer].
Op grond van deze laatste constatering, bezien in combinatie met de omstandigheid dat het primair ten laste gelegde - gelet op de daarin opgenomen bestanddelen "op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan een openbare weg" - kennelijk uitsluitend ziet op de geweldshandeling(en) die zich buiten het café zouden hebben afgespeeld, dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde.
Mede gelet op hetgeen uit de camerabeelden is gebleken, acht het hof de verklaringen van [slachtoffer] en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] met betrekking tot de geweldshandelingen die zich binnen, in het café, hebben afgespeeld betrouwbaar en acht het hof de verklaringen van de verdachte [verdachte], de medeverdachte [medeverdachte] en de diverse personeelsleden daarover niet (geheel) waarheidsgetrouw.
De verdachte [verdachte] en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben bij het aldus verwijderen van [slachtoffer] uit het café op zodanige wijze samengewerkt dat zij als medeplegers van de hieronder bewezen verklaarde feitelijke gedragingen moeten worden aangemerkt.
Op grond van het bovenstaande acht het hof het subsidiair ten laste gelegde bewezen.
Vrijspraak
Het hof acht - evenals de advocaat-generaal en de raadsman - niet bewezen hetgeen onder primair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht het subsidiair aan de verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 april 2006 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
medeplegen van mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dat feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 29 april 2006 samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan de mishandeling van [slachtoffer]. [slachtoffer] werd hierbij door de verdachte en zijn medeverdachte in het café van de medeverdachte tegen het hoofd gestompt en/of geslagen ter gelegenheid van de verwijdering van [slachtoffer] uit het café van de medeverdachte. De verdachte en zijn medeverdachte hebben door hun gewelddadige optreden een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en voorts hebben zij gevoelens van onveiligheid opgewekt bij het uitgaanspubliek in het café dat hier ongewild getuige van is geweest. Daarnaast is dergelijk gewelddadig optreden in het algemeen - en in vereniging in het bijzonder - zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2008, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van enig strafbaar feit.
Het hof heeft voorts rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat, uit een oogpunt van normhandhaving en ter vergelding van het door de verdachte begane strafbare feit, een geldboete aan hem dient te worden opgelegd. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Gelet op de mate van geweld, acht het hof de door de politierechter opgelegde geldboete niet toereikend. De hoogte van de geldboete die het hof zal opleggen is mede gebaseerd op het oriëntatiepunt voor straftoemeting dat het hof hanteert ter zake van het plegen van mishandeling.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud), 47 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een geldboete van vijfhonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. E. Pennink en
mr. H. Kalsbeek, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.
Mrs. Pennink en Kalsbeek zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.