ECLI:NL:GHLEE:2009:6384

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 augustus 2009
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
21-001001-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens seksueel misbruik en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Almelo. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor seksueel misbruik van de dochter van zijn (ex-)vriendin en voor de mishandeling van zijn vriendin. De zaak kwam aan het hof na een hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij op 27 februari 2009 was veroordeeld. Tijdens de zitting op 3 augustus 2009 heeft het hof het bewijs tegen de verdachte onderzocht, waarbij zowel de verklaringen van de benadeelde als de verdachte zelf zijn gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de benadeelde, die op het moment van de feiten nog minderjarig was. De verdachte heeft zijn ontuchtige handelingen ontkend, maar het hof heeft de verklaringen van de benadeelde als overtuigend beschouwd. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor de mishandeling van zijn levensgezel, waarbij hij haar bij de keel heeft gegrepen en met haar hoofd tegen de muur heeft geslagen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 aan immateriële schade. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-001001-09
Uitspraak d.d.: 17 augustus 2009
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Almelo van
27 februari 2009 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1962,
wonende te [woonplaats]
thans verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [verblijfplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 3 augustus 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr R.J. Wortelboer, naar voren is gebracht.

Omvang van het hoger beroep

Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij geen rechtsmiddel heeft willen instellen tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij hij van het onder 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken. Het hoger beroep van verdachte blijft daarom beperkt tot dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte ter zake van het onder 1 subsidiair en 3 tenlastegelegde werd veroordeeld.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2005, in de [plaats 1] en/of in de [plaats 2] en/althans (elders) in Nederland,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een persoon genaamd [benadeelde] . heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens)
  • met een/zijn duim(en)/vinger(s) de vagina van die [benadeelde] betast of over de vagina van die [benadeelde] gestreeld of gewreven, en/of
  • een dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [benadeelde] gestoken en/of geduwd en/of gebracht, en/of
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht, en/of
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of die [benadeelde] gedwongen te dulden dat hij zijn penis in de mond van die [benadeelde] duwde en/of bracht, en/of
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en/of die [benadeelde] zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of voelen,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte
  • een of meer keer/keren die [benadeelde] een joint heeft laten roken (voorafgaand aan voornoemde handelingen en/of seksuele gedragingen), en/of
  • de kleding van die [benadeelde] heeft omhooggeschoven en/of heeft opengemaakt, en/of
  • die [benadeelde] heeft geïntimideerd en/of heeft gemanipuleerd, en/of
  • die [benadeelde] stevig heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of de benen van die [benadeelde] (al dan niet met kracht) uit elkaar heeft geduwd of gedrukt, en/of
  • die [benadeelde] geld gaf, en/of
  • gebruik heeft gemaakt van het geestelijk en/of lichamelijk overwicht dat hij op die [benadeelde] had, en/of
  • tegen die [benadeelde] zei dat zij haar mond moest houden (over voornoemde handelingen en/of seksuele gedragingen),
en/of (aldus) voor die [benadeelde] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 primair geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2005, in de [plaats 1] en/of in de [plaats 2] en/althans (elders) in Nederland, met een persoon genaamd [benadeelde] . (geboren op [geboortedag 2] 1989), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens)
  • met een/zijn duim (en) /vinger(s) de vagina van die [benadeelde] betast of over de vagina van die [benadeelde] gestreeld of gewreven, en/of
  • een dildo, althans een voorwerp, in de vagina van die [benadeelde] gestoken en/of geduwd en/of gebracht, en/of
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht, en/of
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde] geduwd en/of gebracht en/of die [benadeelde] gedwongen te dulden dat hij zijn penis in de mond van die [benadeelde] duwde en/of bracht, en/of
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en/of die [benadeelde] zijn, verdachtes, penis laten betasten en/of voelen;
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2008, in de [plaats 1] , opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer] , (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) bij de keel heeft gepakt en/of (vervolgens/daarna) (zeer) (krachtig en/of geweldadig) met het (achter)hoofd tegen een muur heeft geslagen en/of meermalen, althans eenmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met een (van zijn) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) op/tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Zowel de advocaat-generaal als de verdediging hebben zich ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewijs ontbreekt voor het dwingen in de zin van artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof heeft - net als de rechtbank - uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat [benadeelde] op enige wijze gedwongen is de tenlastegelegde handelingen te ondergaan of te verrichten.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het onder 1 subsidiair en het onder 3 tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde staan de verklaringen van [benadeelde] en verdachte tegenover elkaar. Het hof acht de verklaringen van [benadeelde] overtuigend en zal deze voor het bewijs gebruiken. Het hof komt daartoe op grond van het volgende.
[benadeelde] heeft op enig moment over het misbruik door verdachte verteld aan haar partner, [persoon 1] . [persoon 1] heeft verklaard dat hij in de periode voorafgaand aan de mededeling over het misbruik bemerkt had dat [benadeelde] bepaalde intimiteiten niet prettig vond. Vervolgens is [benadeelde] naar de politie gegaan en heeft zij in haar aangifte een aantal incidenten expliciet ter kennis gebracht. Ten aanzien van het overige misbruik heeft zij in algemene bewoordingen verklaard. Daarnaast heeft [benadeelde] spontaan aangegeven dat verdachte haar niet altijd misbruikte en dat bepaalde handelingen niet plaatsvonden als zij aangaf dat zij dat niet wilde.
Indien [benadeelde] er slechts op uit was geweest om verdachte te belasten, hadden dergelijke toevoegingen aan haar verklaring naar het oordeel van het hof niet voor de hand gelegen. Dat de verklaringen van [benadeelde] uiteenlopen wat betreft de volgorde van de handelingen en de plaatsing in de tijd, doet niet af aan haar betrouwbaarheid, nu haar verklaringen op essentiële punten overeenstemmen en een authentieke indruk maken.
De verklaringen van [benadeelde] vinden bovendien steun in de verklaring van [persoon 2] , die zeker weet dat [benadeelde] alleen met verdachte in de woning is achtergebleven, nadat hij zelf uit de woning van verdachte was vertrokken na het roken van een joint die door verdachte was gehaald. Zij vinden ook steun in de verklaring van de buurvrouw van verdachte, mevrouw [persoon 3] , die regelmatig heeft gezien dat wanneer [benadeelde] verdachte bezocht, [benadeelde] ’s fiets in de woning van verdachte werd neergezet, waarna de rolluiken naar beneden gingen. En tenslotte ook in de verklaring van [persoon 4] , die heeft verklaard dat [benadeelde] haar destijds heeft verteld dat verdachte [benadeelde] misbruikte.
Het hof gebruikt de bekennende verklaring van verdachte tot het bewijs. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, niet alleen over wat er al dan niet tussen hem en [benadeelde] is voorgevallen, maar ook over zaken die niet in de tenlastelegging zijn opgenomen. Zo heeft verdachte onder meer verschillend verklaard over het al dan niet samen naar huis gaan van [benadeelde] en een toenmalige vriend van [benadeelde] , [persoon 2] , na een bezoek aan zijn, verdachtes, woning en het al dan niet gepland zijn van de hotelovernachting met [benadeelde] in [plaats 2] .
Verdachte heeft het tenlastegelegde in eerste instantie ontkend. Op 3 september 2008 heeft hij bij de politie uit vrije wil verklaard dat er wèl seksueel contact met [benadeelde] heeft plaatsgevonden. Hij heeft zijn bekentenis bij de rechter-commissaris herhaald. Verdachte is vervolgens weer op die bekentenis teruggekomen. Naar zijn zeggen zou hij die bekennende verklaring enkel hebben afgelegd, omdat hij een tijdje rust wilde en opgesloten wenste te worden. Het hof acht dit niet aannemelijk, alleen al gelet op het feit dat verdachte toen heel summier bekende en onder meer het seksueel binnendringen ten stelligste bleef ontkennen, terwijl een bekennende verklaring hieromtrent eerder in de rede had gelegen als verdachte rust zou willen hebben en een tijdje opgesloten wilde worden. Het hof houdt verdachte daarom aan zijn bekennende verklaring, te meer nu die verklaring op essentiële punten overeenstemt met de verklaring van [benadeelde] .
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof als volgt. [slachtoffer] , de toenmalige partner van verdachte, heeft op 23 juni 2008 aangifte gedaan tegen verdachte. Hij zou haar op 22 juni 2008 bij haar keel hebben gegrepen, met haar achterhoofd tegen de muur hebben geslagen en haar vervolgens op haar hoofd hebben geslagen. Ter terechtzitting bij de rechtbank op 13 februari 2009 heeft de verdediging een schriftelijke verklaring van [slachtoffer] overgelegd, waaruit blijkt dat zij voornoemde aangifte - waarvan de inhoud naar haar zeggen een correcte weergave is van het gebeurde - intrekt, omdat zij er niets meer mee te maken wil hebben.
Uit het dossier komt het beeld naar voren dat [slachtoffer] niet de enige vrouw is die slachtoffer is geworden van geweld van verdachte. De stelling van verdachte dat een aantal ex-partners van verdachte onder aanvoering van de moeder van [benadeelde] een hetze tegen hem zouden voeren en daarom allen hebben verklaard dat zij door verdachte zijn mishandeld, komt het hof niet aannemelijk voor. Juridisch gezien kleven er geen consequenties aan de intrekking van een aangifte. De aangifte bevat volgens [slachtoffer] een correcte weergave van het gebeurde. Het hof zal de aangifte van [slachtoffer] dan ook als bewijsmiddel gebruiken. In combinatie met de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting bij de rechtbank Almelo op 13 februari 2009, komt het hof tot een bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2005, in de [plaats 1] en
/ofin de [plaats 2]
en/althans (elders) in Nederland, met een persoon genaamd [benadeelde] . (geboren op [geboortedag 2] 1989), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, die
bestond(en) uit ofmede bestond
(en
)uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde] ,
hebbende verdachte meermalen,
althans eenmaal, (telkens)
  • met
  • een dildo,
  • zijn penis in de vagina van die [benadeelde]
  • zijn penis in de mond van die [benadeelde]
  • zich door die [benadeelde] laten aftrekken en
3.
hij op
of omstreeks22 juni 2008, in de [plaats 1] , opzettelijk mishandelend zijn levensgezel,
althans een persoon,te weten [slachtoffer] ,
(zeer) (krachtig en/of gewelddadig)bij de keel heeft gepakt en
/of(vervolgens
/daarna)
(zeer) (krachtig
en/of geweldadig) met het
(achter
)hoofd tegen een muur heeft geslagen en
/ofmeermalen,
althans eenmaal, (zeer)(krachtig
en/of gewelddadig) met een
(van zijn
)al dan niet tot vuist
(en)gebalde hand
(en)op/tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim drie jaar verregaande ontuchtige handelingen gepleegd bij [benadeelde] , één van de dochters van zijn (ex-)vriendin, die zich op dat moment in haar pubertijd bevond. Verdachte heeft ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen dat [benadeelde] in hem had. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit soort feiten ernstige en langdurige psychische gevolgen voor een slachtoffer kunnen hebben, zeker als deze feiten op jonge leeftijd plaatsvinden. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde] die ter terechtzitting in hoger beroep is voorgelezen. Daarnaast heeft verdachte een vriendin mishandeld, nadat de relatie van verdachte met de moeder van [benadeelde] voorbij was.
Het hof heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Voorts heeft het hof gelet op het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 17 november 2008, het psychiatrisch rapport d.d. 29
november 2008 opgemaakt door drs. L.P. Heinsman, alsmede het psychologisch rapport d.d. 1 december 2008 opgemaakt door prof. dr. J.J. Baneke. De gedragsdeskundigen hebben geen uitspraak kunnen doen over de mate van toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het eventuele recidiverisico, omdat verdachte ten tijde van het onderzoek een ontkennende verdachte was.
Voor het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van het hof alleen een vrijheidsbenemende straf in aanmerking. Het hof acht de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en zal verdachte daartoe veroordelen.

Vordering tot schadevergoeding

De vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.343 en bestaat uit een bedrag van
€ 5.000 aan immateriële schade en een bedrag van € 4.343 aan materiële schade . De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.000 aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige is de vordering niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 245, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verstaat dat het door verdachte ingestelde rechtsmiddel niet is gericht tegen dat deel van het vonnis waarvan beroep waarbij verdachte terzake van het onder 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.

Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.

De vordering van de benadeelde partij :

Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.000,00 (vijfduizend euro);
Verklaart de benadeelde partij, [benadeelde] , in haar vordering voor het overige niet ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd, een bedrag te betalen van € 5.000,00 (vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr R.H. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl, griffier,
en op 17 augustus 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.