ECLI:NL:GHLEE:2008:BG4237

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002290-07
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en verkeersdelicten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden, waarbij de verdachte op 16 november 2005 was veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie heeft op 12 maart 2007 gevorderd tot tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. Het hof heeft vastgesteld dat essentiële documenten ontbraken, waardoor niet kon worden vastgesteld of de proeftijd was verlopen en of het vonnis onherroepelijk was geworden. Hierdoor heeft het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen.

De verdachte was in hoger beroep gekomen, maar verscheen niet ter terechtzitting. De advocaat-generaal vorderde een gevangenisstraf van drie maanden en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf. Het hof overwoog dat de verdachte geen grieven had ingediend en dat het hof de verdachte niet-ontvankelijk kon verklaren in het hoger beroep zonder de zaak zelf te onderzoeken. Het hof heeft de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, die betrekking hebben op het besturen van een motorrijtuig zonder geldig rijbewijs en tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid, bevestigd.

Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf is afgewezen, omdat de benodigde documenten ontbraken. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte heeft vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

parketnummer: 24-002290-07
parketnummer eerste aanleg: 17-820180-07
Arrest van 10 november 2008 van het gerechtshof Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 31 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De politierechter in de rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 27 oktober 2008, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeelt tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden en dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
De beslissing op het hoger beroep
Gelet op de omstandigheid dat de verdachte geen schriftuur, houdende grieven, heeft ingediend en evenmin mondeling bezwaren tegen het hierboven genoemde vonnis van de politierechter heeft opgegeven, kan het hof in beginsel de verdachte niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf.
Dit op grond van het bepaalde in artikel 416 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof zal in deze zaak daar niet toe overgaan, mede nu de advocaat-generaal heeft gevorderd dat behandeling ter terechtzitting zal plaatsvinden opdat in hoger beroep met betrekking tot de ten laste gelegde feiten een zwaardere straf zal worden opgelegd dan in eerste aanleg is opgelegd. De advocaat-generaal heeft hierbij verwezen naar de oriëntatiepunten met betrekking tot straftoemeting inzake artikel 9 Wegenverkeerswet 1994, alsmede naar de recidive van de verdachte, zoals blijkend uit het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte.
Voorts acht het hof het eveneens ambtshalve aangewezen de zaak ter terechtzitting te behandelen, aangezien het hof tot een andere beslissing met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging zal komen dan de politierechter in eerste aanleg.
Het hof zal op grond van het bovenstaande het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 4 maart 2007, te (ongeveer) 17.17 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie(ën) B of BE, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 4 maart 2007, te (ongeveer) 17.17 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg], een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), heeft bestuurd;
3.
hij op of omstreeks 4 maart 2007, te (ongeveer) 20.38 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie(ën) B of BE, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4.
hij op of omstreeks 4 maart 2007, te (ongeveer) 20.38 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg], een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 aan de verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op 4 maart 2007, te ongeveer 17.17 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
2.
hij op 4 maart 2007, te ongeveer 17.17 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg], een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), heeft bestuurd;
3.
hij op 4 maart 2007, te ongeveer 20.38 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), van die categorie of categorieën heeft bestuurd;
4.
hij op 4 maart 2007, te ongeveer 20.38 uur, te [plaats], in de gemeente [gemeente], terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, [weg], een motorrijtuig, (personenauto (merk Renault, type Kangoo), heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1 en feit 3, telkens -
overtreding van artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2 en feit 4, telkens -
overtreding van artikel 9 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op 4 maart 2007 bij herhaling schuldig gemaakt aan het besturen van een personenauto, terwijl hem de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen bij rechterlijke uitspraak was ontzegd en zonder dat hij een geldig rijbewijs had, aangezien zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De verdachte heeft met zijn handelen bewust een rechterlijke uitspraak met betrekking tot zijn rijbevoegdheid genegeerd en heeft het gezag van die rechterlijke uitspraak ondermijnd. De verdachte heeft tevens een tegen hem genomen administratiefrechtelijke maatregel genegeerd, welke maatregel in het leven is geroepen om de verkeersveiligheid te beschermen.
Daarmee heeft de verdachte het belang van de verkeersveiligheid geschaad.
Het hof heeft bij het bepalen van de straf tevens rekening gehouden met het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 augustus 2008, waaruit blijkt dat de verdachte reeds meermalen is veroordeeld ter zake van de thans bewezen verklaarde verkeersdelicten.
Op grond van het vorenstaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De duur van de op te leggen gevangenisstraf ligt in lijn met het oriëntatiepunt voor straftoemeting dat het hof hanteert in zaken van rijden tijdens een ontzegging van de rijbevoegdheid en zonder geldig rijbewijs.
Ten aanzien van de hoogte van de gevangenisstraf overweegt het hof het volgende.
Op alle bewezen verklaarde feiten staat een maximum van drie maanden gevangenisstraf. Gelet op de samenloopbepaling van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht - het verhogen van het strafmaximum met een derde deel - kan voor deze feiten tezamen derhalve maximaal vier maanden gevangenisstraf worden opgelegd.
Uit voornoemd uittreksel uit de justitiële documentatie blijkt voorts dat door de politierechter in de rechtbank Leeuwarden op 29 oktober 2007 twee maanden gevangenisstraf aan de verdachte is opgelegd.
De verdachte wordt nu opnieuw berecht, ter zake van strafbare feiten die vóór voornoemde veroordeling zijn gepleegd.
Gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht - dat beoogt te voorkomen dat een verdachte bij afzonderlijke veroordelingen het voordeel misloopt dat de samenloopbepalingen hem bij gelijktijdige berechting zouden hebben geboden - geldt voornoemde samenloopbepaling van artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht ook ten aanzien van de op 29 oktober 2007 berechte misdrijven.
Op die misdrijven staat eveneens een maximum van drie maanden gevangenisstraf.
Dit betekent dat de maximumstraf voor de nu berechte feiten en de op 29 oktober 2007 berechte feiten gezamenlijk vier maanden gevangenisstraf kan bedragen. De nu op te leggen straf mag in combinatie met de reeds opgelegde straf deze maximumstraf niet overschrijden. Dit brengt mee dat - hoewel gelet op de ernst van de thans bewezen verklaarde feiten en de recidive van de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden passend en geboden zou zijn - het hof een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden zal opleggen.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Leeuwarden van 16 november 2005 is de veroordeelde onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De officier van justitie heeft op 12 maart 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde voorwaardelijke straf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven, dat deze straf voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde strafbare feiten.
Hierover overweegt het hof het volgende.
De akte van uitreiking die betrekking heeft op de dagvaarding voor de zitting van
16 november 2005 ontbreekt in het strafdossier. Daardoor kan niet worden vastgesteld of het vonnis van 16 november 2005 onherroepelijk is geworden en zo ja, wanneer.
Voorts ontbreekt een akte van uitreiking behorende bij de mededeling voorwaardelijke veroordeling ter zake van het vonnis van de politierechter van 16 november 2005.
Nu genoemde essentiële documenten ontbreken, kan niet op betrouwbare wijze worden vastgesteld of de proeftijd is gegaan en zo ja, wanneer.
Gelet op het bovenstaande zal het hof de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 (oud) en 63 (oud) van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 9 (oud) en 176 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de straf die aan de veroordeelde voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden van 16 november 2005.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier.