ECLI:NL:GHLEE:2008:BG1794

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
5 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
108.004.754
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dijkstra
  • J. van der Heide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake administratieve sanctie verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 4 maart 2008, waarbij het beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond werd verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, omdat de kantonrechter de zaak heeft beslist zonder de betrokkene te horen, wat volgens de gemachtigde in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. De gemachtigde verzocht om doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

Het gerechtshof te Leeuwarden heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de opgelegde sanctie van € 43,- onder de drempel van € 70,- ligt, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Het hof oordeelt dat de kantonrechter niet onterecht heeft beslist zonder de betrokkene te horen, aangezien de gemachtigde eerder aanhoudingsverzoeken heeft ingediend die zijn afgewezen. Het hof concludeert dat er geen sprake is van schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging.

De beslissing van het hof is dat het beroep van de betrokkene wordt verworpen. Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 augustus 2008.

Uitspraak

WAHV 108.004.754
5 augustus 2008
CJIB 29101106736
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 4 maart 2008
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats],
voor wie als gemachtigde optreedt [gemachtigde], wonende te [woonplaats].
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam genomen beslissing ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
3. Beoordeling
3.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14 WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. De aan de betrokkene opgelegde sanctie bedraagt € 43,-. Op grond van het bovenstaande dient de betrokkene niet-ontvankelijk te worden verklaard in het hoger beroep.
3.2. Uit de gedingstukken blijkt dat [gemachtigde] telkens beroep heeft ingesteld. Nu de officier van justitie en de kantonrechter dit hebben geaccepteerd, moet het ervoor worden gehouden dat hij als gemachtigde van de betrokkene optreedt.
3.3. De gemachtigde van de betrokkene - die niet op de zitting van de kantonrechter op 4 maart 2008 is verschenen - klaagt er niet alleen over dat de kantonrechter geen rekening heeft willen houden met zijn verzoek om de zaak op dezelfde dag te behandelen als twee strafzaken waarin hij als gemachtigde optrad, maar ook dat de kantonrechter zijn beslissing van 4 maart 2008 heeft genomen zonder de betrokkene daarover te horen. De gemachtigde bepleit doorbreking van het appelverbod en verzoekt de zaak terug te wijzen naar de kantonrechter. Hij betwist de gedraging.
3.4. Het hof is van oordeel dat, wanneer een beroep wordt gedaan op schending van zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging dat geen sprake is van een eerlijke en onpartijdige behandeling, doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, WAHV gewettigd is indien dit beroep gegrond moet worden geacht. Indien de rechter niet op een aanhoudingsverzoek beslist, of dit verzoek ten onrechte afwijst en de rechter niettemin een beslissing in de zaak van die partij neemt, kan er naar het oordeel van het hof sprake zijn van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
3.5. Uit het dossier blijkt het volgende. De gemachtigde is achtereenvolgens opgeroepen voor de zitting van 3 juli 2007, 18 september 2007 en 29 november 2007. De zaak is telkens op verzoek van de gemachtigde aangehouden en op 29 november 2007 heeft de kantonrechter het verzoek om voor vermindering van zekerheidstelling in aanmerking te komen afgewezen en de gemachtigde in de gelegenheid gesteld alsnog zekerheid te stellen. Vervolgens is de gemachtigde bij brief van 31 januari 2008 opgeroepen voor de zitting van 4 maart 2008. De gemachtigde heeft daarop gereageerd bij brief van 29 februari 2008. Hij verzoekt in die brief de onderhavige zaak en twee strafzaken op één datum te behandelen, zo mogelijk op 25 maart 2008 of 4 april 2008. Indien een behandeling van alle zaken op een van beide data niet mogelijk is, verzoekt hij een nieuwe afspraak te maken voor beide zaken. De kantonrechter overweegt in zijn beslissing van 4 maart 2008: "De door betrokkene gevraagde aanhouding, ten einde de zaak te kunnen voegen met 2 strafzaken wordt afgewezen, (..). De nu aanhangige mulderzaak is reeds eenmaal aangehouden; nadere aanhouding wordt om proces-economische redenen niet wenselijk geacht."
3.6. De gemachtigde die een aanhoudingsverzoek doet, mag er niet vanuit gaan dat dit verzoek zal worden gehonoreerd. De rechter hoeft niet eerder dan op de zitting te beslissen op een aanhoudingsverzoek. Gelet op het aantal keren dat de gemachtigde aanhouding is verleend heeft de kantonrechter het verzoek niet ten onrechte afgewezen. Naar het oordeel van het hof kan daarom niet gezegd worden dat de kantonrechter door de zaak op 4 maart 2008 bij afwezigheid van de gemachtigde te behandelen zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging heeft geschonden dat geen sprake is geweest van een eerlijke en onpartijdige behandeling.
3.7. Het voorgaande brengt mee, dat voor een doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, WAHV geen plaats is. Het beroep zal worden verworpen. Het hof kan daarom niet toekomen aan de inhoudelijke bezwaren van de betrokkene tegen beslissing van de kantonrechter.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
verwerpt het beroep;
Dit arrest is gewezen door mr. Dijkstra, in tegenwoordigheid van mr. Van der Heide als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.