Arrest d.d. 16 april 2008
Rolnummer 0700560
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant] h.o.d.n. Hibo Yachtcharter,
wonende te [woonplaats appellant],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: Hibo,
procureur: mr. S.A.G. de Vries,
1. Karibu Holding B.V.,
gevestigd te Woudsend,
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: Karibu,
procureur: mr. A.H. van der Wal.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het kortgeding vonnis uitgesproken op 8 augustus 2007 door de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 21 augustus 2007 is door Hibo hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van Karibu tegen de zitting van 12 september 2007.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te vernietigen het kortgeding vonnis van de Rechtbank Leeuwarden op 8 augustus 2007 tussen partijen gewezen en opnieuw rechtdoende - zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden - voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van appellant (voorheen eiser) toe te wijzen danwel een beslissing te nemen welke Uw Hof in deze juist acht met veroordeling van geïntimeerde van de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Karibu verweer gevoerd met als conclusie:
"Hibo niet ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, althans, de vorderingen dit hoger beroep ongegrond te verklaren, althans de vorderingen af te wijzen, met veroordeling van Hibo in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in appèl."
Voorts heeft Hibo een akte genomen en vervolgens heeft Karibu een antwoordakte genomen
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Hibo heeft vijf grieven opgeworpen, genummerd I, II, IV, V en VI.
De beoordeling
De feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in overweging 2 (2.1 tot en met 2.3) van het bestreden vonnis is geen deugdelijke grief ontwikkeld. Evenmin is daartegen - voor zover thans nog van belang - anderszins een bezwaar aangevoerd, zodat in zoverre van die feiten ook in hoger beroep zal worden uitgegaan. Voor zover dat voor de te maken beoordeling nog van belang is, staat het volgende vast.
1.1 Hibo en Karibu zijn buren. Voorheen was op de grens van beide percelen een open hekwerk geplaatst, waarop een winddoek was gespannen. Karibu heeft het winddoek verwijderd en het hekwerk vervangen door een vrijwel dicht hek dat ongeveer 20 centimeter vanaf de erfscheiding is geplaatst.
1.2 Karibu (althans [geïntimeerde 2]) heeft in zijn woning een webcam geplaatst waarvan de beelden worden uitgezonden via internet, onder meer via de site www.karibu.nl.
Grief 1
2. In de eerste grief betoogt Hibo dat de voorzieningenrechter de feiten heeft miskend. De onderbouwing van die grief zou zijn te vinden in de navolgende grieven, die Hibo bij grief I zo nodig als ingelast wenst te zien.
3. Aan grieven wordt als eis gesteld dat daarin de gronden die de appellant aanvoert ten betoge dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd, behoorlijk in het geding naar voren worden gebracht, zodat zij voor de appelrechter en de wederpartij, die immers moet weten waartegen zij zich heeft te verweren, voldoende kenbaar zijn (vgl. HR 5 december 2003, NJ 2004, 76 en HR 14 oktober 2005, NJ 2006, 620). Het behoeft geen betoog dat deze grief niet aan dat vereiste voldoet. De grief faalt daarom. Het hof voegt hier nog aan toe dat in de overige grieven ook geen duidelijke bezwaren tegen de vaststelling van de feiten door de voorzieningenrechter worden gemaakt.
Grief 2
4. Volgens Hibo heeft de voorzieningenrechter ten onrechte geoordeeld dat het hek thans op een dusdanige afstand van de kadastrale erfgrens is geplaatst dat Karibu door het ophangen van het winddoek naar alle waarschijnlijkheid geen enkele inbreuk zou maken op het eigendomsrecht van Hibo.
5. Ook deze grief faalt, reeds omdat honorering ervan niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak zou leiden. De bestreden overweging is immers ten overvloede gegeven; de voorzieningenrechter heeft beslissend geoordeeld dat Hibo geen spoedeisend belang heeft bij dit gedeelte van de gevorderde voorziening omdat er thans geen winddoek hangt en Hibo niets heeft meegedeeld waaruit een concreet voornemen van Karibu om opnieuw een winddoek op te hangen is af te leiden. Dat oordeel is niet met een grief bestreden. Het hof voegt hieraan toe dat zelfs onaannemelijk is dat opnieuw een winddoek zal worden opgehangen omdat dit doek - volgens Karibu voor het laatst in 2006 - werd geplaatst op een gaashekwerk, terwijl thans - zoals uit de overgelegde foto's ook blijkt - sprake is van een gesloten houten hek.
De grieven 3 en 4 (genummerd IV en V)
6. Deze grieven hebben betrekking op de webcam en lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Volgens Hibo is de voorzieningenrechter ten onrechte afgegaan op een door Karibu ter zitting getoonde foto van een webcamopname van kort voor de zitting. Daarop was de tuin en de boot van Hibo niet te zien. Aan de hand van thans overgelegde foto's betoogt hij dat onmiddellijk na de zitting wel degelijk - structureel - beelden van zijn tuin en de boot op internet zijn vertoond, en dat hij en zijn echtgenote daarop zijn te zien. Hij ervaart dit als een onrechtmatige aantasting van zijn privacy.
7.1 Hoewel Karibu in twijfel trekt dat de hiervoor bedoelde opnames zijn gemaakt op de door Hibo genoemde data, erkent zij thans dat de camera wel ingesteld heeft gestaan op zodanige wijze dat een deel van het perceel van Hibo in beeld kwam. Karibu legt op haar beurt printafdrukken over waaruit moet blijken dat niet van een structurele inbreuk sprake is. Voor toewijzing van de vordering is dat naar het oordeel van het hof ook niet vereist. Karibu, binnen wiens invloedsfeer het geheel ligt of de tuin van Hibo op de opnames is te zien, heeft immers geen enkele verklaring kunnen geven voor het feit dat zulks is gebeurd, en erkent ook dat het eenvoudig kan worden voorkomen. In het enkele feit dat zij dat in het recente verleden ondanks protesten van Hibo niet heeft gedaan, ligt het risico van herhaling besloten. Het hof stelt voorts het volgende voorop.
7.2 Een inbreuk op het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer levert in beginsel een onrechtmatige daad op. De aanwezigheid van een rechtvaardigingsgrond kan aan een inbreuk dat karakter ontnemen. Of een rechtvaardigingsgrond zich voordoet, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij moeten tegen elkaar worden afgewogen enerzijds de ernst van de inbreuk en anderzijds de belangen die daarmee redelijkerwijs kunnen worden gediend (HR 31 mei 2002, NJ 2003, 589).
8. In dit concrete geval geldt het volgende. Anders dan Karibu ingang wil doen vinden, is aan de hand van de overgelegde foto's en op grond van het feit dat het de bezoekers van de site van Karibu eenvoudig duidelijk kan worden van waaruit de opname is gemaakt en wie daarop te zien zijn, aannemelijk dat sprake is van een zodanige, voor derden herkenbare inbreuk op de privacy van Hibo dat deze tegenover hem als onrechtmatig moet worden beschouwd. Aan dat oordeel draagt bij dat sprake is van een voortdurende, voor Hibo buiten een procedure als deze niet beïnvloedbare inbreuk. Het hof acht het bepaald onaannemelijk dat dezelfde privacygevoelige informatie kan worden verkregen vanuit het publieke domein. Indien vanaf het openbare vaarwater al zicht op de tuin van Hibo bestaat, dan is dat van tijdelijke (letterlijk: voorbijgaande) aard, en zal dat voor Hibo bovendien onmiddellijk kenbaar zijn. De grieven slagen om die reden. Omdat dit onderdeel van de vordering voor het overige niet is bestreden, ligt het in het petitum onder 4 gevorderde in de hierna te melden zin voor toewijzing gereed. Nu daarmee is tegemoetgekomen aan het aan dit onderdeel van het geschil ten grondslag liggende bezwaar van vertoning op internet van beelden van de tuin van Hibo, valt het belang niet in te zien van hetgeen voor het overige (onder 3) is gevorderd. In zoverre wordt de vordering dan ook afgewezen. De gevorderde dwangsom zal tot een maximum van € 50.000,00 worden beperkt.
Grief 5 (genummerd VI)
9. Deze grief kenmerkt zich door het ontbreken van vernietigingsgronden, en is dus inhoudsloos.
De slotsom
10. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De vordering van Hibo zal deels worden toegewezen. Karibu zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep
verbiedt Karibu nu en in de toekomst beelden van het erf van Hibo uit te zenden danwel deze te (laten) verstrekken aan derden op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag voor iedere dag dat Karibu in strijd hiermee handelt;
bepaalt dat aan dwangsommen niet meer dan € 50.000,00 zal kunnen worden verbeurd;
veroordeelt Karibu in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Hibo:
in eerste aanleg op € 321,85 aan verschotten en € 527,00 aan salaris voor de gemachtigde,
in hoger beroep op € 370,85 aan verschotten en € 948,00 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Zandbergen en Telman, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 16 april 2008 in bijzijn van de griffier.