ECLI:NL:GHLEE:2008:BC4595

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003158-06
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor afpersingen en poging tot afpersing met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 14 februari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Groningen. De verdachte is beschuldigd van drie afpersingen en een poging tot afpersing, gepleegd tussen 23 juni 2005 en 20 juli 2005. De verdachte heeft verschillende winkels en een bank overvallen, waarbij hij personeel en klanten bedreigde met geweld. Bij de laatste overval heeft hij meerdere mensen van hun vrijheid beroofd en heeft hij zich overgegeven aan de politie nadat het pand was omsingeld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en terbeschikkingstelling (tbs) met verpleging. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep dezelfde straffen geëist, evenals schadevergoeding voor de benadeelde partijen.

Het hof heeft de feiten als bewezen verklaard en het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten, waarbij het hof heeft overwogen dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is door een persoonlijkheidsstoornis. De strafmaat is bepaald op zes jaar gevangenisstraf, met de maatregel van tbs met verpleging. Het hof heeft ook beslist over de verbeurdverklaring van verschillende voorwerpen die bij de overvallen zijn gebruikt en heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling van de verdachte in een tbs-kliniek.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003158-06
Parketnummer eerste aanleg: 18-670434-05
Arrest van 14 februari 2008 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 21 december 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te Zevenaar, [adres],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. B.M. Beg, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, heeft maatregelen opgelegd en heeft beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake het ten laste gelegde onder 1 (1e en 2e deel), 2, 3 en 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 jaren met aftrek van voorarrest, hem de maatregel van tbs met verpleging zal opleggen, de vorderingen van de benadeelde partijen zal toewijzen tot een bedrag van € 1.000,- ([benadeelde partij 1]) respectievelijk € 2.387,12 ([slachtoffer 2]), beide met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voorts heeft zij ten aanzien van het beslag gevorderd dat het masker, de/het verband(pleister), de damesfiets, 2 plastic tassen, de rugzak en de pet zullen worden verbeurd verklaard en dat het pistool, de boksbeugel, de munitie en het imitatiewapen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat de Australian trainingsjas (rood) en de baardtrimmer zullen worden teruggegeven aan verdachte.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 20 juli 2005 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld (een) medewerkster(s) van [juweliersbedrijf], te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], te dwingen tot de afgifte van sieraden en/of geld en/of horloges, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [juweliersbedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, met voormeld oogmerk
- (voorzien van een masker) die Juwelier, gevestigd aan [a-straat], is binnengegaan en/of
- zichtbaar voor voornoemde [slachtoffer 2] en/of een in de Juwelier aanwezige klant, te weten [slachtoffer 4], een vuurwapen (gas/alarmpistool) heeft doorgeladen en/of
- (daarbij) de woorden: 'Dit is een overval!' heeft geuit en/of
- voornoemd vuurwapen heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen, althans ertoe heeft gebracht, een (door verdachte meegebrachte) plastic zak te vullen met horloges,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 20 juli 2005 in de gemeente [gemeente] (in [juweliersbedrijf], gevestigd aan [a-straat]) opzettelijk één of meer personen, genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet
- terwijl die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] zich in voornoemde Juwelier bevonden, de voordeur van die Juwelier met stoelen gebarricadeerd en/of
- die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] en/of van der Spek (krachtig) vastgepakt en/of meegesleurd/meegenomen en/of geduwd en/of
- (zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4]) een vuurwapen (gas/alarmpistool) doorgeladen en/of
- voornoemd vuurwapen heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of hen (daarbij) de woorden: 'Hier blijven! Ik schiet hoor!' toegevoegd en/of
- de woorden geuit dat hij die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] in gijzeling zou nemen en/of
- hen (aldus) belet die Juwelier te verlaten;
2
hij op of omstreeks 13 juli 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal ongeveer 575 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of winkelbedrijf [winkelbedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- ( met een masker) supermarkt [winkelbedrijf 1], gevestigd aan de [b-straat], is binnengegaan en/of
- (aldaar) (meermalen) met een (nep) vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot heeft gelost en/of
- voornoemd (nep)vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gericht, althans aan die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft getoond, en/of
- daarbij de volgende woorden heeft gebezigd: 'Geld, geld, hierin doen!', althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
3
hij op of omstreeks 5 juli 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder diverse pasjes en/of een biljet van 25 gulden en/of Japanse bankbiljetten) en/of een briefje van 10 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [bank], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- (met een masker) het bankfiliaal [bankfiliaal], gevestigd aan [c-straat], is binnengegaan en/of
- (aldaar) (meermalen) met een (nep)vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot heeft gelost en/of
- voornoemd (nep)vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 9] heeft gericht en/of aan die [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 10] heeft getoond en/of
- een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht, althans aan die [slachtoffer 8] heeft getoond, en/of
- (daarbij) de volgende woorden heeft gebezigd: 'Doe rustig. Dit is een overval! Stop al het geld in de tas!' en/of 'Dan maar jullie portemonnees', althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 23 juni 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 11] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 360 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] en/of winkelbedrijf [winkelbedrijf 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- (met een masker) winkelbedrijf [winkelbedrijf 2], gevestigd aan de [d-straat], is binnengegaan en/of
- (aldaar) (meermalen) met een (nep)vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, een schot heeft gelost en/of
- voornoemd (nep)vuurwapen, althans voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 11] heeft gericht, althans aan die [slachtoffer 11] heeft getoond, en/of
- (daarbij) de volgende woorden heeft gebezigd: 'Dit is een overval! Doe hier geld in, snel!', althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op 20 juli 2005 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld medewerksters van [juweliersbedrijf], te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], te dwingen tot de afgifte van sieraden en geld en horloges, toebehorende aan voornoemde [juweliersbedrijf], met voormeld oogmerk
- (voorzien van een masker) die Juwelier, gevestigd aan [a-straat], is binnengegaan en
- zichtbaar voor voornoemde [slachtoffer 2] en een in de Juwelier aanwezige klant, te weten [slachtoffer 4], een vuurwapen (gas/alarmpistool) heeft doorgeladen en
- de woorden: 'Dit is een overval!' heeft geuit en
- voornoemd vuurwapen heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en
- die [slachtoffer 3] heeft gedwongen, een (door verdachte meegebrachte) plastic zak te vullen met horloges,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
EN
hij op 20 juli 2005 in de gemeente [gemeente] (in [juweliersbedrijf], gevestigd aan [a-straat]) opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft verdachte met dat opzet
- terwijl die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] zich in voornoemde Juwelier bevonden, de voordeur van die Juwelier met stoelen gebarricadeerd en
- [slachtoffer 2] en van der Spek (krachtig) vastgepakt en/of meegesleurd/meegenomen en/of geduwd en
- (zichtbaar voor die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]) een vuurwapen (gas/alarmpistool) doorgeladen en
- voornoemd vuurwapen heeft gericht op en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en/of hen de woorden: 'Hier blijven! Ik schiet hoor!' toegevoegd en
- hen (aldus) belet die Juwelier te verlaten;
2
hij op 13 juli 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (in totaal ongeveer 575 euro), toebehorende aan
voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of winkelbedrijf [winkelbedrijf 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- ( met een masker) supermarkt [winkelbedrijf 1], gevestigd aan de [b-straat], is binnengegaan en
- aldaar meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een schot heeft gelost en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] heeft gericht en
- daarbij de volgende woorden heeft gebezigd: 'Geld, geld, hierin doen!'.
3
hij op 5 juli 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud (waaronder diverse pasjes en/of een biljet van 25 gulden en/of Japanse bankbiljetten) en een briefje van 10 euro, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- (met een masker) het bankfiliaal [bankfiliaal], gevestigd aan [c-straat], is binnengegaan en
- aldaar met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een schot heeft gelost en
- voornoemd op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [slachtoffer 9] heeft gericht en aan die [slachtoffer 9] en [slachtoffer 8] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 10] heeft getoond en
- een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 8] heeft gericht, en
- (daarbij) de volgende woorden heeft gebezigd: 'Doe rustig. Dit is een overval! Stop al het geld in de tas!' en 'Dan maar jullie portemonnees';
4
hij op 23 juni 2005 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 11] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (ter hoogte van ongeveer 360 euro), toebehorende aan [slachtoffer 12] en/of winkelbedrijf [winkelbedrijf 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- (met een masker) winkelbedrijf [winkelbedrijf 2], gevestigd aan de [d-straat], is binnengegaan en
- aldaar meermalen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp een schot heeft gelost en
- een stroomstootwapen op voornoemde [slachtoffer 11] heeft gericht, en
- (daarbij) de volgende woorden heeft gebezigd: 'Dit is een overval! Doe hier geld in, snel!'.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1:
deel 1: poging tot afpersing
deel 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, meermalen gepleegd
onder 2 en 4, telkens:
afpersing
onder 3:
afpersing, meermalen gepleegd
Strafbaarheid
Omtrent verdachtes persoonlijkheid is door J.H. van Renesse, psychiater en vast gerechtelijk deskundige, en I.M. van Woudenberg, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige bij het Pieter Baan Centrum (PBC), d.d. 1 juni 2006 een Pro justitia rapport uitgebracht. Op 16 augustus 2006 is daarop door hen gezamenlijk een aanvulling gegeven.
De psycholoog Van Woudenberg heeft ter zitting van het hof op 31 januari 2008 verklaard - zakelijk weergegeven - dat verdachte zich gedurende zijn verblijf in het PBC weigerachtig heeft opgesteld, hetgeen onder meer inhield dat hij geen psychologische testen heeft ondergaan. Niettegenstaande deze weigerachtige houding heeft zij in diagnostisch opzicht wel een beeld van hem gekregen.
De psychiater Van Renesse heeft ter zitting van het hof op 31 januari 2008 verklaard - zakelijk weergegeven - dat verdachte zich gedurende zijn verblijf in het PBC niet bereidwillig heeft opgesteld, hetgeen onder meer betekende dat verdachte een lichamelijk onderzoek weigerde. Omdat verdachte wel met hem wilde spreken, was een psychiatrisch onderzoek toch goed mogelijk, hetgeen hij ook in de beschouwing van voormeld rapport heeft weergegeven.
Beide deskundigen hebben ter zitting van het hof hun bevindingen uit voormeld rapport herhaald en te kennen gegeven, onverminderd achter de conclusies met betrekking tot de geestvermogens van verdachte en de toerekenbaarheid van de ten laste gelegde feiten te staan.
In het rapport van voormelde deskundigen wordt geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten last gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof neemt vorenstaande conclusies over en maakt die tot de zijne.
Het hof acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van hem overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 23 juni 2005 tot en met 20 juli 2005 schuldig gemaakt aan drie afpersingen en een poging tot afpersing. Hij heeft een aantal winkels en een bank overvallen, waarbij hij het personeel en de aanwezige klanten heeft bedreigd om een zo groot mogelijke buit binnen te halen. Bij de laatste overval heeft verdachte een aantal mensen van hun vrijheid beroofd, en zich pas overgegeven toen het pand geheel was omsingeld door de politie.
Hij is bij de overvallen professioneel te werk gegaan. Hij plakte zijn vingertoppen van te voren af, zodat hij geen vingerafdrukken zou achterlaten. Om herkenning te voorkomen, plakte hij een tatoeage in zijn nek af en vermomde zich door een masker te dragen. Bij drie van de overvallen heeft verdachte de slachtoffers in het bijzonder angst aangejaagd door één of meerdere schoten te lossen en met een stroomstootwapen te richten en te dreigen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vijftal ernstige strafbare feiten, die, gelet op de dreiging die daarvan uitgaat, zeer traumatisch zijn geweest voor de slachtoffers daarvan en grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij teweeg hebben gebracht. Dat zijn gedragingen zijn slachtoffers daadwerkelijk hebben getraumatiseerd, blijkt wel uit de afgelegde slachtofferverklaringen.
Daarnaast heeft verdachte ter zitting erkend dat hij zich ook aan andere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt dan ten laste van hem is bewezen verklaard. Deze strafbare feiten zijn onder parketnummer 18-670434-05 ad informandum gevoegd en dienen thans, als meegewogen in na te melden straf, als afgedaan te worden beschouwd.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 23 november 2007 - eerder is veroordeeld. Tevens heeft het hof meegewogen dat - zoals in het voornoemde PBC-rapport is geconcludeerd en welke conclusies door het hof zijn overgenomen - de bewezen verklaarde feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof, evenals de advocaat-generaal en de rechtbank in eerste aanleg van oordeel, dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende en ook noodzakelijke bestraffing is.
Afwijzing verzoek
De raadsman heeft ter zitting betoogd, dat verdachte opnieuw dient te worden onderzocht in het Pieter Baan Centrum (PBC), aangezien verdachte ten tijde van het reeds door het PBC gedane onderzoek een weigerachtige observandus was, maar nu aan een nieuw onderzoek wil meewerken. Hoewel de verdediging zich niet verzet tegen het gebruik van het PBC-rapport zijn de hierin getrokken conclusies mogelijk wel verouderd, omdat het rapport meer dan een jaar oud is. Daarnaast wordt hierin het advies gegeven een tbs met voorwaarden op te leggen. Als het hof van dit advies wil afwijken, zal verdachte eerst opnieuw in het PBC onderzocht dienen te worden.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
De deskundigen die verdachte in het PBC hebben onderzocht, zijn ter terechtzitting van het hof van 31 januari 2008 gehoord. Zij hebben ter zitting verklaard nog immer achter hun bevindingen en conclusies ter zake verdachtes persoonlijkheid te staan. Ter toelichting daarop hebben zij aangegeven dat de conclusies uit het rapport nog steeds op verdachte van toepassing zijn, aangezien de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsstoornis niet vanzelf verdwijnt en verdachte sinds zijn verblijf in het PBC geen behandeling heeft ondergaan. Zij hebben daarnaast verklaard dat als verdachte tijdens het onderzoek volledig zou hebben meegewerkt, dit nauwelijks of geen aanvullende informatie zou hebben gegeven.
Gelet op het voorgaande acht het hof een nieuw onderzoek van verdachte in het Pieter Baan Centrum niet noodzakelijk.
Voor wat betreft de stelling van de raadsman dat de in het PBC-rapport getrokken conclusies mogelijk verouderd zijn, gelet op de leeftijd van het rapport, overweegt het hof als volgt. Tussen de tijd waarin het onderzoek ter zitting van het hof zijn beslag heeft gekregen en de dagtekening van het rapport, is niet een zodanig lange termijn verstreken dat de inhoud van het rapport geacht moet worden niet de toestand van verdachte ten tijde van het onderzoek ter zitting van het hof weer te geven. Dit oordeel wordt gesteund door de voormelde toelichting die de deskundigen ter zitting hebben gegeven op hun opvatting dat de conclusies uit het PBC-rapport nog steeds op verdachte van toepassing zijn.
De stelling van de raadsman ten slotte dat verdachte opnieuw onderzocht moet worden, indien het hof - in plaats van het in het PBC-rapport gegeven advies om hem tbs met voorwaarden op te leggen - overweegt verdachte tbs met verpleging op te leggen, vindt geen steun in het bepaalde in artikel 37a lid 3 juncto 37 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof wijst het verzoek af.
Motivering van de op te leggen maatregel
Voormeld multidisciplinair PBC-rapport van psychiater J.H. van Renesse en psycholoog I.M. van Woudenberg en de aanvulling daarop houdt - zakelijk weergegeven - als advies in:
Betrokkene is een matig begaafde man met een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, narcistische en afhankelijke trekken. Aan deze persoonlijkheidsontwikkeling liggen verwaarlozende en complexe omgevingsfactoren, en mogelijk ook aanlegfactoren ten grondslag. De kern van de stoornis ligt in de basale onmachtsgevoelens en de afhankelijkheid van een zorgzame en consistente externe structuur (relatie, huisvesting, werk). Bij het ontbreken van deze structuur is betrokkene geneigd tot het antisociaal uitageren van zijn onderliggende gevoelens van onmacht en onvrede, en het daarbij tevens narcistisch bevredigen van zijn behoefte aan waardering. De relatie tussen de hiervoor genoemde persoonlijkheidsstoornis en de ten laste gelegde feiten is duidelijk. In een periode waarin betrokkene bij gebrek aan een externe structuur sociaal afglijdt, gaat hij over tot nogal naïeve, opportunistische overvallen, waarbij het geldelijk gewin dient om zijn achterstallige huurschuld te lenigen, maar vooral om in de ogen van zijn dochter de gevierde vader te kunnen zijn die haar kan trakteren op vakanties en dergelijke. Wij achten betrokkene dan ook verminderd toerekeningsvatbaar voor de ten laste gelegde feiten - indien bewezen -. Het risico op recidive van feiten als ten laste gelegd, waarbij de traumatische ervaringen voor de slachtoffers groot zijn, achten wij groot. Op de risicoanalyse van de HCR-20 scoort betrokkene op het niveau matig. Op klinische gronden wordt het risico op recidive echter toch hoger ingeschat, gezien betrokkene's onmacht, de grote afhankelijkheid van een externe structuur en de geringe beschikbaarheid van persoonlijke steun in de nabije toekomst.
Een voor betrokkene vooral van belang zijnde duidelijke sociale structuur, kan geboden worden binnen een voorziening voor begeleid wonen (RIBW). Betrokkene is niet primair een agressieve man en wordt ook voldoende gemotiveerd geacht om op langere termijn zonder gedwongen juridisch kader binnen een dergelijke voorziening te worden begeleid. Navraag bij de RIBW instellingen in Flevoland-Utrecht en in Twente heeft inmiddels uitgewezen dat een rechtstreekse plaatsing van betrokkene in een dergelijke setting in het kader van een tbs met voorwaarden praktisch niet haalbaar is,
aangezien de betreffende instellingen bij tussentijdse recidive in de praktijk onvoldoende mogelijkheden zien om betrokkene terug te plaatsen in een tbs-kliniek. Hierop is nader overleg gevoerd met de reclassering Groningen en met de heer
[betrokkene], werkzaam als coördinator indicatiestelling forensische zorg voor het
ressort Arnhem en Leeuwarden, die bevestigde dat ook in de noordelijke regio een rechtstreekse RIBW-plaatsing in een voorwaardelijk kader op dergelijke bezwaren zou stuiten - ook ondanks de wettelijke mogelijkheden om een eventuele omzetting van de tbs-maatregel via het openbaar ministerie indien noodzakelijk snel en efficiënt te effectueren. Bovenstaande bevindingen leiden tot de conclusie dat de noodzakelijk geachte begeleiding van betrokkene slechts gerealiseerd lijkt te kunnen worden vanuit een tbs-kliniek en dat vooralsnog geadviseerd moet worden tot oplegging van een
tbs-maatregel met bevel tot verpleging. Feitelijk zou een dergelijk kader dicht kunnen aansluiten bij de door het onderzoeksteam voorgestelde behandellijn door betrokkene na een korte klinische fase - waarin aandacht kan worden besteed aan de verdere ontwikkeling van betrokkenes sociale vaardigheden, het omgaan met gevoelens van onmacht en wrok en aan zijn beroepsontwikkeling - verder te begeleiden in een resocialisatiekader en plaatsing in een RIBW-voorziening vanuit de kliniek.
Een dergelijk traject waarin de reclassering Groningen bij de uitwerking een coördinerende rol zou kunnen vervullen, wordt gesteund door de heer [betrokkene].
Van Renesse en Van Woudenberg zijn door het hof ter terechtzitting van 31 januari 2008 als getuige-deskundigen gehoord, alwaar zij hun bevindingen uit voornoemd rapport en de aanvulling daarop hebben herhaald en te kennen hebben gegeven, nog steeds achter deze conclusies te staan.
Daarnaast houdt een door de Reclassering Nederland opgemaakt Maatregelrapport
d.d. 20 november 2006 - zakelijk weergegeven - als advies in:
De drie instellingen die door ons zijn aangeschreven met het verzoek de behandelmogelijkheden van betrokkene te bekijken in het geval een tbs met voorwaarden wordt opgelegd, berichtten ons geen mogelijkheden te zien. Zij vinden betrokkene ongeschikt en gezien zijn houding tijdens de intake ongemotiveerd. Betrokkene heeft gaandeweg de periode waarin hij preventief gehecht is steeds laten weten niet onderzocht te willen worden door psychiaters en psychologen. Hij heeft steeds laten weten geen tbs te willen krijgen. Hierin is hij zeer consequent geweest.
Wij zijn niet in staat voorwaarden te formuleren in het kader van een tbs. Aangezien betrokkene duidelijk te kennen heeft gegeven tegen een tbs-maatregel in hoger beroep te zullen gaan, achten wij hem dan ook niet begeleidbaar.
Het hof neemt bovenstaande conclusies van de deskundigen Van Renesse en Woudenberg over en maakt die tot de zijne. Op grond hiervan is het hof van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezen verklaarde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, dat hij daardoor verminderd toerekeningsvatbaar is te achten en dat de kans dat hij opnieuw een geweldsdelict zal begaan groot moet worden geacht.
Derhalve eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de tbs-maatregel. De veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist ook dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd. Daarbij heeft het hof meegewogen dat er bij verdachte kennelijk sprake is van een zodanige (persoonlijkheids)problematiek dat een behandeling daarvan anders dan in het kader van een tbs met verpleging niet mogelijk is. Het hof baseert dit oordeel mede op de bevindingen daaromtrent van de deskundigen Van Renesse en Van Woudenberg en de opsteller van voornoemd maatregelenrapport van de Reclassering.
Het hof zal derhalve, naast voormelde gevangenisstraf, de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging opleggen.
De raadsman heeft ter zitting van het hof verzocht om, in het geval het hof naast een gevangenisstraf een tbs met verpleging zou opleggen, in het arrest een advies op te nemen zoals bedoeld in artikel 37b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof ziet geen aanleiding om een zodanig advies te geven en wijst dit verzoek af.
Beslag
De door het hof verbeurd te verklaren voorwerpen zijn daarvoor vatbaar. Immers, met betrekking tot die voorwerpen zijn de hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feiten begaan, terwijl zij toebehoren aan verdachte.
Het door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerp, het pistool, is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dit pistool de hiervoor bewezen verklaarde feiten onder 1 zijn begaan en dit pistool van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De overige door het hof aan het verkeer te onttrekken voorwerpen zijn daarvoor eveneens vatbaar. Immers, de boksbeugel, munitie en het imitatiewapen, welke voorwerpen blijkens het onderzoek ter zitting van het hof aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane hiervoor bewezen verklaarde feiten aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering ( € 1000,- ) in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd tot een bedrag van € 2.387,12 en haar vordering heeft verhoogd tot een bedrag van € 2.582,22. Die vordering is in eerste aanleg toegewezen tot een bedrag van € 2.387,12. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar vordering tot schadevergoeding, voor zover in eerste aanleg toegewezen, in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof overweegt, dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting van het hof vaststaat, dat door de bewezen verklaarde feiten onder 1 aan de slachtoffers [benadeelde partij 1] en [slachtoffer 2] schade is toegebracht, waarvoor verdachte jegens genoemde slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Aan verdachte zal derhalve de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemde slachtoffers.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b (oud), 36c, 36d, 36f (oud), 37a (oud), 37b, 45 (oud), 57 (oud), 282 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart verbeurd: masker, verband(pleister), damesfiets, 2 plastic tassen, rugzak en pet;
verklaart aan het verkeer onttrokken: pistool, boksbeugel, munitie en imitatiewapen;
gelast de teruggave aan verdachte van: Australian trainingsjas (rood) en baardtrimmer;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats 1], tot een bedrag van duizend euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats 1];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats 2], tot een bedrag van tweeduizend driehonderdzevenentachtig euro en twaalf cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend driehonderdzevenentachtig euro en twaalf cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats 2];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van eenenveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. K.J. van Dijk en mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde de griffier voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.