ECLI:NL:GHLEE:2008:BC3424
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Kuiper
- J. Breemhaar
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van minimumafnamebepaling in franchise-overeenkomst en gevolgen voor ontbinding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 30 januari 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Mitra C.V. en een geïntimeerde partij met betrekking tot een franchise-overeenkomst. Mitra had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Assen, waarin werd geoordeeld dat de franchise-overeenkomst niet tijdig was opgezegd, waardoor deze automatisch met vijf jaar was verlengd. Mitra stelde dat de minimumafnamebepaling in artikel 13.4 van de franchise-overeenkomst nietig was op grond van artikel 6, tweede lid, van de Mededingingswet. Het hof oordeelde dat de minimumafnamebepaling inderdaad nietig was, maar dat dit niet automatisch leidde tot een conversie naar een lagere afnameverplichting zonder overeenstemming tussen partijen. Het hof benadrukte dat de nietigheidsbepaling bedoeld is om ongeoorloofde beperkingen van de mededinging te voorkomen.
Daarnaast oordeelde het hof dat Mitra niet had voldaan aan de verplichting om de geïntimeerde aan te manen tot het verstrekken van de bedrijfseconomische rapportage, zoals vereist in artikel 19 van de franchise-overeenkomst. Hierdoor kon Mitra de overeenkomst niet wegens wanprestatie beëindigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Mitra in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van naleving van contractuele verplichtingen en de gevolgen van niet-tijdige opzegging van overeenkomsten in het kader van franchise.