ECLI:NL:GHLEE:2007:BC9803

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
600302
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door verontreiniging van melk na brand bij afvalstoffenverwerker

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Afvalstoffen Transport Friesland B.V. (ATF) voor de schade die Friesland Foods B.V. heeft geleden na een brand in de opslaghal van ATF op 12 mei 2000. De brand resulteerde in de vrijlating van gevaarlijke stoffen die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid vormden, met name voor de melk die Friesland Foods verhandelt. Friesland Foods was verplicht om de melk van boeren in het getroffen gebied af te nemen, ondanks de onzekerheid over de kwaliteit van de melk na de brand. Het hof oordeelt dat de norm van artikel 6:175 BW, die risicoaansprakelijkheid introduceert voor bedrijven die gevaarlijke stoffen onder zich hebben, ook de belangen van Friesland Foods beschermt. Het hof concludeert dat de schade die Friesland Foods heeft geleden, het gevolg is van de brand en dat ATF aansprakelijk is voor deze schade. De uitspraak benadrukt dat voorzorgsmaatregelen die door Friesland Foods zijn genomen om verontreiniging te voorkomen, als redelijke maatregelen kunnen worden aangemerkt die voor vergoeding in aanmerking komen. Het hof wijst de grieven van ATF af en bevestigt de aansprakelijkheid voor de schade die Friesland Foods heeft geleden door de brand en de daaropvolgende maatregelen die zij heeft moeten nemen.

Uitspraak

Arrest d.d. 19 september 2007
Rolnummer 0600302
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Afvalstoffen Transport Friesland B.V.,
gevestigd te Drachten,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: ATF,
procureur: mr. J.V. van Ophem,
voor wie gepleit heeft mr. C. Banis, advocaat te Rotterdam,
tegen
Friesland Coberco Dairy Foods B.V., thans geheten Friesland Foods B.V.,
gevestigd te Meppel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Friesland Foods,
procureur: mr. J.B. Dijkema,
voor wie gepleit heeft mr. R.P.J.L. Tjittes, advocaat te Amsterdam.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 30 oktober 2002 en 9 juni 2004 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 16 juli 2004 is door ATF hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 9 juni 2004 met dagvaarding van Friesland Foods tegen de zitting van 28 juni 2006.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden d.d. 9 juni 2004, gewezen onder rolnummer 52681 HA ZA 02-0392, met appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiseres, te vernietigen en derhalve de vordering van geïntimeerde jegens appellante alsnog af te wijzen, met veroordeling van geïntimeerde, uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van het geding in beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door Friesland Foods verweer gevoerd met als conclusie:
"voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
(a) De door appellanten aangevoerde grieven ongegrond te verklaren en het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden zo nodig met verbetering van gronden, te bekrachtigen;
(b) Appellanten te veroordelen om binnen zeven dagen na het wijzen van dit vonnis aan geïntimeerde te betalen de kosten van het geding, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn voldaan, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is."
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten door hun advocaten, die zich daarbij van een pleitnota hebben bediend.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
ATF heeft zeven grieven opgeworpen.
De beoordeling
Ten aanzien van de feiten
1. ATF heeft geen grief gericht tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 van het bestreden vonnis, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan.
Het gaat in dit geding om het volgende.
1.1 ATF is een bedrijf dat zich bezighoudt met het inzamelen, sorteren en verwerken van afvalstoffen, waaronder chemisch afval. Op het bedrijfsterrein van ATF in Drachten bevinden zich diverse bedrijfsgebouwen, waaronder een opslaghal.
1.2 In de vroege ochtend van 12 mei 2000 heeft er een grote brand gewoed in de opslaghal van ATF waardoor deze volledig is uitgebrand. In de hal lag ongeveer 500.000 kg afval opgeslagen, waaronder gevaarlijke stoffen, te weten: 121.000 kg oplosmiddelen, 96.000 kg verfstoffen, 40.000 kg laagcalorische olie, zoals koelvloeistof, 12.000 kg loodaccu's, 9.400 kg batterijen, 1.200 kg nikkel-cadmiumbatterijen, 386 kg onder water bewaard kruit en ruim 1.000 kg asbest. Voorts 12.000 kg afvalolie, 5.000 kg zuren en 3.300 kg pcb-houdend afval.
Al deze afvalstoffen zijn vrijwel geheel verbrand.
Bij de brand zijn gevaarlijke stoffen vrijgekomen die een acuut en reëel gevaar vormden voor de volksgezondheid. De rookwolk die tijdens de brand ontstond heeft zich over een gebied ten westen van het bedrijf van ATF verspreid.
1.3 Friesland Foods is een grote zuivelcoöperatie die melk afneemt van onder meer boeren die gevestigd zijn in het gebied ten westen van ATF.
1.4 In de leveringsovereenkomst zoals die ten tijde van de brand gold tussen Friesland Foods en de boeren in het betrokken gebied staat onder meer vermeld:
Artikel 2: Leveringsverplichting
2.1 De leden zijn verplicht alle in hun bedrijf/bedrijven gewonnen melk, met uitzondering van de hoeveelheid die voor onmiddellijk eigen consumptie nodig is, te leveren aan de Coöperatie dan wel aan een door haar aangewezen derde. Die melk mag slechts van eigen, gezonde koeien afkomstig zijn. (.....)
2.2 Bij reglement (..... ) vast te stellen door het bestuur, de regiobijeenkomsten gehoord, kunnen voorschriften worden gegeven omtrent de behandeling, de kwaliteit (.....) en de levering van melk. De leden zijn gehouden deze voorschriften stipt na te leven casu quo er voor zorg te dragen dat deze worden nageleefd. Ook overigens zijn de leden gehouden bij de winning en bewaring van de melk de uiterste zorg te betrachten en van overheidswege, dan wel vanwege de Europese Unie, dan wel vanwege instellingen die werkzaam zijn op het terrein van de zuivel-kwaliteitszorg waarbij de Coöperatie of de door haar aangewezen derde is aangesloten, gegeven voorschriften stipt na te leven.
(.....)
2.5 De Coöperatie dan wel de door haar aangewezen derde is verplicht de door een lid krachtens de Statuten en deze overeenkomst aan de Coöperatie casu quo aan de door haar aangewezen derde te leveren melk te ontvangen. De Coöperatie casu quo de door haar aangewezen derde is echter niet verplicht melk te ontvangen die niet voldoet aan enige hiervoor bedoelde norm of waarvan vaststaat, redelijkerwijs moet worden vermoed dan wel door het bevoegd gezag is verklaard dat deze niet geschikt is voor menselijke consumptie, dan wel met betrekking waartoe van de Coöperatie casu quo van de door haar aangewezen derde redelijkerwijs niet kan worden gevergd deze te ontvangen.
1.5 Op de dag van de brand ontving Friesland Foods een fax van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (hierna: LNV) met de volgende inhoud:
Naar aanleiding van de brand in het opslagdepot in Drachten is - in overleg met de NZO (Nederlandse Zuivel Organisatie ) - besloten om de volgende maatregelen uit voorzorg te nemen:
1. Nog vanavond de melktanks te legen van de veehouders in het betreffende gebied;
2. Nà vanavond de melk apart te houden, tot meer informatie bekend is uit de monsters van melk en gras die nog dit weekend zullen worden onderzocht.
De betreffende veehouders zal worden geadviseerd om het net gemaaide kuilgras apart te houden en de koeien weer op stal te zetten en daar voorlopig te houden.
1.6 Op 13 mei 2000 heeft de Minister van LNV de 'Landbouwkwaliteitsregeling verontreinigde melk' in de Staatscourant van 15 mei 2000 gepubliceerd met de volgende inhoud:
Artikel 1
1. Het is verboden voor inrichtingen rauwe melk en warmtebehandelde consumptiemelk en producten op basis van melk, die afkomstig zijn van een productiebedrijf, dat ligt in het in de bijlage bij deze regeling aangegeven gebied, in de handel te brengen.
2. Het is verboden voor inrichtingen melk, afkomstig uit het in artikel 1 bedoelde gebied voor enig doel te bezigen, waaronder wordt begrepen het mengen met andere melk, met uitzondering van het voorhanden hebben.
3. Het is verboden voor inrichtingen melkvet, afkomstig uit het in artikel 1 bedoelde gebied voor enig doel te bezigen of te verhandelen, met uitzondering van het voorhanden hebben.
In de bijlage bij de Regeling is 'het aangegeven gebied' gelegen ten westen van ATF nauwkeurig begrensd.
1.7 De toelichting van de Minster op dit besluit luidde als volgt:
Bij een grote brand bij ATF-chemie, een bedrijf voor de verwerking van chemische afvalstoffen in Drachten, is een grote hoeveelheid schadelijke stoffen vrij gekomen. Deze stoffen kunnen, indien ze in de voedselketen terecht komen, schadelijke gevolgen hebben. Het is daarom van belang te voorkomen dat deze stoffen in de voedselketen terecht komen. In de omgeving van Drachten zijn een aantal melkveehouders gevestigd. Het is dus mogelijk dat via de weg van verontreinigde melk, de stoffen in voedsel terecht komen. Om dit te voorkomen is in de onderhavige regeling daarom bepaald dat rauwe melk en warmtebehandelde consumptiemelk en producten op basis van melk, die afkomstig zijn uit dit gebied, niet door de melkfabrieken verhandeld mogen worden. Ook mag melk of melkvet niet in andere producten verwerkt of gemengd worden. Deze bepaling heeft betrekking op melk van koeien, ooien, geiten of buffelkoeien. Ook is het niet toegestaan deze melk te mengen dan wel het in deze melk aanwezige melkvet te verhandelen.
1.8 Voorts heeft de voorzitter van het Productschap Diervoeder op 13 mei 2000, het volgende besluit gepubliceerd in de Staatcourant van 15 mei 2000:
Artikel 2
Het is de ondernemer verboden vers gras, alsmede vanaf 12 mei 2000 gedroogd gras en grassilage in het verkeer te brengen en te vervoederen, die besmet kunnen zijn met verbrandingsresten van een chemische afvalverwerkingsinstallatie.
1.9 De NZO heeft haar leden - waaronder Friesland Foods - bij telefax van 15 mei 2000 als volgt bericht:
Uit voorzorg hebben de Ministers van LNV en VWS de volgende maatregelen genomen, in afwachting van de uitslag van de onderzoeken:
* de veehouders te verplichten het rundvee, schapen en geiten op stal te zetten en daar voorlopig te houden
* de melktanks zijn door de betrokken coöperaties in de nacht van vrijdag 12 mei, zaterdag 13 mei (tot 04.00 uur) geleegd ter verwerking;
* ná deze tijdperiode dient de melk apart te worden opgehaald en apart te worden gehouden in de fabriek. Indien uit onderzoek blijkt dat de melk schadelijke effecten heeft op de volksgezondheid, dan zal deze worden vernietigd.
1.10 De boeren waarvan Friesland Foods melk afneemt, hebben een eigen opslagcapaciteit voor de melk van drie dagen. Normaliter wordt de melk eenmaal per drie dagen opgehaald.
1.11 Friesland Foods heeft na de brand voorzorgsmaatregelen genomen om te voorkomen dat de vrijgekomen gevaarlijke stoffen via de melk een gevaar voor de volksgezondheid zouden opleveren. Daartoe heeft zij, overeenkomstig de instructies van het Ministerie, op 12 mei 2000 de melktanks in het gebied zo snel mogelijk geleegd en in de daarop volgende dagen de mogelijk verontreinigde melk uit het gebied in aparte tankwagens opgehaald en separaat opgeslagen, dit alles teneinde de als gevolg van de brand mogelijk verontreinigde melk gescheiden te houden van de
goede melk.
1.12 Friesland Foods heeft de melk die afkomstig was van bedrijven die het dichtst bij de fabriek van ATF waren gelegen - en waarvan de kans op contaminatie het grootst leek - opgeslagen in Wierden. De overige melk is opgeslagen in Zwolle en Lochem alwaar het - in afwachting van de resultaten van het lopende onderzoek - is verwerkt tot melkpoeder.
Friesland Foods heeft het deel van de melk dat in Wierden was opgeslagen, wegens gebrek aan productiecapaciteit, niet tijdig tot melkpoeder kunnen verwerken. Deze partij melk is vernietigd.
1.13 Zowel het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) als Friesland Foods heeft de melk getest. Toen bleek dat de melk niet vervuild was geraakt, heeft de Minister van LNV op 19 mei 2000 aangegeven dat de voorzorgsmaatregelen werden ingetrokken en de melk(producten) weer verhandeld mochten worden.
2. De grieven I, II, III, IV en VII lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
3. Tussen partijen is in confesso dat ATF in de uitoefening van haar bedrijfstoffen onder zich had die een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken opleveren. Voorts is niet in geschil dat deze stoffen door de brand bij ATF zijn vrijgekomen, waardoor dit gevaar is verwezenlijkt en dat dientengevolge op ATF een risicoaansprakelijkheid rust in de zin van artikel 6:175 BW.
4. ATF heeft evenwel betwist dat zij jegens Friesland Foods aansprakelijk is voor de door Friesland Foods geleden schade.
Zij heeft aangevoerd dat zowel het causaliteitsvereiste als het relativiteitsvereiste aan aansprakelijkheid in de weg staan.
5. In dit verband heeft ATF in hoger beroep een nieuw argument opgeworpen ter onderbouwing van haar causaliteits- en relativiteitsverweer, alsmede ter adstructie van een eigen schuld verweer. ATF stelt zich in dit verband op het standpunt dat Friesland Foods, gelet op het bepaalde in artikel 2.5 van de leveringsovereenkomst, niet gehouden was de melk van de boeren af te nemen. Volgens ATF geldt dat, in het licht van de ministeriële besluiten die naar aanleiding van de brand waren genomen, redelijkerwijs moest worden vermoed dat de af te nemen melk niet geschikt was voor menselijke consumptie en/of dat het ontvangen van de melk redelijkerwijs niet van Friesland Foods kon worden gevergd.
6. Friesland Foods heeft een en ander gemotiveerd betwist.
Afnameverplichting
7. Het hof is van oordeel dat uit de tekst van artikel 2.5 van de leveringsovereenkomst voortvloeit dat Friesland Foods de afname van melk slechts in uitzonderlijke gevallen kan weigeren. Friesland Foods kan enkel melk weigeren die niet voldoet aan de in dat artikel genoemde kwaliteitseisen of waarvan vaststaat, door het bevoegd gezag is vastgesteld, dan wel redelijkerwijs moet worden vermoed dat deze niet voor menselijke consumptie geschikt is, dan wel met betrekking waartoe van Friesland Foods redelijkerwijs niet kan worden gevergd deze te ontvangen.
8. Gesteld noch gebleken is dat vaststond, dan wel door het bevoegd gezag was vastgesteld dat de melk niet voor consumptie geschikt was. ATF stelt evenwel dat dit redelijkerwijs moest worden vermoed.
Het hof is van oordeel dat het bestaan van een kans of mogelijkheid dat de melk verontreinigd is alléén nog niet leidt tot de gevolgtrekking dat er sprake is van een situatie waarin redelijkerwijs moet worden vermoed dat de melk verontreinigd is. Alvorens sprake kan zijn van een zodanige veronderstelling, is naar het oordeel van het hof méér nodig dan de aanwezigheid van de kans of mogelijkheid van verontreinigde melk, namelijk dient er sprake te zijn van een gegrond vermoeden van zodanige verontreiniging.
9. In dit kader acht het hof van belang dat Friesland Foods op 12 mei 2000 en de eerste dagen daarna weliswaar wist dat er een brand had gewoed bij ATF waarbij gevaarlijke stoffen waren vrijgekomen, maar dat gesteld noch gebleken is dat Friesland Foods voor 19 mei 2000, de dag dat de van overheidswege voorgeschreven voorzorgsmaatregelen werden ingetrokken, over méér en specifiekere informatie beschikte, zoals ten aanzien van de aard van de vrijgekomen stoffen, de eigenschappen van die stoffen en de gevolgen die het vrijkomen daarvan voor het milieu en de melk had. De situatie kenschetste zich derhalve daardoor, dat sprake was van onzekerheid en onduidelijkheid over de mogelijke schadelijke gevolgen van de brand en de eventuele invloed daarvan op de kwaliteit van de melk.
Het hof is van oordeel dat onder die omstandigheden - mede in het licht van hetgeen is overwogen in de rechtsoverwegingen 7 en 8 - niet kan worden gesteld dat Friesland Foods redelijkerwijs moest vermoeden dat de melk niet voor menselijke consumptie geschikt was.
10. De omstandigheid dat het Ministerie van LNV Friesland Foods naar aanleiding van de brand had gelast maatregelen te nemen leidt niet tot een ander oordeel.
De overheid draagt zorg voor de volksgezondheid en zal daarom voorzorgsmaatregelen nemen zodra er ook maar de geringste kans is dat de volksgezondheid in het geding is.
Zoals uit de in de rechtsoverwegingen 1.5 tot en met 1.9 geciteerde besluiten en toelichting blijkt, werd voorgeschreven om - in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek - de melk en het gras apart te houden en niet in het verkeer te brengen. Er werd geen opdracht gegeven de melk en het gras uit het getroffen gebied te vernietigen. De maatregelen werden louter uit voorzorg genomen.
ATF heeft dat in eerste aanleg bij conclusie van antwoord sub 7 ook erkend.
Overigens is ook later geen instructie tot vernietiging van de melk gegeven.
11. Naar het oordeel van het hof was evenmin sprake van een situatie waarin redelijkerwijs niet van Friesland Foods kon worden gevergd de melk te ontvangen. Integendeel: nu de uitkomsten van het onderzoek naar de gevolgen van de brand voor de kwaliteit van de melk nog onzeker waren en de boeren zelf slechts over een beperkte opslagcapaciteit beschikten, mocht Friesland Foods niet weigeren de melk af te nemen.
12. De in artikel 2.5 van de leveringsovereenkomst omschreven uitzonderingen op de afnameverplichting van Friesland Foods deden zich dan ook niet voor.
Relativiteit
13. ATF heeft aangevoerd dat de norm van artikel 6:175 BW niet strekt ter bescherming van het belang van Friesland Foods. In dit verband heeft zij een beroep gedaan op het arrest van de Hoge Raad van 7 mei 2004 (NJ 2006, 281).
ATF heeft in dit kader voorts benadrukt dat er geen inbreuk is gemaakt op een subjectief recht van Friesland Foods, maar enkel op het subjectieve recht van de boeren in het gebied.
14. Het hof overweegt als volgt.
Voor zover ATF haar verweer baseert op de stelling dat Friesland Foods niet gehouden was de melk van de boeren af te nemen, volgt uit hetgeen hiervoor in de rechtsoverwegingen 7 tot en met 12 is overwogen, dat dit verweer faalt.
15. Bij de beantwoording van de vraag of is voldaan aan het in art. 6:163 BW neergelegde vereiste, dat de geschonden norm strekt tot bescherming tegen de schade zoals de benadeelde die heeft geleden, komt het aan op het doel en de strekking van de geschonden norm, aan de hand waarvan moet worden onderzocht tot welke personen en tot welke schade en welke wijzen van ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt (Hoge Raad 7 mei 2004 NJ 2006, 281).
16. Genoemd arrest had betrekking op een geval waarin de eigenaar van een schip, dat beschadigd was door een zinkende duwbak, niet de eigenaar van de duwbak aansprak, maar de Staat die een keuringscertificaat voor het schip had afgegeven. De Hoge Raad oordeelde toen dat de uit de algemene verantwoordelijkheid van de Staat voor een veilig scheepvaartverkeer voortvloeiende verplichting om zorgvuldig te werk te gaan bij de keuring van schepen, niet de strekking heeft een in beginsel onbeperkte groep van derden te beschermen tegen de vermogensschade die op een vooraf veelal niet te voorziene wijze kan ontstaan doordat de ondeugdelijkheid en onveiligheid van het schip bij de keuring ten onrechte niet aan het licht is gekomen.
17. De onderhavige zaak verschilt van het door de Hoge Raad beoordeelde geval in die zin dat het hier gaat om de schending van een specifieke norm - artikel 6:175 BW - en niet om de schending van een algemene zorgvuldigheidsnorm, terwijl bovendien geldt dat de vordering is ingesteld tegen de eigenaar van de schadetoebrengende zaak en niet tegen een derde (de Staat).
18. De norm van artikel 6:175 BW, die een risicoaansprakelijkheid in het leven roept voor diegene die in de uitoefening van zijn bedrijf stoffen onder zich heeft die een bijzonder gevaar van ernstige aard voor personen of zaken opleveren, is erop gericht om de bescherming van belangen van volksgezondheid en milieu te waarborgen.
Nu de bij de brand bij ATF vrijgekomen stoffen zouden kunnen leiden tot verontreiniging van de door Friesland Foods te verwerken en in het verkeer te brengen melk, was er sprake van een potentiële bedreiging voor de volksgezondheid. Dit was een vooraf te voorzien gevolg van de brand (het hof verwijst naar hetgeen daaromtrent in rechtsoverweging 26 wordt overwogen).
Friesland Foods houdt zich bezig met het verhandelen van voor consumptie geschikte melk. Haar belang om te voorkomen dat er verontreinigde melk in het verkeer wordt gebracht, is naar het oordeel van het hof dan ook bij uitstek een belang dat door genoemde norm wordt beschermd.
19. Voorts blijkt uit de parlementaire geschiedenis (MvT, TK II 21202, nr. 3 p. 18 onder 4 en 5) dat de wetgever heeft beoogd ook bedrijfsschade voor vergoeding in aanmerking te laten komen, ongeacht of deze het gevolg is van aantasting van een zaak van de benadeelde. De aansprakelijkheid uit hoofde van art. 6:175 BW is mitsdien niet beperkt tot die gevallen waarin inbreuk wordt gemaakt op iemands subjectief recht.
20. Het verweer van ATF dat niet voldaan is aan het relativiteitsvereiste, faalt derhalve.
Causaliteit
21. ATF heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het causale verband tussen (het merendeel van) de door Friesland Foods gevorderde schadeposten en de brand ontbreekt omdat niet de brand maar het vrijwillig afnemen van de melk als belangrijkste oorzaak van de schade zou moeten worden beschouwd.
Zoals hiervoor in de rechtsoverwegingen 7 tot en met 12 is overwogen, was Friesland Foods wel degelijk gehouden de melk af te nemen. Van vrijwillige afname was mitsdien geen sprake, zodat dit verweer faalt.
22. ATF heeft subsidiair betoogd dat de schade niet in causaal verband staat met de brand, omdat deze geen typisch gevolg is van de brand, maar van de contractuele verplichting van Friesland Foods om de melk af te nemen.
23. Ook dit verweer faalt. Het hof overweegt daartoe het volgende.
Tussen partijen staat vast dat Friesland Foods naar aanleiding van de brand bij ATF voorzorgsmaatregelen heeft genomen om te voorkomen dat er verontreinigde melk in het verkeer zou worden gebracht. Daartoe heeft ze de mogelijk verontreinigde melk separaat opgehaald, opgeslagen en verwerkt.
24. Friesland Foods was daartoe ook gehouden. Niet alleen uit hoofde van haar eigen verantwoordelijkheid als levensmiddelenproducent - immers er was sprake van een ernstige en onmiddellijke dreiging van schade voor de volksgezondheid - maar ook op grond van de uitgevaardigde ministeriële besluiten. Daarenboven had Friesland Foods jegens ATF de plicht haar schade te beperken. ATF heeft niet weersproken dat de schade van Friesland Foods vele malen groter zou zijn geweest als de melk - bij gebleken contaminatie - niet gescheiden zou zijn gehouden van de overige de bij Friesland Foods aanwezige, niet verontreinigde, melk.
25. De schade van Friesland Foods is naar 's hofs oordeel wel degelijk het rechtstreeks gevolg van de brand bij ATF. Vast staat immers dat Friesland Foods de melk normaliter eenmaal per drie dagen bij de betrokken boeren ophaalt. Als gevolg van de brand heeft zij nu alle melktanks versneld - namelijk op 12 mei 2000 - moeten legen om de nog niet verontreinigde melk veilig te stellen. Voorts heeft zij gedurende enige dagen de mogelijk verontreinigde melk uit het betrokken gebied gescheiden moeten inzamelen, opslaan en verwerken. De vordering van Friesland Foods ziet op de extra kosten die met het nemen van deze maatregelen gepaard zijn gegaan.
26. De schade van Friesland Foods was voor ATF ook voorzienbaar.
Vaststaat dat er een wolk met gevaarlijke stoffen over de weidegronden is getrokken van boeren die hun melk aan Friesland Foods leveren.
Voor ATF was voorzienbaar dat dit gevaar opleverde voor de in dat gebied grazende dieren en daarmee voor de door hen geproduceerde melk.
Het is van algemene bekendheid is dat melk in Nederland door (grote) zuivelcoöperaties wordt ingezameld, verwerkt en op de markt gebracht. Het was voor ATF dan ook voorzienbaar dat Friesland Foods, nu er sprake was van een ernstige en onmiddellijke dreiging, redelijkerwijs maatregelen moest nemen om te voorkomen dat verontreinigde melk op de markt zou worden gebracht.
27. ATF heeft met een beroep op het Amercentrale-arrest (NJ 1975, 509) betoogd dat wanneer het gaat om risicoaansprakelijkheid, het causaal verband moet worden beperkt tot die vorm van schade die als typisch gevolg van een gebeurtenis moet worden beschouwd. ATF stelt zich op het standpunt dat de schade van Friesland Foods in een te ver verwijderd verband tot de brand staat.
28. Ook dit verweer faalt. Het hof is van oordeel dat uit het Amercentrale-arrest - dat ruim 30 jaar geleden is gewezen en mitsdien lange tijd voordat de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:175 BW in de wet werd opgenomen - niet kan worden afgeleid dat naar thans geldend recht er bij risicoaansprakelijkheden in alle gevallen een beperkte toerekening dient plaats te hebben.
Naar het oordeel van het hof dient de strekking van de betrokken regeling in aanmerking te worden genomen bij de beantwoording van de vraag of er een beperktere of ruimere toerekening past.
Nu de strekking van de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:175 BW juist is de volksgezondheid en het milieu te beschermen, ligt een beperkte toerekening van schade in die zin dat enkel de schade van de betrokken boeren in het gebied voor vergoeding in aanmerking zou komen, naar het oordeel van het hof niet in de rede. De aard van de overtreden norm rechtvaardigt juist dat ook de schade van Friesland Foods aan ATF wordt toegerekend.
29. Het hof is dan ook van oordeel dat ATF uit hoofde van art. 6:175 BW jegens Friesland Foods aansprakelijk is. Blijkens het bepaalde in art. 6:184 BW vallen onder schade waarvoor op grond van artikel 6:175 BW aansprakelijkheid bestaat, ook de kosten van iedere redelijke maatregel ter voorkoming of beperking van schade, genomen nadat een ernstige en onmiddellijke dreiging is ontstaan dat schade zal worden veroorzaakt die krachtens dat artikel voor vergoeding in aanmerking komt. De door Friesland Foods genomen voorzorgsmaatregelen kunnen in beginsel als zodanig worden aangemerkt.
Eigen schuld
30. 's Hofs oordeel dat sprake is van een contractuele verplichting van Friesland Foods om de melk af te nemen van de betrokken boeren, impliceert ook dat er geen grond is voor het oordeel dat sprake is van eigen schuld van Friesland Foods. Dit verweer gaat derhalve niet op.
31. De grieven I, II, III, IV en VII falen.
32. Alvorens in te gaan op de hoogte van de afzonderlijke schadeposten waarvan Friesland Foods vergoeding vordert, zal het hof het verweer van ATF dat Friesland Foods zich voor vergoeding van haar schade tot de overheid had moeten wenden, bespreken.
Schadevergoeding via publiekrechtelijke weg
33. Voorzover ATF heeft betoogd dat Friesland Foods haar schade ook langs publiekrechtelijke weg op de overheid kan verhalen, overweegt het hof dat, wat er ook zij van de mogelijkheid voor Friesland Foods om langs publiekrechtelijke weg vergoeding van haar schade te krijgen, er geen rechtsregel is die Friesland Foods verplicht om, in het geval zij naast ATF ook een ander voor haar schade aansprakelijk kan houden, eerst die ander aan te spreken.
34. Grief V faalt.
Omvang van de schade
35. Friesland Foods heeft als productie 7 bij inleidende dagvaarding een specificatie van haar schade gegeven, voorzien van onderliggende stukken.
ATF heeft tijdens de procedure in eerste aanleg volstaan met de mededeling dat zij niet kan beoordelen of de door Friesland Foods opgevoerde kosten redelijkerwijs gemaakt moesten worden in het kader van de preventieve maatregelen die nodig waren om aan het besluit van de Minster van LNV te voldoen. Bij memorie van grieven is ATF in grief VI alsnog ingegaan op de door Friesland Foods gegeven specificatie van haar schade.
36. Ten aanzien van de in die specificatie (productie 7 bij inleidende dagvaarding) onder de nummers 1, 2, 3 en 4 opgenomen kosten (extra vervoerskosten, vernietigde melk, opslag- en verwerkingskosten en diverse kosten) heeft ATF opgemerkt dat het hier in wezen gaat om schade van de boeren, die Friesland Foods door het vrijwillig afnemen van de melk heeft vergoed. ATF is van mening dat Friesland Foods geen aanspraak op vergoeding van deze schade kan maken omdat de boeren hun rechten op schadevergoeding niet aan haar, Friesland Foods, hebben gecedeerd.
37. Het hof oordeelt dienaangaande als volgt. ATF miskent dat Friesland Foods wel degelijk de verplichting had om de melk van de boeren af te nemen. De extra kosten van het gescheiden inzamelen en verwerken van de melk vormen dan ook een schadepost voor Friesland Foods zelf. Voor het vorderen van een vergoeding van die schade was mitsdien geen cessie door de boeren vereist.
38. Friesland Foods heeft uiteengezet dat zij ervoor heeft gekozen om de melk, in afwachting van de uitkomsten van het onderzoek, voorzover mogelijk tot melkpoeder te verwerken op haar locaties in Zwolle en Lochem. Zij heeft daaraan toegevoegd dat zij over onvoldoende (melkpoeder)productiecapaciteit beschikte om alle melk te verwerken waardoor zij genoodzaakt was het deel van de melk dat in Wierden lag opgeslagen uiteindelijk te vernietigen. Verwerking tot dagverse melk was, zo heeft Friesland Foods uiteengezet, gelet op de beperkte houdbaarheid van dat product in combinatie met de duur van het onderzoek en het toen geldende verbod om de melk op de markt te brengen, niet mogelijk.
Friesland heeft ten pleidooie voorts uiteengezet dat zij - teneinde de productie van dagverse melk te kunnen voortzetten - melk van elders heeft moeten aanvoeren en ook in dat verband extra kosten heeft moeten maken. ATF heeft een en ander vervolgens niet weersproken.
39. Het hof acht het, gelet op de overgelegde stukken en de daarop door Friesland Foods gegeven toelichting aannemelijk dat Friesland Foods redelijkerwijs de in haar specificatie sub 1 tot en met 4 genoemde kosten ter zake van vervoer, vernietiging en bijkomende diverse kosten - bestaande uit extra uren, controle, onderzoek en juridische advisering - heeft moeten maken.
Deze onderdelen van de vordering van Friesland Foods, die voor het overige niet althans onvoldoende gemotiveerd door ATF zijn weersproken, liggen mitsdien voor toewijzing gereed.
40. Met betrekking tot de in de specificatie van Friesland Foods onder 5 vermelde kosten (poederproductie), heeft ATF aangevoerd dat de post 'rendementsverlies' niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat het hier gaat om bedrijfsschade. Het hof verwerpt dat verweer onder verwijzing naar hetgeen dienaangaande op grond van de wetsgeschiedenis is overwogen in rechtsoverweging 19.
Naar het oordeel van het hof heeft Friesland Foods voldoende aannemelijk gemaakt dat zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs heeft moeten kiezen voor verwerking van de melk tot melkpoeder, een product dat een lagere winstmarge heeft dan dagverse melk, waartoe de melk onder normale omstandigheden zou zijn verwerkt.
Het hof acht de gevorderde schade wegens rendementsverlies dan ook toewijsbaar evenals de extra kosten, vermeld in de specificatie onder 5.1 en 5.2, nu uit de bij de specificatie gevoegde bewijsstukken genoegzaam blijkt dat Friesland Foods deze kosten in het kader van de poederproductie heeft gemaakt en ATF de noodzaak daarvan niet, althans niet voldoende gemotiveerd heeft weersproken.
41. ATF heeft bezwaar gemaakt tegen de post Hoogtwegt, opgenomen in de specificatie onder 5.3. Friesland Foods heeft aangevoerd dat zij niet aan haar verplichtingen jegens haar afnemer Hoogtwegt kon voldoen en dat zij Hoogtwegt dientengevolge een schadevergoeding heeft moeten betalen. ATF heeft betoogd dat Friesland Foods niet heeft aangetoond dat zij daartoe gehouden was.
Friesland Foods heeft een schrijven van Hoogtwegt in het geding gebracht, waaruit blijkt dat Hoogtwegt haar aansprakelijk stelt voor de schade die Hoogtwegt heeft geleden doordat Friesland Foods als gevolg van de brand niet aan haar uit de distributieovereenkomst voortvloeiende verplichtingen kon voldoen. De betreffende distributieovereenkomst bevindt zich evenwel niet bij de stukken. Het hof zal Friesland Foods in de gelegenheid stellen deze alsnog bij akte in het geding te brengen. Een nader oordeel over deze schadepost zal het hof aanhouden.
Overige
42. ATF heeft tot slot verweer gevoerd tegen de in de specificatie sub 6 opgenomen post, die ziet op schade die door Campina is geleden.
Dit verweer slaagt. Gesteld noch gebleken is dat Campina haar vordering op ATF aan Friesland Foods heeft gecedeerd. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft Friesland Foods gesteld dat haar een mondelinge volmacht ter incasso is verstrekt.
Wat daarvan zij, nu Friesland Foods bij de aanvang van de procedure heeft nagelaten kenbaar te maken dat zij tevens optreedt in hoedanigheid van gevolmachtigde van Campina, kan dit onderdeel van de vordering niet worden toegewezen.
43. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte overlegging productie aan de zijde van Friesland Foods. Vervolgens zal ATF in de gelegenheid worden gesteld een antwoordakte te nemen.
44. In afwachting van de te nemen akten wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
1. stelt Friesland Foods in de gelegenheid om bij akte de in rechtsoverweging 41 genoemde distributieovereenkomst met Hoogtwegt in het geding te brengen;
2. verwijst de zaak -amtbshalve peremptoir - naar de rol van woensdag 31 oktober 2007 voor het nemen van een akte overlegging productie aan de zijde van Friesland Foods (akte G (p.i.) AP);
3. houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. De Bock, voorzitter, Onnes-Wind en De Jong, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 september 2007.