Arrest d.d. 19 december 2007
Rolnummer 0600443
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats appellant],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. M.R. van der Pol,
Spruyt Arkenbouw B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
geïntimeerde in het principaal en appellante in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Spruyt B.V.,
procureur: mr. H.D.M. Brandsma.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 22 augustus 2007 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Spruyt BV heeft een akte genomen, waarop [appellant] bij akte heeft geantwoord.
Daarna hebben partijen de stukken opnieuw overgelegd voor arrest.
1. Zoals weergegeven in het tussenarrest, stelt Spruyt BV zich op het standpunt dat haar schade wegens de normschending door [appellant] een omvang heeft gelijk aan het salarisbedrag dat zij (Spruyt BV) wegens “leegloop” vergeefs aan haar vaste werknemers heeft betaald. Blijkens de memorie van antwoord in het principaal appèl/memorie van grieven in het incidenteel appel heeft Spruyt BV bedoeld schadebedrag berekend op tenminste € 13.290,--. Waar Spruyt BV in haar laatstgenomen akte te dezer zake uitkomt op een schadebedrag van € 13.449,05, ligt hierin een vermeerdering van eis besloten, van welke vermeerderde eis het hof zal uitgaan nu [appellant] in diens laatstgenomen akte zonder tevens bezwaar te maken tegen de vermeerdering, ingaat op laatstgenoemd bedrag.
2. Het hof heeft bij tussenarrest overwogen dat – aangezien de kosten voor het personeel ook zouden zijn gemaakt bij het uitblijven van de normschending door [appellant] – het condicio sine qua non-verband tussen normschending en de thans bedoelde salariskosten ontbreekt. Niettemin, nu het aannemelijk moet worden geacht dat aan de zijde van Spruyt BV tenminste enige schade zal zijn ontstaan, heeft het hof daarom Spruyt BV opgedragen bij akte uiteen te zetten tot welke omvang de door Spruyt BV bedoelde leegloop een negatief effect heeft gehad op haar uiteindelijke bedrijfsresultaat in 2005.
3. Als blijkend uit de door Spruyt BV genomen akte, in het bijzonder productie E, stelt zij zich op het standpunt dat 51 % van haar omzet bestaat uit salariskosten en afschrijvingen, 41 % uit materialen en 8 % uit winst. Waar [appellant] in zijn antwoordakte deze gegevens niet aanvecht en daarenboven ook uitgaat van genoemd winstpercentage van 8, zal het hof thans uitgaan van de juistheid van deze door Spruyt BV verstrekte gegevens.
4. Het hof volgt in het licht van het bovenoverwogene Spruyt BV niet waar zij in haar akte opnieuw de salariskosten aanmerkt als schade als gevolg van de normschending door [appellant]. De kennelijke omstandigheid dat bovengenoemd percentage van 51 mede bestaat uit een (klein deel) aan kosten wegens afschrijvingen, heeft op genoemd oordeel geen invloed nu toch tussen de normschending door [appellant] en bedoelde afschrijvingen – evenals met betrekking tot de salariskosten – het causaal verband ontbreekt.
5. Blijkens de laatstgenomen akten bestaat tussen partijen daarentegen wel overeenstemming over het bedrag wegens gemiste omzet door Spruyt BV (inclusief 8 % winst) als gevolg van de normschending van [appellant], te weten € 22.795,--, zodat het hof dit bedrag aan haar hieronder te geven berekening ten grondslag zal leggen.
6. Uitgaande van de formule dat de omvang van de schade gelijk staat aan het verschil tussen de vermogensrechtelijke toestand na de normschending en de hypothetische toestand waarin elke normschending zou zijn uitgebleven, dient te worden vastgesteld dat Spruyt BV als gevolg van de normschending door [appellant] een omzet heeft gemist ten belope van € 22.795,--, op welk bedrag wegens bespaarde inkoop van materialen, gelijk ook Spruyt BV die besparing heeft aangegeven, de somma van € 9.345,95 (41 % van 22.795) in mindering dient te worden gebracht. Het verschil tussen beide bedragen – te weten € 13.449,05 – dient te worden aangemerkt als de door Spruyt BV geleden schade.
7. Waar de rechtbank bij eindvonnis, overigens zonder inzicht te geven in de daaraan ten grondslag liggende redenering (vgl. HR 13-7-2007, NJ 2007, 407), het schadebedrag schattenderwijs heeft vastgesteld op € 6.000,--, kan die beslissing niet in stand blijven.
8. Het hof gaat voorbij aan hetgeen [appellant] nog heeft gesteld op het punt van de (mogelijkheid van) vervangende arbeid voor de werknemers, hetgeen een neerwaarts effect zou moeten hebben op het schadebedrag, nu hij hieraan geen toereikende en concrete feiten of omstandigheden ten grondslag legt.
9. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat grief 4 in het principaal appel – voorzover daarin ligt besloten dat een lager schadebedrag dan € 6.000,-- had behoren te worden toegewezen (zie r.o. 15 van het tussenarrest) – doel mist, terwijl de grief in het incidentele appel waarin het tegenovergestelde wordt bepleit, slaagt.
10. Waar geen van de grieven in het principaal appel doel treffen, zal dat beroep worden verworpen onder veroordeling van [appellant] in de kosten daarvan (1,5 punt in tarief II).
Daarentegen treft het incidenteel appel doel, en zal het beroepen vonnis worden vernietigd voorzover daarin is bepaald dat aan Spruyt BV slechts een bedrag ad
€ 6.000,-- toekomt. [appellant] zal worden verwezen in de kosten van het incidenteel appel (0,5 punt in tarief II).
Nu de vordering van Spruyt BV (nagenoeg) ten volle zal worden toegewezen, is [appellant] terecht verwezen in de kosten van de eerste aanleg (conform het beroepen vonnis).
11. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven.
De beslissing
Het gerechtshof:
Veroordeelt [appellant] in de kosten van het principaal appel, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Spruyt BV begroot op € 396,-- aan verschotten en € 1.341,-- voor salaris;
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
In het incidenteel appel:
Vernietigt het vonnis d.d. 14 juni 2006, waarvan beroep, voorzover daarin onder afwijzing van het meerdere [appellant] is veroordeeld tot betaling aan Spruyt BV van een bedrag groot € 6.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande 15 juni 2005;
En in zoverre opnieuw rechtdoende:
Veroordeelt [appellant] om aan Spruyt BV te betalen de somma van
€ 13.449,05, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande 15 juni 2005 tot aan de algehele voldoening;
Veroordeelt [appellant] in de kosten van het incidenteel appel, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Spruyt BV begroot op nihil aan verschotten en € 447,-- voor salaris;
Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
Bekrachtigt voor het overige het vonnis, waarvan beroep.
Aldus gewezen door mrs. Knijp, voorzitter, Janse en Telman, raden,
en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 19 december 2007 in bijzijn van de griffier.