ECLI:NL:GHLEE:2007:BB4722
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- J. Huiskes
- Rechtspraak.nl
Terechtheid van aanslag afvalstoffenheffing aan belanghebbende
In deze zaak gaat het om de vraag of de aanslag voor de afvalstoffenheffing die aan de belanghebbende is opgelegd, terecht is. De belanghebbende, eigenaar van een recreatiewoning aan de a-weg 3 te L, ontkent dat hij onder de heffing valt. Hij stelt dat er geen geregelde afvalstromen zijn en dat hij geen afvalcontainers heeft. De heffingsambtenaar van de gemeente Westerveld is van mening dat de aanslag terecht is opgelegd, omdat er sprake is van gebruik van het perceel, wat bepalend is voor het belastbaar feit van deze heffing.
De belanghebbende had eerder bezwaar gemaakt tegen de aanslag, die oorspronkelijk € 243,80 bedroeg, maar na vermindering door de heffingsambtenaar, was dit bedrag verlaagd naar € 176,60. De rechtbank Assen had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof Leeuwarden. Tijdens de zitting op 22 augustus 2007 zijn zowel de belanghebbende als de heffingsambtenaar verschenen.
Het hof overweegt dat op basis van de Gemeentewet en de Wet milieubeheer de gemeente verplicht is om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen bij percelen waar deze geregeld ontstaan. De heffingsambtenaar heeft verklaard dat de inzamelingsverplichting niet verder strekt dan de openbare en toegankelijke wegen. De afstand van het perceel van de belanghebbende tot het inzamelingspunt, dat circa 300 meter verwijderd is, is niet relevant voor de heffing. Het hof concludeert dat de belanghebbende feitelijk gebruik heeft gemaakt van het perceel en dat de omstandigheid dat hij geen afvalcontainer heeft, voor zijn eigen rekening komt.
Uiteindelijk bevestigt het hof de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond. De beslissing is op 28 september 2007 genomen door mr. J. Huiskes en is op 3 oktober 2007 aangetekend verzonden aan beide partijen. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.