ECLI:NL:GHLEE:2007:BB4429

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
26 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
700164
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. Breemhaar
  • J. de Hek
  • F. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding bij huurgeschil en de beoordeling van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de kantonrechter in een huurgeschil. De kantonrechter had de vordering van [appellant] tot schadevergoeding in beginsel toewijsbaar geoordeeld, maar deze beperkt tot een bedrag dat overeenkomt met 6 maanden huur. [Appellant] was van mening dat hij recht had op een schadevergoeding die overeenkomt met 8 maanden huur, omdat hij zich had ingespannen om het huurobject aan een derde te verhuren of te verkopen. Deze inspanningen hebben echter pas vanaf 1 juni 2007 resultaat opgeleverd, waardoor zijn feitelijke schade de huurderving over een periode van 8 maanden bedraagt. In hoger beroep heeft [geïntimeerde] verstek laten gaan, waardoor de stellingen van [appellant] als vaststaand worden aangenomen. Het hof oordeelt dat de grief van [appellant] doel treft en dat de vordering tot schadevergoeding alsnog dient te worden toegewezen. Het hof vernietigt het eerdere vonnis voor wat betreft de veroordeling tot schadevergoeding en kent [appellant] een bedrag van € 12.693,38 toe, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 6 oktober 2006. Het hof bekrachtigt het vonnis voor het overige en veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in appel.

Uitspraak

Arrest d.d. 26 september 2007
Rolnummer 0700164
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
procureur: mr. C. Elsinga,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
in hoger beroep niet verschenen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 1 september 2006 en 8 december 2006 door de sector kanton, locatie Leeuwarden van de rechtbank Leeuwarden, verder aan te duiden als de kantonrechter.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 7 maart 2007 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 8 december 2006 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 21 maart 2007.
De conclusie van de appeldagvaarding luidt:
"Alsdan op nader aan te voeren gronden te horen eis doen en concluderen, dat het het Gerechtshof moge behagen te vernietigen het vonnis d.d. 8 december 2006 door de Rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden, onder rolnummer CV EXPL 06-2275 en zaaknummer 193251 gewezen in de procedure tussen mijn rekwirant als eiser en geïntimeerde als gedaagde, voorzover in dit vonnis niet de vorderingen van eiser, thans appellant, toegewezen zijn en opnieuw rechtdoende naast ontbinding van de huurovereenkomst geïntimeerde te veroordelen te betalen aan appellant € 27.251,28 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag sedert 6 oktober 2006 tot aan de dag der algehele voldoening en met veroordeling van geïntimeerde in de proceskosten in appel."
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"te beslissen overeenkomstig de eis in de appèldagvaarding met dien verstande dat de schadevergoedingsveroordeling is de huurpenningen over een periode van 8 maanden te rekenen vanaf 1 oktober 2006, dat wil zeggen 8 maal € 1.586,67 geeft € 12.693,36 in plaatst van het bedrag ad € 9.520,02 welk bedrag de kantonrechter als schadevergoedingsbedrag heeft vastgesteld en voor het overige tot bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Dit betekent dat [geïntimeerde]veroordeeld dient te worden tot:
A. een bedrag van € 7.933,31 terzake achterstallige huur
B. een bedrag ad € 278,02
C. een bedrag ad € 12.693,33 terzake schadevergoeding
D. alles vermeerderd met de wettelijke rente sedert 6-10-2006
Met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties."
Tenslotte heeft [appellant] de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
1. Nu de Boer zijn vordering bij memorie van grieven heeft verminderd, zal het hof recht doen op de vordering zoals deze bij memorie van grieven is gedaan.
2. Tegen de weergave van de vaststaande feiten onder rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.5 van het vonnis van 6 september 2006 en rechtsoverweging 2.1 tot en met 2.4 van het vonnis van 8 december 2006 is geen grief ontwikkeld, zodat ook het hof van die feiten uit zal gaan.
Met betrekking tot de grief:
3. [appellant] heeft in eerste aanleg ter zake van schadevergoeding aanspraak gemaakt op een bedrag corresponderend met 12 maanden huur, oftewel € 19.039,95.
4. De kantonrechter heeft de vordering tot schadevergoeding in beginsel toewijsbaar geoordeeld, doch deze vervolgens beperkt tot een bedrag corresponderend met 6 maanden huur, oftewel € 9.520,02. Aan die beslissing heeft de kantonrechter ten grondslag gelegd dat zij een schadevergoeding in de omvang van de huur over de periode tot en met 30 september 2007 onder de gegeven omstandigheden niet in overeenstemming acht met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
5. Tegen die beperking richt zich de grief, met dien verstande dat [appellant] thans aanspraak maakt op een schadevergoeding corresponderend met de huur over 8 maanden.
6. [appellant] legt aan zijn grief de stelling ten grondslag dat hij zich heeft ingespannen het huurobject aan een derde te verhuren of te verkopen, doch dat die inspanningen eerst vanaf 1 juni 2007 succes hebben opgeleverd, zodat zijn feitelijke schade de huurderving over een periode van 8 maanden bedraagt.
7. Nu [geïntimeerde] in hoger beroep verstek heeft laten gaan en de hiervoor weergegeven stelling van [appellant] derhalve niet is weersproken, heeft deze als vaststaand te gelden. Dat impliceert dat de grief doel treft en dat de vordering van [appellant], zoals deze ter zake van schadevergoeding in hoger beroep luidt, alsnog dient te worden toegewezen.
Slotsom
8. Het beroepen vonnis dient te worden vernietigd voor wat betreft de veroordeling onder c. In zoverre zal opnieuw recht worden gedaan. Het vonnis zal voor het overige worden bekrachtigd. [geïntimeerde] zal, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure in hoger beroep (salaris procureur: 1 punt tarief I).
Beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis d.d. 8 december 2006, waarvan beroep, voor wat het dictum onder c betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan [appellant] van een bedrag groot € 12.693,38 (zegge: twaalfduizend zeshonderd drieënnegentig euro en achtendertig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2006, tot aan de dag der voldoening;
bekrachtigt bedoeld vonnis voor het overige, met dien verstande dat onder d in plaats van “de bedragen onder a tot en met c”moet worden gelezen de bedragen onder a en b;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in appel, tot op heden aan de zijde van [appellant] begroot op € 321,85 aan verschotten en op € 632,-- aan salaris voor de procureur;
Aldus gewezen door mrs. Mollema, voorzitter, Breemhaar en De Hek, raden, en uitgesproken door mr. Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 26 september 2007.