Arrest d.d. 22 augustus 2007
Rolnummer 0500581
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante ],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde (tezamen met [betrokkene 1]),
hierna te noemen: [appellante ],
procureur: mr. P. Tuinman,
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden ],
procureur: mr. J.V. van Ophem.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 2 september 2005 door de rechtbank Leeuwarden, sector kanton, locatie Leeuwarden ( hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 22 november 2005 is door [appellante ] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerden ] tegen de zitting van 30 november 2005.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"om het vonnis, op 2 september 2005 door de Rechtbank Leeuwarden, sector Kanton, locatie Leeuwarden onder nummer 170230/CV EXPL 05-2152 gewezen vonnis te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, geïntimeerden alsnog in hun vorderingen niet-ontvankelijk zal verklaren, althans deze af te wijzen, met hoofdelijke veroordeling van geïntimeerden in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerden ] verweer gevoerd met als conclusie:
"het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, sector Kantin, locatie Heerenveen d.d. 2 september 2005 tussen appellante als gedaagde en geïntimeerden als eisers te bevestigen, zulks zonodig onder verbetering dan wel aanvulling van de gronden, met veroordeling van appellante in de kosten van beide instanties."
Voorts heeft [appellante ] een akte van depot genomen en een akte uitlating tevens houdende overlegging productie. [geïntimeerden ] heeft een antwoordakte genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante ] heeft vijf grieven opgeworpen.
1. Nu tegen de vaststelling van de feiten op blz. 2 en 3 van het beroepen vonnis geen grieven zijn gericht noch daartegen anderszins bezwaar is gemaakt, zal ook in hoger beroep van die feiten worden uitgegaan.
2. In essentie betreft het geschil dat partijen verdeeld houdt het volgende. [geïntimeerden ] hebben in april 2003 een woonhuis te [woonplaats] gekocht van [betrokkene 1 ] en [appellante ]. Op 15 juli 2003 is het huis in eigendom overgedragen aan [geïntimeerden ] Omstreeks laatstgenoemde datum stellen [geïntimeerden ] een aantal gebreken te hebben waargenomen in en nabij de badkamer, ten bewijze van welke gebreken zij een aantal foto’s hebben overgelegd die dateren van juli t/m september 2003. Zij hebben de kosten van het verhelpen van deze gebreken op basis van een aan hun uitgebrachte offerte, gedateerd 7 juni 2004, gesteld op € 2.798,17 en dit bedrag in hoofdsom van [betrokkene 1 ] en [appellante ] gevorderd. Primair hebben zij genoemd bedrag aangemerkt als schade wegens tekortkoming (non-conformiteit). Subsidiair hebben [geïntimeerden ] een beroep gedaan op gedeeltelijke ontbinding met evenredige ongedaanmaking van de koopsom, en meer subsidiair hebben zij zich beroepen op dwaling en wijziging van de overeenkomst; alles steeds resulterende in betaling door [betrokkene 1 ] en [appellante ] van € 2.798,17 in hoofdsom.
3. Kort weergegeven en voorzover thans van belang, heeft de kantonrechter de vordering van [geïntimeerden ] op de primaire grondslag toegewezen tot het bedrag van € 2.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 september 2004, onder afwijzing van het meer of anders gevorderde. Daartoe heeft de kantonrechter onder meer overwogen – in essentie weergegeven – dat [appellante ], die eerst op 14 september 2004 op de hoogte is gesteld van de lekkages, er geen beroep op kan doen dat haar niet binnen bekwame tijd na ontdekking van de gebreken daarvan door [geïntimeerden ] kennis is gegeven (art. 7:23 lid 1 BW), nu ten processe vast staat dat [geïntimeerden ] direct na ontdekking van de gebreken wél aan [betrokkene 1 ] daarvan kennis hebben gegeven, terwijl onder deze omstandigheden niet van [geïntimeerden ] behoefde te worden verwacht dat zij daarnaast ook nog apart melding deden aan [appellante ].
4. Het is tegen deze overweging dat [appellante ] grief 1 heeft gericht.
5. In een geval als het onderhavige waarin contractueel is vastgelegd (zie art. 15 van de koopovereenkomst) dat in geval van pluraliteit van (ver)kopers dezen slechts gezamenlijk de voor hen uit de overeenkomst voortvloeiende rechten kunnen uitoefenen en daarnaast hoofdelijk verbonden zijn voor de uit de overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, is uitgangspunt dat het voor de aansprakelijkheid van zowel [betrokkene 1 ] als [appellante ] voor de gevolgen van schending van de op hen rustende verplichting tot het leveren van een contractsconforme zaak noodzakelijk is dat de in art. 7:23 lid 1 BW bedoelde mededeling aan elk van deze schuldenaren wordt gedaan. Dat tussen [betrokkene 1 ] en [appellante ] met betrekking tot hun verplichtingen jegens [geïntimeerden ] uit kracht van de overeenkomst hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat, leidt er – behoudens een daartoe strekkend beding dat evenwel in casu ontbreekt – niet toe dat de hoofdelijk aansprakelijke schuldenaren (tevens) geacht moeten worden elkaar te vertegenwoordigen in hun verhouding tot de schuldeisers, en evenmin kan zulks voortvloeien uit het beding dat de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten in geval van pluraliteit gezamenlijk worden uitgeoefend. Voorzover het debat van partijen zou inhouden dat in het beroepen vonnis zou zijn bedoeld dat het doen van een kennisgeving (ook) aan [appellante ] zodanig onredelijk bezwarend zou zijn dat dit mitsdien niet van [geïntimeerden ] kon worden gevergd, kan het hof zich daarmee niet verenigen nu daaromtrent geen toereikende gronden zijn gesteld of gebleken, terwijl uit de overgelegde overeenkomst blijkt dat een tot [appellante ] gerichte mededeling eenvoudig had kunnen plaatsvinden aan het kantoor van de notaris, alwaar partijen terzake van de overeenkomst woonplaats hebben gekozen.
6. Ook de omstandigheid dat [betrokkene 1 ] en [appellante ] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst (nog) met elkaar waren gehuwd, kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat [appellante ] op die grond geacht moet worden bij het in ontvangst nemen van de aan [betrokkene 1 ] gerichte mededeling ex art. 7:23 lid 1 BW, door [betrokkene 1 ] te zijn vertegenwoordigd, nu (ex) echtgenoten niet reeds uit dien hoofde bevoegd geacht mogen worden elkaar te dezer zake te vertegenwoordigen. Evenmin bieden de processtukken grond voor het aannemen van een aan [appellante ] toerekenbare schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [betrokkene 1 ], reeds omdat omtrent enig toedoen door [appellante ] niets is gesteld of gebleken.
7. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de grief waarin [appellante ] erover klaagt dat de kantonrechter ten onrechte is voorbijgegaan aan haar stelling dat een binnen bekwame tijd gedane kennisgeving ex art. 7:23 lid 1 BW ontbreekt nu zij eerst (ruim) een jaar na ontdekking van de gebreken daarvan in kennis is gesteld, doel treft.
8. Het ontbreken van bedoelde kennisgeving leidt ertoe dat [geïntimeerden ] als kopers jegens [appellante ] er geen beroep meer op kunnen doen dat hetgeen is (af)geleverd niet beantwoordt aan de overeenkomst. Nu zowel de – hierboven reeds vermelde – primaire als de subsidiaire en de meer subsidiaire grondslagen van [geïntimeerden ] voor hun vordering alle voortbouwen op de non-conformiteit van het geleverde, kan geen van deze grondslagen het gevorderde dragen.
9. Dientengevolge kan het vonnis waarvan beroep niet in stand blijven, en zal het gevorderde alsnog worden afgewezen voor zover het [appellante ] betreft. Een nadere bespreking van de overige grieven kan achterwege blijven. Als de in het ongelijk te stellen partij zullen [geïntimeerden ] worden veroordeeld in de kosten van beide instanties (in prima 2 punten in tarief I; in appel 1 ½ punt in tarief I).
10. Hetgeen partijen verder nog te berde hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds vervat dan wel als niet terzake dienende, buiten bespreking blijven. Voor het honoreren van enig bewijsaanbod ontbreekt in het licht van het voorgaande grond.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt het vonnis d.d. 2 september 2005, waarvan beroep, voorzover het de daarin neergelegde veroordeling van [appellante ] betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af hetgeen [geïntimeerden ] van [appellante ] hebben gevorderd;
veroordeelt [geïntimeerden ] in de kosten van de procedure in beide instanties, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellante ] als volgt begroot:
in prima: € 192,-- aan verschotten en € 768,-- voor salaris
in appel: € 329,60 aan verschotten en € 948,-- voor salaris.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, Bax-Stegenga en Telman, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van de heer Bilstra als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 22 augustus 2007.