Arrest d.d. 25 juli 2007
Rolnummer 0600365
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de vierde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Architectenbureau Holtrop B.V.,
gevestigd te Groningen,
appellante in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Holtrop BV,
procureur: mr. P. Tuinman,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal en appellant in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
procureur: mr. P. Stehouwer.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 24 april 2006 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 21 juli 2006 is door Holtrop BV hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 9 augustus 2006.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen d.d. 24 april 2006 te vernietigen en opnieuw rechtdoende Holtrop ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen althans deze haar toe te wijzen met veroordeling van gedaagden in de kosten van beide instanties."
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd en incidenteel geappelleerd met als conclusie:
"om bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zonodig onder verbetering en/of aanvulling der gronden zal bevestigen en bekrachtigen het vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen d.d. 24 april 2006 tussen partijen gewezen en waarvan beroep, met veroordeling van principaal appellant, tevens geïntimeerde in het incidenteel appel in de kosten van beide instanties."
Door Holtrop BV is in het incidenteel appel geantwoord met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis van de Rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen d.d. 24 april 2006 onder rolnummer 166501/CV EXPL 05-2760 tussen partijen gewezen zal vernietigen en opnieuw recht doende wat de bevoegde rechter in eerste instantie had behoren te doen te weten de vorderingen van Holtrop toe te wijzen, althans deze aan Holtrop toe te zeggen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedures in beide instanties."
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Holtrop BV heeft in het principaal appel twee grieven opgeworpen.
[geïntimeerde] heeft in het incidenteel appel eveneens twee grieven opgeworpen.
In het principaal en incidenteel appel:
Met betrekking tot de feiten
1. Geen van partijen heeft grieven aangevoerd tegen de door de kantonrechter in zijn vonnis van 24 april 2006 vastgestelde feiten, zodat het hof in hoger beroep ook van die feiten zal uitgaan.
Het hof merkt in dit verband op dat [geïntimeerde] de eerste grief in zijn incidenteel appel weliswaar presenteert als een grief (mede) gericht tegen de door de kantonrechter vastgestelde feiten, maar dat deze grief, gezien de toelichting, in wezen betrekking heeft op het bestaan en de inhoud van de tussen [geïntimeerde] en Holtrop tot stand gekomen overeenkomst. Deze inhoudelijke- kwestie zal hierna aan de orde komen.
Met betrekking tot het geschil
2. Holtrop vordert in het onderhavige geding betaling van een factuur voor de door haar, naar zij stelt, in opdracht van [geïntimeerde] verrichte werkzaamheden. Holtrop heeft aan deze vordering ten grondslag gelegd dat tussen haar en [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen inhoudende het maken van een voorlopig ontwerp met betrekking tot een woonhuis voor [geïntimeerde]. Holtrop heeft gesteld dat zij op grond van die overeenkomst een (eerste) voorlopig ontwerp heeft gemaakt en dat ontwerp op grond van de standaardvoorwaarden SR 1997 aan [geïntimeerde] heeft gefactureerd. [geïntimeerde] heeft, ondanks aanmaning, de factuur onbetaald gelaten.
Met betrekking tot de procedure in eerste aanleg
3. De kantonrechter heeft in het beroepen vonnis -kort gezegd- overwogen dat op 11 december 2001 tussen Holtrop en [geïntimeerde] een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen en dat [geïntimeerde] uit dien hoofde, behoudens andersluidende afspraak, gehouden is tot betaling van de daaruit voortvloeiende door Holtrop verrichte ontwerpwerkzaamheden. Aan een bewijslevering op het punt van de gemaakte prijsafspraken is de kantonrechter evenwel niet toegekomen, nu het ontwerp van Holtrop naar zijn oordeel niet heeft voldaan aan de daaraan te stellen eisen van de gemeente en de wensen van [geïntimeerde]. Gelet op deze toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van Holtrop, behoeft [geïntimeerde], aldus de kantonrechter, niet te betalen. De kantonrechter heeft het door Holtrop gevorderde afgewezen.
Met betrekking tot de grieven
4. Holtrop voert in het door hem ingestelde principaal appel 2 grieven aan. De eerste grief richt zich tegen het oordeel dat het ontwerp niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen omdat, aldus Holtrop, bij het maken van het ontwerp door haar wel rekening is gehouden -kort gezegd- met zowel met de eisen van de gemeente als met de wensen van [geïntimeerde]. De tweede grief stelt de vraag aan de orde of, zoals de kantonrechter kennelijk heeft aangenomen, sprake is van ontbinding van de overeenkomst door [geïntimeerde].
5. Ook [geïntimeerde] voert in het door hem ingestelde incidenteel appel 2 grieven aan. De eerste grief betreft in de kern de vragen of de door Holtrop gestelde overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, aan welke eisen het overeengekomen ontwerp diende te voldoen en in hoeverre het door Holtrop vervaardigde en gefactureerde ontwerp aan die eisen heeft voldaan. De tweede incidentele grief stelt aan de orde dat Holtrop en [geïntimeerde] een andersluidende afspraak hebben gemaakt betreffende de honorering van de werkzaamheden nu zij zijn overeengekomen dat het ontwerp door Holtrop om niet zou worden gemaakt.
6. Veronderstellenderwijs uitgaande van het bestaan van een overeenkomst van opdracht, zoals deze door Holtrop aan haar vordering ten grondslag is gelegd en hiervoor in rechtsoverweging 2 is omschreven, zal het hof -in het licht van de eerste grief van het incidenteel en de eerste grief van het principaal appel- beoordelen of het door Holtrop vervaardigde en gefactureerde ontwerp heeft voldaan aan de eisen die daaraan mogen worden gesteld.
7. [geïntimeerde] heeft in zijn toelichting op grief 1 in het incidenteel appel, voor zover hier van belang, aangegeven welke werkzaamheden de fase van het voorlopig ontwerp op grond van artikel 52 van de SR 1997 omvatten en aan welke eisen, nader aangegeven onder a, b, c, en d, een voorlopig ontwerp op grond van voornoemd artikel dient te voldoen. [geïntimeerde] heeft vervolgens -voor zover hier van belang- gesteld dat het door Holtrop vervaardigde en door haar gefactureerde ontwerp in elk geval niet voldeed aan de eisen zoals omschreven onder b, c, en d.
8. Zowel de stelling dat een voorlopig ontwerp dient te voldoen aan de in artikel 52 van de SR 1997 omschreven eisen als de stelling dat het door haar vervaardigde ontwerp niet heeft voldaan aan de in genoemd artikel 52 onder b, c, en d omschreven eisen van de SR 1997, is door Holtrop vervolgens niet weersproken.
9. Aldus staat vast dat het door Holtrop uit hoofde van de overeenkomst te vervaardigen voorlopig ontwerp (mede) diende te voldoen aan de eisen zoals in artikel 52 van de SR 1997 onder b, c, en d omschreven, alsmede dat het door Holtrop vervaardigde ontwerp niet aan die eisen heeft voldaan. Holtrop is aldus (toerekenbaar) tekortgeschoten in de nakoming van de op haar uit hoofde van die (veronderstelde) overeenkomst rustende verplichting om een voorlopig ontwerp te maken dat voldeed aan de daaraan te stellen eisen. Het hof zal het antwoord op de vraag of het vervaardigde ontwerp wel heeft voldaan aan de onder a in artikel 52 van de SR 1997 omschreven eis -waaronder dienen te worden begrepen de eisen van de gemeente en de wensen van [geïntimeerde]- in het midden laten, nu het
niet-beantwoorden van het ontwerp aan de vereisten b t/m d reeds genoegzaam de conclusie kan dragen dat sprake is van een tekortkoming.
10. Er -nog steeds veronderstellenderwijs- van uitgaande dat tussen Holtrop en [geïntimeerde] de door Holtrop gestelde en aan haar vordering ten grondslag gelegde overeenkomst van opdracht is totstandgekomen, staat vast dat Holtrop (toerekenbaar) tekort is geschoten in de nakoming van de op hem uit hoofde van die overeenkomst rustende verplichting om een voorlopig ontwerp te maken.
11. Door [geïntimeerde] is in ieder geval in hoger beroep als verweer tegen de vordering van Holtrop subsidiair- een beroep gedaan op ontbinding van de overeenkomst wegens tekortkoming in de nakoming van Holtrop. Het beroep op de ontbindingsgrond brengt mee dat [geïntimeerde] van zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst is bevrijd, zodat de door Holtrop ingestelde vordering niet voor toewijzing in aanmerking kan komen.
12. De eerste grief in het incidenteel appel slaagt derhalve. Partijen hebben geen belang bij een beoordeling van de overige grieven.
13. Het vonnis dient, op de gronden als bovenvermeld, te worden bekrachtigd. Holtrop dient te worden veroordeeld in de door [geïntimeerde] gemaakte kosten van het geding in hoger beroep ( in het principaal appel: 1 punt in tarief I, en in het incidenteel appel: ½ punt in tarief I).
In het principaal en incidenteel appel:
bekrachtigt het vonnis d.d. 24 april 2006, waarvan beroep;
veroordeelt Holtrop in de kosten van deze instantie, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] als volgt te bepalen:
- in het principaal appel: € 248,-- aan verschotten en € 632,-- voor salaris van de procureur;
- in het incidenteel appel: nihil aan verschotten en € 316,-- voor salaris van de procureur.
Aldus gewezen door mrs Knijp, voorzitter, Zandbergen en Janse, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 25 juli 2007.