ECLI:NL:GHLEE:2007:BA8647

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 651/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Huiskes
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak, uitgesproken op 29 juni 2007 door het Gerechtshof Leeuwarden, staat de tijdigheid van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen centraal. De belanghebbende, geboren op 28 juni 19.., is directeur en enig aandeelhouder van C B.V. te Z. De navorderingsaanslag, opgelegd op 14 mei 2002 voor het jaar 1996, betrof een belastbaar inkomen van f 96.620,-, met een verhoging van f 4.875,- en heffingsrente van f 2.073,-. De belanghebbende heeft bezwaar aangetekend tegen deze aanslag, maar dit werd afgewezen door de inspecteur op 20 juni 2003. Hierna heeft de belanghebbende beroep aangetekend bij het gerechtshof, dat op 11 juni 2007 ter zitting werd behandeld.

De belanghebbende betwist de tijdigheid van de navorderingsaanslag, terwijl de inspecteur stelt dat deze tijdig is opgelegd in verband met verleend uitstel. Het hof oordeelt dat de navorderingsaanslag inderdaad tijdig is opgelegd, gelet op het verleende uitstel en de relevante wetgeving. Daarnaast is er een geschil over de verrekening van nageheven loonbelasting, waarbij de belanghebbende stelt dat f 4.427,- aan nageheven loonbelasting verrekend dient te worden. De inspecteur betwist deze claim en het hof concludeert dat de inspecteur terecht aanvoert dat compensatie mogelijk is met een niet toegepaste correctie van f 6.000,-.

Verder is er discussie over de verhoging die is opgelegd voor privé-gebruik van de auto. De belanghebbende verzoekt om vermindering van de verhoging, maar het hof oordeelt dat de opgelegde verhoging passend is, gezien de gebrekkige administratie van de belanghebbende. Het hof concludeert dat de belanghebbende zich bewust was van de risico's van zijn administratieve keuzes en dat de verhoging eerder te laag dan te hoog is. Uiteindelijk verklaart het hof het beroep ongegrond, zonder veroordeling in proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: BK651/03 29 juni 2007
Uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het beroep van de heer X te Z (: de belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Groningen (: de inspecteur) gedaan op het bezwaarschrift van de belanghebbende tegen de aan hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen over het jaar 1996.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1 Met dagtekening 14 mei 2002 is aan de belanghebbende voor het jaar 1996 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 van f 96.620,-. Daarbij is een verhoging opgelegd van f 4.875,- en is een bedrag aan heffingsrente berekend van f 2.073,-. De aankondiging van de verhoging geschiedde bij brief van 30 januari 2002.
1.2 De belanghebbende heeft tegen voormelde navorderingsaanslag met verhoging een bezwaarschrift, gedagtekend 25 juni 2002, ingediend, dat is ingekomen bij de inspecteur op 25 juni 2002. De inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak van 20 juni 2003 belanghebbendes bezwaar afgewezen.
1.3 De belanghebbende heeft tegen deze uitspraak een beroepschrift (met bijlage) ingediend dat op 1 augustus 2003 bij het gerechtshof is ingekomen. Op 29 maart 2007 is een aanvulling (met bijlagen) op het beroepschrift ontvangen. Van de inspecteur is op 26 april 2007 een verweerschrift (met bijlagen) ontvangen.
1.4 De zaak is behandeld ter zitting van 11 juni 2007, gehouden te Leeuwarden. Aldaar is verschenen de gemachtigde van belanghebbende, A. Tevens is namens de inspecteur verschenen de heer B.
1.5 Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen het volgende vast.
2.1 Belanghebbende is geboren op 28 juni 19.. Hij is directeur en enig aandeelhouder van C B.V. te Z (: de BV).
2.2 In 2002 is door de Belastingdienst bij de BV een boekenonderzoek ingesteld over de periode 1996 tot en met 1999 (: het boekenonderzoek). Het rapport daarvan (: het rapport) is als bijlage 8 bij het verweerschrift gevoegd.
2.3 Het rapport vermeldt onder punt 7.2 voorgestelde correcties ten aanzien van de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende over de jaren 1996 tot en met 1999.
2.4 Naar aanleiding van het boekenonderzoek zijn aan de BV over de jaren 1996 tot en met 1999 naheffingsaanslagen loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Na bezwaar van de BV is de naheffingsaanslag over 1996 bepaald op f 4.427,-.
Dit bedrag kan worden gespecificeerd als volgt:
a. correctie inzake telefoon f 314,- (eindheffing)
b. correctie inzake werkkleding f 1.863,- (eindheffing)
c. correctie inzake kostenvergoeding f 2.250,- (normale tabel)
Nageheven loonbelasting/ premie volks-
verzekeringen (LB/PH) na bezwaar f 4.427,-.
De opmerking eindheffing wil zeggen dat uitgegaan is van de eindheffingstabel.
2.5 Ter zake van privé-gebruik auto heeft belanghebbende niets op zijn aangifte vermeld.
Naar aanleiding van het boekenonderzoek is over het jaar 1996 bij belanghebbende een correctie privé-gebruik
auto toegepast van f 22.000,-
toe te rekenen aan VW Golf f 5.000,-
resteert voor Mercedes f 17.000,-.
Ter zake van de correctie betreffende de Golf is een verhoging opgelegd van 25 % van de daarover verschuldigde belasting ofwel f 625,-.
Ter zake van de correctie betreffende de Mercedes is een verhoging opgelegd van 50 % over de daarover verschuldigde belasting ofwel f 4.250,-.
De Golf stond ter beschikking van de echtgenote van belanghebbende en de Mercedes ter beschikking van belanghebbende. Belanghebbende heeft ten aanzien van de Mercedes over de jaren 1996 tot en met 1998 een kilometeradministratie bijgehouden. Deze vertoonde vele hiaten. Voor de Golf werd geen kilometeradministratie bijgehouden.
2.6 Voor het indienen van de aangifte 1996 is op verzoek van Administratiekantoor D B.V. (de accountant van belanghebbende) te L op grond van de Beconregeling uitstel verleend tot 1 maart 1998.
3. Het geschil en standpunten van partijen
3.1 In geschil is allereerst de vraag of de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd. Belanghebbende verzoekt het hof dit na te gaan. Volgens de inspecteur is de navorderingsaanslag in verband met het verleende uitstel tijdig opgelegd.
3.2 Volgens belanghebbende dient alsnog f 4.427,- aan nageheven loonbelasting te worden verrekend. De inspecteur betwist deze stelling. Belanghebbende heeft ter zitting medegedeeld dat hij er mee instemt dat in de gevallen waarin de eindheffingstabel is toegepast, verrekening van loonbelasting achterwege blijft.
3.3 Belanghebbende wil de opgelegde verhoging ter zake van privé-gebruik auto verminderd zien tot 10 % ofwel f 1.100,-. De inspecteur is van opvatting dat de verhoging eerder te laag dan te hoog is opgelegd.
3.4 Voor een nadere onderbouwing van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ten aanzien van de vraag of de navorderingsaanslag tijdig is opgelegd, is het hof van oordeel dat, gelet op het verleende uitstel (zie 2.6) en het bepaalde in artikel 16, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr), dit wel het geval is.
4.2 Gelet op het onder 2.4 en 3.2, laatste zin, vermelde, komt een bedrag van f 2.250,- aan nageheven LB/PH in beginsel wel voor verrekening met de onderhavige navorderingsaanslag in aanmerking, maar daar staat tegenover dat de inspecteur terecht aanvoert dat compensatie mogelijk is met een door de inspecteur ten onrechte niet toegepaste correctie van f 6.000,- wegens te hoge kostenvergoeding. Gelet op de ter zake geldende tarieven (zie bladzijde 8 van het verweerschrift) is de navorderingsaanslag op dit punt niet te hoog vastgesteld. De mening van belanghebbende dat deze compensatie niet mogelijk zou zijn, vindt geen steun in het recht.
4.3 Op belanghebbende rust de last om aan te tonen dat de Mercedes en de Golf voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden werden gebruikt.
4.4 Gelet op het vermelde onder 2.5 kon belanghebbende er niet van uitgaan dat de kilometeradministratie met betrekking tot de Mercedes over het onderhavige jaar hiervoor toereikend is. Ten aanzien van de Golf is zelfs geen kilometeradministratie bijgehouden.
4.5 Belanghebbende heeft overigens berust in de correcties privé-gebruik Mercedes en Golf.
4.6 De inspecteur heeft over de correcties privé-gebruik auto een verhoging opgelegd van 50 (Mercedes) respectievelijk 25% (Golf).
Naar het oordeel van het hof had belanghebbende moeten beseffen dat voor het achterwege laten van een bijtelling ter zake van privé-gebruik auto een deugdelijke administratieve onderbouwing dan wel deugdelijk ander bewijs noodzakelijk is. Nu aangenomen moet worden dat belanghebbende hiervoor geen zorg heeft gedragen, heeft belanghebbende zich naar het oordeel van het hof willens en wetens blootgesteld aan de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans dat hij bij controle niet aan zou kunnen tonen dat de Mercedes en de Golf voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden werden gebruikt. Naar het oordeel van het hof is het derhalve aan (voorwaardelijk) opzet van belanghebbende te wijten dat aanvankelijk te weinig belasting is geheven. Het hof acht de opgelegde verhoging (zie 2.5) dan ook passend en geboden en ten aanzien van de Golf eerder te laag dan te hoog.
4.7 Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr 37 984, V-N 2005/22.6, overweegt het hof ambtshalve dat sinds de aankondiging van de verhoging tot de onderhavige uitspraak ongeveer 5 jaren en 5 maanden zijn verstreken. De overschrijding van de termijn van in beginsel twee jaar dient voor ten minste 3 jaar en 8 maanden te worden toegerekend aan belanghebbende (uitstel voor motivering beroepschrift). Gelet hierop is er naar het oordeel van het hof toch geen sprake van schending van de redelijke termijn.
4.8 Gelet op het voorgaande dient te worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 29 juni 2007 door mr. J. Huiskes, raadsheer, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde raadsheer in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier en ondertekend door de raadsheer en de griffier.
Op 4 juli 2007 afschrift per aangetekende post
verzonden aan beide partijen.