ECLI:NL:GHLEE:2007:BA6411

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
WAHV 06-00981
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid hoger beroep wegens niet tijdige indiening en adreswijziging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 17 april 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. De betrokkene had hoger beroep ingesteld, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet tijdig een hoger beroepschrift had ingediend. De betrokkene was verhuisd zonder een adreswijziging door te geven, waardoor de uitnodiging voor de zitting retour kwam. De kantonrechter had de beslissing naar het adres van de betrokkene gestuurd, maar deze was niet als onbestelbaar retour gekomen. Het hof oordeelde dat de betrokkene verantwoordelijk was voor het doorgeven van zijn adreswijziging en dat de kantonrechter niet verplicht was om de gemeentelijke basisadministratie te raadplegen. De betrokkene stelde dat de kantonrechter verantwoordelijk was voor het niet ontvangen van de uitnodiging, maar het hof vond geen steun in het recht voor deze stelling. De termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift was verstreken, en het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk. Tevens werd er geen grond gevonden voor vergoeding van proceskosten, aangezien de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

WAHV 06/0098117 april 2007CJIB 69084459916
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 6 juni 2006
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]
1. De inhoud van het tussenarrest van 2 februari 2007 wordt hier overgenomen.
2. Verdere beoordeling
2.1. Uit de stukken van het geding blijkt het volgende. De betrokkene heeft bij brief d.d. 2 november 2005 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Het beroepschrift vermeldt als naam en adres van de betrokkene: [betrokkenene en adres] De mededeling d.d. 16 november 2005 van de officier van justitie betreffende de verplichting tot zekerheidstelling is naar dit adres verzonden en de betrokkene heeft naar aanleiding daarvan zekerheid gesteld. Uit het dossier blijkt niet dat de betrokkene op enig moment telefonisch contact heeft gehad met een medewerker van het arrondissementsparket dan wel met een medewerker van de griffie van de rechtbank. Het dossier bevat evenmin een verhuisbericht van de betrokkene.
2.2. Bij brief d.d. 13 april 2006, gericht aan "[adres], is de betrokkene uitgenodigd voor de zitting van de kantonrechter op 22 mei 2006. Blijkens een brief d.d. 23 augustus 2006 van de rechtbank, gericht aan de betrokkene, is de hiervóór vermelde uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter retour ontvangen, met op de envelop de aantekening "retour verhuisd". Vervolgens is bij de gemeente Waalwijk een elektronische adresverificatie uitgevoerd op de naam [naam betrokkene] Uit het elektronische retourbericht d.d. 21 april 2006 blijkt dat die persoon niet in de basisadministratie van de gemeente Waalwijk voorkwam. Vervolgens is de uitnodiging voor de zitting op 3 mei 2006 per aangetekende post nogmaals verzonden naar het door de betrokkene in zijn beroepschrift opgegeven adres. Deze brief is retour ontvangen met de aantekening "niet afgehaald". Uit de beslissing van de kantonrechter blijkt dat de betrokkene niet ter zitting is verschenen. Op 6 juni 2006 is de mededeling van de beslissing van de kantonrechter verzonden naar het hiervóór vermelde adres. Deze brief is niet retour ontvangen.
2.3. Ingevolge artikel 3:41, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, Awb vangt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt.
2.4. Het hof heeft in vaste rechtspraak geoordeeld dat het bepaalde in art. 3:41, eerste lid, Awb meebrengt dat eerst van bekendmaking van de beslissing van de kantonrechter op de voorgeschreven wijze sprake is, indien de mededeling naar het juiste adres - waarbij het door de betrokkene opgegeven adres leidend is - is verzonden. Indien niet blijkt dat die mededeling als onbestelbaar is teruggezonden en de stukken ook overigens niets behelzen waaruit kan volgen dat die brief de betrokkene niet heeft bereikt, mag ervan worden uitgegaan dat de betrokkene de beslissing van de kantonrechter heeft ontvangen.
2.5. Nu van de betrokkene geen ander adres bekend was dan het adres dat hij in zijn beroepschrift had opgegeven en de beslissing van de kantonrechter niet als onbestelbaar was geretourneerd, brengt het voorgaande mee dat de griffier van de rechtbank ervan heeft mogen uitgaan dat de betrokkene de beslissing van de kantonrechter had ontvangen. De termijn voor het indienen van het hoger beroepschrift eindigde derhalve op 18 juli 2006.
2.6. Blijkens zijn beroepschrift en het verhandelde ter zitting heeft de betrokkene zich op het standpunt gesteld dat hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor niet tijdige indiening van het hoger beroepschrift. Naar zijn opvatting dient het feit dat hij de uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter niet heeft ontvangen voor rekening van de kantonrechter te worden gebracht, nu deze geen correcte adresverificatie zou hebben uitgevoerd. Die opvatting vindt geen steun in het recht, noch in de jurisprudentie van het hof. Geen wettelijk voorschrift verplicht de kantonrechter immers om in WAHV-zaken de gemeentelijke basisadministratie te raadplegen. De stukken van het geding houden ook niets in waaruit zou kunnen blijken dat bij de betrokkene het vertrouwen was gewekt dat een dergelijke raadpleging zou plaatsvinden en dat hij geen adreswijziging hoefde te verzenden. Het hof heeft voorts in vaste rechtspraak geoordeeld dat van een betrokkene die beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie mag worden verlangd dat hij, teneinde zich te verzekeren van de tijdige toezending van stukken, terstond van een adreswijziging kennis geeft aan de bij de behandeling van het beroep betrokken instanties.
2.7. Anders dan de advocaat-generaal heeft voorgesteld, leent artikel 3:41 Awb zich niet voor overeenkomstige toepassing op de verzending van de uitnodiging voor de zitting van de kantonrechter, nu die uitnodiging niet als een bekendmaking van een op rechtsgevolg gerichte beslissing kan worden aangemerkt. Het aangevoerde vormt derhalve geen grond voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter.
2.8. In aanmerking genomen het overwogene onder 2.6. ziet het hof in het door de betrokkene aangevoerde evenmin aanleiding tot het oordeel dat de niet tijdige indiening van het hoger beroepschrift hem redelijkerwijs niet kan worden toegerekend. Het hof zal het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit brengt mee dat het hof niet toe komt aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep.
2.9. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld is er geen grond voor vergoeding van proceskosten.
3. De beslissing
Het gerechtshof:
verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. Poelman, als voorzitter, mr. Dijkstra en mr. Van Wagtendonk, in tegenwoordigheid van
mr. Zomer als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.