ECLI:NL:GHLEE:2007:BA6365

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
27 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
WAHV 07-00090
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake verkeerssanctie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Haarlem, die de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. De betrokkene had geen zekerheid gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een behandeling ter zitting. Tijdens de zitting op 13 april 2007 heeft de betrokkene zijn standpunt toegelicht en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De advocaat-generaal, mr. K. Tienstra, was ook aanwezig, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de betrokkene.

Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld en dat hij dit verzuim niet heeft hersteld. De betrokkene voerde aan dat hij geen zekerheid heeft gesteld omdat een medewerker van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) hem niet kon garanderen dat hij door de kantonrechter gehoord zou worden. Het hof oordeelt echter dat deze mededeling niet leidt tot de conclusie dat de betrokkene niet in verzuim is geweest. Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Het hof wijst op het onderscheid dat de wetgever heeft gemaakt in de sanctionering van verkeersgedragingen, waarbij het overschrijden van een stopstreep anders wordt behandeld dan het negeren van een rood verkeerslicht. Het hof geeft het openbaar ministerie in overweging om het dossier opnieuw te bestuderen met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur, gezien de schending van de hoorplicht door de CVOM. De beslissing van het hof is dat de eerdere uitspraak van de kantonrechter wordt bevestigd en dat het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

WAHV 07/0009027 april 2007CJIB 09093672615
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest op het hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Haarlem van 19 december 2006 betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene), wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Haarlem niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 april 2007. De betrokkene is verschenen. De betrokkene heeft ter zitting verzocht om een vergoeding van de proceskosten.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. K. Tienstra.
Na de zitting heeft de voorzitter de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
3. Beoordeling
3.1. In hoger beroep is niet bestreden, dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, WAHV gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en evenmin dat de betrokkene dit verzuim niet binnen een nader gestelde termijn heeft hersteld.
3.2. De betrokkene voert aan dat hij geen zekerheid heeft gesteld aangezien een medewerker bij de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) hem niet kon garanderen dat hij, indien hij zekerheid stelde, door de kantonrechter gehoord zou worden. Naar het hof begrijpt stelt de betrokkene zich op het standpunt dat hij daarom ontvankelijk dient te worden verklaard.
3.3. Bij de stukken van het geding bevinden zich twee mededelingen omtrent de zekerheidstelling, te weten een brief van 18 augustus 2006 en 4 september 2006, van de officier van justitie aan de betrokkene. In beide brieven wijst de officier van justitie de betrokkene op het feit dat, indien de betrokkene geen zekerheid stelt, de rechter het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
3.4. Het hof overweegt dat de door de betrokkene aangevoerde mededeling van een medewerker bij de CVOM niet leidt tot het oordeel dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat de betrokkene in verzuim is geweest. Nu vaststaat dat de betrokkene tweemaal door de officier van justitie op de mogelijke gevolgen van het verzuim om zekerheid te stellen is gewezen, zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
De betrokkene heeft zich weliswaar terecht beklaagd over het schenden door de CVOM van de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien dit bestuursorgaan gelet op de onderbouwde stellingname van de betrokkene over het belang van de tot het dossier behorende foto's van de gedraging onmogelijk zonder het kennisnemen van die foto's kon concluderen tot kennelijke ongegrondheid als bedoeld in artikel 7:17 Awb, doch deze schending kan aan het vorenstaande niet afdoen.
3.5. Nu de betrokkene in het ongelijk wordt gesteld zal het hof het verzoek om een vergoeding van de proceskosten afwijzen.
3.6. Het hof overweegt nog het volgende. Vanaf 1 januari 2006 is in de bijlage als bedoeld in art. 2 WAHV in tegenstelling tot in de eerdere bijlagen een duidelijk onderscheid in sanctionering van de gedraging opgenomen in feitcode R602 ("als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht": € 130,-) en van de gedraging opgenomen in feitcode R620 ("als bestuurder niet stoppen voor stopstreep waar dit op grond van het RVV1990 verplicht is": € 50,-). Het hof leidt hieruit af, dat de wetgever onderscheid maakt tussen de gevallen waarbij het rode licht wordt gepasseerd en die gevallen, waarin de roodlicht-overtreding beperkt blijft tot het overschrijden van de stopstreep. Gelet hierop en op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de schending van de hoorplicht door de CVOM, geeft het hof het openbaar ministerie in overweging om met het oog op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur het dossier met het oog hierop opnieuw te bestuderen.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Weenink, Dijkstra en Poelman, in tegenwoordigheid van mr. Meijering als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.