ECLI:NL:GHLEE:2007:BA4386
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Mollema
- Z. Zuidema
- A. Voorink
- J. Streppel
- Rechtspraak.nl
Geschil over vergoeding van kosten en arbeidskracht in samenwerkingsovereenkomst voor voetbalstadion FC Groningen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen Lalan Sport & Leisure B.V. en FC Groningen B.V. over de vergoeding van kosten en arbeidskracht die Lalan heeft gemaakt in het kader van een samenwerkingsovereenkomst voor de ontwikkeling van een nieuw voetbalstadion voor FC Groningen. De samenwerkingsovereenkomst werd op 3 juli 2001 ondertekend, maar FC Groningen beëindigde deze overeenkomst op 18 juli 2002. Lalan vorderde een vergoeding van € 442.381,85, inclusief btw, voor de door haar gemaakte kosten en ingebrachte kennis, ervaring en arbeidskracht, met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank Groningen heeft in eerste aanleg de vordering van Lalan gedeeltelijk toegewezen, maar Lalan was het niet eens met de hoogte van de toegewezen schadevergoeding en ging in hoger beroep.
In hoger beroep heeft Lalan elf grieven ingediend, terwijl FC Groningen in incidenteel appel één grief heeft voorgesteld. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank grotendeels overgenomen, maar heeft ook vastgesteld dat de samenwerking tussen partijen al eerder was begonnen dan de ondertekening van de overeenkomst. Het hof oordeelde dat Lalan onvoldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en dat de rechtbank de vordering terecht had afgewezen. Het hof heeft de bestreden vonnissen van de rechtbank bekrachtigd, maar de proceskostenveroordeling in het eindvonnis van 5 januari 2005 vernietigd en FC Groningen veroordeeld in een gedeelte van de proceskosten aan de zijde van Lalan.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het indienen van vorderingen en de rol van de proceskosten in civiele procedures. Het hof heeft de vordering van Lalan in het principaal appel als grotendeels ongegrond afgewezen, terwijl het incidenteel appel van FC Groningen gedeeltelijk werd toegewezen. De proceskosten werden herverdeeld, waarbij Lalan in het principaal appel als in het ongelijk gestelde partij werd beschouwd.