Parketnummer: 24-002071-06
Parketnummer eerste aanleg: 17-781005-06
Arrest van 9 maart 2007 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 31 augustus 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, gevangenis Norgerhaven te Veenhuizen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. W. Boonstra, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Leeuwarden heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en maatregelen opgelegd en heeft voorts een beslissing genomen op de inbeslaggenomen goederen en de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van de onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde feiten veroordeelt tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren en hem daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging oplegt. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (groot € 7.472,82) heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze geheel wordt toegewezen, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel tot datzelfde bedrag. Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen heeft de advocaat-generaal gevorderd dat:
- de inbeslaggenomen schoenen aan verdachte worden teruggegeven;
- de inbeslaggenomen harde schijf, memorycard, koordjes, het touw en de achterband worden onttrokken aan het verkeer.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan dit arrest is gehecht een fotokopie van de inleidende dagvaarding. De inhoud van de tenlastelegging wordt geacht hier te zijn overgenomen.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1. primair
hij op 15 januari 2006, te Oudwoude, in de gemeente Kollumerland Ca, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [1992]) heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte (onder meer) zijn penis in de vagina en anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht en zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht, en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld onder meer hierin dat verdachte
- die [slachtoffer 1] van haar paard heeft getrokken en
- die [slachtoffer 1] stevig bij haar lichaam en kleding heeft vastgepakt en vastgehouden en
- die [slachtoffer 1] mee het bos in heeft getrokken/gesleurd en
- die [slachtoffer 1] dreigend een mes heeft voorgehouden en
- die [slachtoffer 1] mondeling dreigend onder meer heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat er zich nog andere - voor die [slachtoffer 1] niet-zichtbare - personen in het bos bevonden en dat die haar neer zouden schieten als zij zou schreeuwen of wegrennen en dat die [slachtoffer 1] haar kleding uit moest doen omdat zij anders een mes in haar lichaam kreeg en
- die [slachtoffer 1] achterover op de grond heeft geduwd/gedrukt en
- die [slachtoffer 1] een prop papier in haar mond heeft gedaan en vervolgens een stuk touw over de mond (tussen de lippen door en over de prop papier heen) heeft gedaan en aan de achterzijde van het hoofd van die [slachtoffer 1] heeft vastgebonden en
- met gebruikmaking van zijn fysiek en psychisch overwicht op die [slachtoffer 1] en door zijn kennelijke bedoelingen een dusdanige sfeer voor die [slachtoffer 1] heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was zich te onttrekken aan voornoemde sexuele handelingen en aldus voor die [slachtoffer 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
2.
hij op 15 januari 2006, te Oudwoude, in de gemeente Kollumerland Ca, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer 1] (geboren op [1992]) wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met dat opzet (ná het plegen van het onder 1 tenlastegelegde feit) onder meer die [slachtoffer 1] meermalen heeft gedwongen op haar buik te gaan liggen en haar handen en voeten aan de achterzijde van haar lichaam aan elkaar heeft gebonden (in de zogenaamde vogelnestjes-houding) en daarbij de jas van die [slachtoffer 1] om haar hoofd en nek heeft geknoopt en meermalen die los gekomen en vluchtende [slachtoffer 1] achterna heeft gezeten en wederom heeft vast gegrepen en terug geleid naar de afgelegen plaats in het bos alwaar zij vastgebonden moest worden en aldus die [slachtoffer 1] gedurende enige tijd tegen haar uitdrukkelijke wil heeft vastgehouden en vastgebonden en heeft belet te vluchten.
3. primair
hij op 23 mei 2004, te Deventer, in de gemeente Deventer, door geweld en andere feitelijkheden en bedreiging met geweld een persoon genaamd [slachtoffer 2] (geboren op [1999]) heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, hebbende verdachte onder meer met zijn penis over de vagina van die [slachtoffer 2] gestreken/gewreven en met zijn handen op/over de vagina van die [slachtoffer 2] gevoeld en zich laten aftrekken door die [slachtoffer 2], althans zich aan zijn penis laten betasten door die [slachtoffer 2] en geëjaculeerd over het (deels ontklede) lichaam van die [slachtoffer 2], en bestaande dat geweld en andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld onder meer hierin dat verdachte die [slachtoffer 2] een mes heeft voorgehouden en die [slachtoffer 2] medegedeeld (zakelijk weergegeven) dat als zij niet met hem mee ging hij haar met dat mes zou prikken, en vervolgens die [slachtoffer 2] heeft meegenomen naar een afgelegen plek en aldaar die [slachtoffer 2] heeft uitgekleed en vervolgens met ontbloot bovenlichaam op die [slachtoffer 2] is gaan zitten (met zijn knieën aan weerszijden van haar onderlichaam) en met zijn onderlichaam schuivende bewegingen over het onderlichaam van die [slachtoffer 2] heeft gemaakt, in elk geval met gebruikmaking van zijn fysiek en psychisch overwicht op die [slachtoffer 2] en door zijn kennelijke bedoelingen een dusdanig bedreigende sfeer voor die [slachtoffer 2] heeft gecreëerd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was zich te onttrekken aan voornoemde sexuele handelingen en aldus voor die [slachtoffer 2] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
4. primair
hij op 23 oktober 2005, te Kollum, in de gemeente Kollumerland Ca, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam] (geboren op [1994]) wederrechtelijk van de vrijheid te beroven en/of beroofd te houden, met dat opzet die De [naam] in een parkje van achteren vast heeft gegrepen en vervolgens zijn handen over de neus en mond van die De [naam] heeft gelegd en gehouden en die De [naam] mondeling heeft toegevoegd (zakelijk weergegeven) dat ze stil moest zijn omdat hij haar anders dood zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking en daarbij die De [naam] een mes heeft voorgehouden en getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1 primair: verkrachting;
onder 2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
onder 3 primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;
onder 4 primair: poging tot opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven of beroofd houden.
Strafbaarheid
Door W. Malkus, psychiater en vast gerechtelijk deskundige en C.T.H.M. Salet, psycholoog en vast gerechtelijk deskundige, beiden bij het Pieter Baan Centrum (PBC), is een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Hun bevindingen, alsmede de daaruit getrokken conclusies, zijn neergelegd in het PBC-rapport van 8 augustus 2006. Dit rapport houdt onder meer in (pagina 48):
"Op grond van (....) zijn wij van mening dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan heeft kunnen inzien, doch in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat is geweest zijn wil in vrijheid - overeenkomstig een dergelijk besef - te bepalen.
In antwoord op de in hoofde gestelde vraag concluderen de ondergetekenden dat onderzochte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling zijner geestvermogens, dat deze feiten - indien bewezen - hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend".
Gelet op de inhoud van voormeld PBC-rapport kan het hof - mede gelet op de indruk die het hof op de terechtzitting van de (persoon van) verdachte heeft gekregen - zich verenigen met deze conclusies. Het hof neemt de conclusies van de deskundigen Malkus en Salet dan ook over en maakt die tot de zijne.
Het hof acht verdachte te dezer zake strafbaar, nu ten opzichte van hem geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Bij de feiten 1 en 2 heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan de verkrachting en weder-rechtelijke vrijheidsberoving van een dertienjarig meisje. Verdachte heeft dit meisje van haar paard getrokken en naar een afgelegen plek in het bos gesleurd, waarna hij haar onder bedreiging en de uitoefening van fysiek geweld seksueel heeft misbruikt. Tevens heeft hij haar, terwijl zij naakt was, in tal van vernederende posities gefotografeerd. Vervolgens heeft hij haar vastgebonden en, nadat zij tot tweemaal toe wist te ontsnappen, naakt en vastgebonden in de vrieskou in het bos achtergelaten, met alle mogelijke gevolgen van dien. Het mag een geluk heten dat het slachtoffer zichzelf uit deze situatie heeft weten te bevrijden en in veiligheid heeft weten te brengen.
Daarnaast heeft verdachte ontucht gepleegd met een vierjarig meisje. Hij heeft dit meisje, dat met haar neefje op straat aan het spelen was, meegenomen naar een afgelegen plek en vervolgens heeft hij onder bedreiging met een mes en met gebruikmaking van zijn psychisch en lichamelijk overwicht, dat hij als volwassene op dit jonge slachtoffertje had, seksuele handelingen met haar verricht.
Verdachtes handelen ten aanzien van beide slachtoffers kan langdurige gevolgen voor hen hebben, nu er sprake is van ernstige schending van de integriteit van het lichaam van deze slachtoffers. Bij hen kan door het handelen van verdachte het vertrouwen in de medemens ernstig verstoord zijn. Dit blijkt ook uit de schriftelijke slachtofferverklaring d.d 15 juni 2006 van het slachtoffer van de feiten 1 en 2: zij durft niet meer alleen te zijn, voelt zich nergens meer veilig en weet niet wie zij nog kan vertrouwen. Door middel van creatieve therapie probeert men haar te leren om te gaan met hetgeen haar is overkomen.
Naast deze feiten heeft verdachte zich, zoals onder 4 bewezenverklaard, ook nog schuldig gemaakt aan de poging een elfjarig meisje wederrechtelijk van de vrijheid te beroven. Blijkens de aangifte was het slachtoffer erg bang dat verdachte haar wat ernstigs aan zou doen. Volgens de verklaring die verdachte bij de politie heeft afgelegd wilde hij seksueel concact met haar hebben. Hopelijk is dit niet tot het jeugdigde slachtoffer doorgedrongen.
Verdachte heeft met zijn handelen drie jonge meisjes (in meer of mindere mate) een evenwichtige en onbezorgde jeugd ontnomen. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan. Met name de omstandigheid dat verdachte het slachtoffer van de feiten 1 en 2, na haar te hebben verkracht, naakt en vastgebonden in de vrieskou in het bos heeft achtergelaten maakt dat het hof de onderhavige zaak als uitzonderlijk ernstig beschouwt.
Daar komt bij dat verdachte, blijkens een uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister d.d. 2 januari 2007, vóór het plegen van de onderhavige feiten meermalen voor strafbare feiten, waaronder een zedenmisdrijf, is veroordeeld.
Vanwege al vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, en vanuit een oogpunt van normhandhaving, vergelding en generale preventie en rekening houdend met de bij dit hof bestaande oriëntatiepunten straftoemeting, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met oplegging van een lagere straf dan in eerste aanleg opgelegd en door de advocaat-generaal gevorderd, zoals door de raadsman bepleit. Het hof zal aan verdachte derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes jaren opleggen. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat de feiten verdachte slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Terbeschikkingstelling
Het PBC-rapport van 8 augustus 2006, opgemaakt door W. Malkus en C.T.H.M. Salet, voornoemd, houdt - voor zover hier van belang - als advies in (pagina's 48 en 49):
"Betrokkene is een zwakbegaafde man met een gebrekkige aanleg (MCDD, Multiple Complex Development Disorder, een ontwikkelingsstoornis waarbij er belangrijke problemen bestaan op het gebied van de affectregulatie, de gevoeligheid voor sociale signalen en in het denken). Als men de persoonlijkheidsopbouw bekijkt, ziet men een borderline egostructuur. Kenmerkend hiervoor zijn de vroege afweermechanismen, de zwakke identiteit, dat wil zeggen het ontbreken van een goed geïntegreerd beeld van zichzelf en van voor hem emotioneel belangrijke mensen, inconsistent gedrag, het niet herkennen van conflictueuze tendensen in het gedrag en instabiele objectrelaties met geringe diepgang. Hij ontwikkelde zich dan ook verder in problematische zin. Zijn persoonlijkheid vertoont thans uitgesproken antisociale kenmerken (antisociaal gedrag zoals het beroven van anderen, geweld jegens zijn ex-vriendin), gewetensproblematiek in de zin van gewetenloosheid (geen spijt hebben van zijn antisociaal gedrag) en problemen bij het regelmatig werk vinden. Betrokkene legt verder al sinds jaren een belangstelling aan de dag voor minderjarige meisjes (pedofilie) en is tevens geneigd deze in grensoverschrijdende gedragingen uit te leven.
In de hem thans ten laste gelegde feiten, indien bewezen, spelen alle bovenbeschreven stoornissen (MCDD, de persoonlijkheidsstoornis, de zwakbegaafdheid en de pedofilie) in belangrijke mate door. Betrokkene was tijdens het hem tenlastegelegde belust op het hebben van seks met een minderjarige. Door de MCDD in combinatie met de gebrekkige egostructuur en gedreven vanuit het lustprincipe poogde hij deze behoefte te bevredigen. Ook de antisociale problematiek speelt in de hem ten laste gelegde feiten door in de zin dat betrokkene in de uitvoering van zijn daden niet gehinderd wordt door een goede gewetensfunctie. Het softdruggebruik speelde daarbij mogelijk een versterkende, doch absoluut geen doorslaggevende rol. De kans op herhaling van feiten soortgelijk aan de hem thans ten laste gelegde feiten is groot. Als betrokkene behoefte heeft aan seks is de kans groot dat hij deze behoefte onmiddellijk bevredigd wil zien. Om deze reden zullen in principe minderjarige meisjes gevaar lopen het slachtoffer te worden van betrokkenes handelingen".
"Om dit recidivegevaar terug te dringen adviseren wij Uw College betrokkene terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging op te leggen. Een behandeling in een minder vergaand kader achten wij - gelet op de ernst van de stoornissen en het beperkte effect van eerdere behandelingen - niet haalbaar".
Voorts komt uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting van het hof heeft afgelegd naar voren dat hij inziet dat hij behandeling nodig heeft en dat hij de kans groot acht dat, wanneer er niets gedaan wordt, er weer iets ergs kan gebeuren.
Gelet op het voorgaande en gezien de stukken kan het hof zich met bovenvermelde overwegingen van de deskundigen Malkus en Salet verenigen. Het hof volgt het advies van de deskundigen, mede in het licht van het navolgende.
Gebleken is dat bij verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten een zodanige gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond dat die feiten hem slechts in verminderde mate kunnen worden toegerekend. Voorts betreffen de bewezenverklaarde feiten misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen eist tevens dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding (ten bedrage van € 7.472,82) in het geding in hoger beroep voort.
De vordering is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien verdachte jegens het slachtoffer [slachtoffer 1] naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal het hof vorenbedoeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Onttrekking aan het verkeer
De door het hof aan het verkeer te onttrekken nylonkoordjes en touw zijn daarvoor vatbaar. Immers met behulp van die voorwerpen zijn de hiervoor onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten begaan en zij zijn van zodanige aard, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De door het hof aan het verkeer te onttrekken harde schijf en memorycard zijn daarvoor vatbaar. Immers die voorwerpen, die blijkens het onderzoek ter 's hofs terechtzitting aan verdachte toebehoren en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet/het algemeen belang, zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane hiervoor onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten aangetroffen, terwijl die voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 36d, 37a (oud), 37b, 45, 57, 242, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van zes jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
gelast de teruggave aan verdachte van:
- een achterband;
- een paar zwarte Bad Boys schoenen;
verklaart aan het verkeer onttrokken:
- een harde schijf van de pc;
- een memory card 32 MB;
- twee nylonkoordjes;
- touw;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair, 2, 3 primair en 4 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van zevenduizend vierhonderdtweeënzeventig euro en tweeëntachtig cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van zevenduizend vierhonderdtweeënzeventig euro en tweeëntachtig cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van honderdnegenenveertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S. Zwerwer, voorzitter, mr. O. Anjewierden en prof. mr. E.F. Stamhuis, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Moeke als griffier, zijnde mr. Stamhuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.