ECLI:NL:GHLEE:2007:AZ7479

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200487
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • A. de Bock
  • H. Kuiper
  • J. Streppel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest inzake deskundigenbericht en schadevergoeding in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 januari 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep. De zaak betreft een geschil tussen appellanten, [appellant 1] en [appellante 2], en de geïntimeerden, De Granaet Beheer B.V. en De Granaet B.V. Het hof heeft eerder, bij tussenarrest van 2 november 2005, een deskundigenbericht gelast, waarbij De Granaet verplicht was een voorschot te betalen. Echter, De Granaet heeft, vanwege financiële problemen, niet voldaan aan deze verplichting. Het hof heeft het voorstel van De Granaet om andere deskundigen te benoemen verworpen, omdat dit zou neerkomen op het belonen van non-betaling. Het hof heeft vervolgens de schade zelfstandig begroot op basis van de stellingen van partijen.

De appellanten hebben gevorderd dat De Granaet zal worden veroordeeld tot terugbetaling van hetgeen zij meer hebben betaald, inclusief schadevergoeding en rente. Het hof heeft deze vordering toewijsbaar geacht en heeft de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 7 juni 2000, 13 december 2000 en 21 februari 2001 bekrachtigd, terwijl het eindvonnis van 25 september 2002 is vernietigd. De Granaet is veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van €5.000,- aan de appellanten, vermeerderd met wettelijke rente, en tot vergoeding van executiekosten van €8.818,40.

Het hof heeft ook de kosten van de procedure in hoger beroep en in eerste aanleg behandeld, waarbij het hof heeft geoordeeld dat De Granaet als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in hoger beroep moet worden veroordeeld. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 januari 2007
Rolnummer 0200487
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant 1],
wonende te [woonplaats en -gemeente appellant 1],
verder aan te duiden als [appellant 1],
2. [appellante 2],
wonende te [woonplaats en -gemeente appellante 2],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie en eisers in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
procureur: mr H.A. van Beilen,
tegen
1. De Granaet Beheer B.V.,
gevestigd te Dokkum, gemeente Dongeradeel,
2. De Granaet B.V.,
gevestigd te Dokkum, gemeente Dongeradeel,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: De Granaet,
procureur: aanvankelijk mr J.P. de Wilde, thans mr. W.M. Sturms.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 2 november 2005 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Bij tussenarrest van 2 november 2005 heeft het hof een deskundigenbericht gelast en als deskundige benoemd [de deskundige], onder de bepaling dat De Granaet het nog nader te bepalen voorschot voor de deskundige diende te betalen.
[De deskundige] heeft op 21 november 2005 opgave gedaan van zijn kosten. Deze kostenopgaaf is op 16 januari 2006 door de griffier aan partijen voorgelegd met de vraag of zij met de begrote kosten kunnen instemmen. [appellanten] hebben op 31 januari 2006 het hof meegedeeld te kunnen instemmen. De procureur van De Granaet heeft op 23 februari 2006 het hof bericht dat hij niets van zijn cliënte heeft vernomen, doch dat hij zich in de begrote kosten kan vinden. Hij heeft vervolgens het hof verzocht zijn cliënte een termijn te stellen om het bedrag ter griffie te deponeren.
Bij brief van 3 maart 2003 heeft de griffier De Granaet tot 3 april 2006 de tijd gegeven het door de deskundige begrote voorschot bij het hof te deponeren. Bij brief van 1 juni 2006 is deze termijn nogmaals verlengd tot 22 juni 2006.
De Granaet heeft geen voorschot gedeponeerd.
Op 20 september 2006 heeft De Granaet een conclusie na niet doorgegaan deskundigenbericht genomen.
Vervolgens hebben [appellanten] op 1 november 2006 een antwoordconclusie genomen.
Tenslotte hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
Voorts met betrekking tot de grieven 2 en 5 tot en met 15
1. De Granaet heeft aangegeven dat het Wapen van Dokkum inmiddels in opdracht van de hypotheekgeefster is verkocht en dat zij, vanwege financiële problemen, niet in staat is geweest het voorschot voor het deskundigenbericht ter griffie van het hof te deponeren. Zij verzoekt het hof thans tot benoeming van dezelfde deskundigen als door de rechtbank in eerste aanleg benoemd zijn over te gaan.
2. [appellant 1] verzet zich tegen deze suggestie en stelt dat het hof thans in beginsel dient uit te gaan van de juistheid van het standpunt van [appellant 1].
3. Het hof overweegt dat artikel 196 Rv bepaalt dat wanneer een partij het voorschot voor een deskundigenbericht niet binnen de daarvoor gestelde termijn voldoet, de rechter daaruit de gevolgtrekking kan maken die hij geraden acht. Uit de wetsgeschiedenis blijkt, gelijk [appellant 1] terecht aanvoert, dat de wetgever daarbij voor ogen stond dat de rechter in beginsel uit zal moeten gaan van de juistheid van het standpunt van de andere dan de nalatige partij (Verslag Kamerstukken II 1999/2000, 26855, nr 5 pag. 66).
4. De Granaet heeft, wegens financiële problemen, niet voldaan aan de verplichting het voorschot te deponeren. Klaarblijkelijk beschikt De Granaet thans ook niet mee over het gedeelte van de executieopbrengst van het vonnis in eerste aanleg dat ten tijde van de comparitie bij het hof nog niet uitgegeven was. Het hof verwerpt, gelet op hetgeen hiervoor onder 3 is overwogen, het voorstel van De Granaet om thans andere deskundigen te benoemen, dat in zekere zin neer zou komen op het "belonen" van de non-betaling door De Granaet. Dat klemt temeer nu ook de nieuwe deskundigen betaald dienen te worden en dat De Granaet niet heeft aangegeven daartoe thans wel in staat te zijn.
5. Het hof zal thans de schade, als omschreven in rechtsoverweging 14 van het tussenarrest van 9 maart 2005, zelfstandig begroten aan de hand van de stellingen van partijen. Het hof acht wel voldoende aangetoond dat het niet-doorvoeren van het Recticel-rapport enige schade heeft veroorzaakt voor De Granaet. [appellanten] hebben bij de dupliek in conventie van 1 december 1999 onder punt 10 gesteld dat de aanpassingen als door Recticel voorgesteld hooguit fl. 10.000 zouden hebben gekost. Behoudens het deskundigenbericht in eerste aanleg, dat, gelijk het hof reeds in het tussenarrest van 9 maart 2005 heeft beslist, van onjuiste premisses uitgaat, heeft het hof geen aanwijzingen in het dossier aangetroffen op grond waarvan het hof deze schade op een substantieel hoger bedrag dient te begroten.
1. Mitsdien zal het hof, onder gegrondverklaring van grief 8, het schadebedrag schattenderwijs en afrondend vaststellen op euro 5.000,--.
7. De grieven 2, 5, 6, 7, 9 tot en met 13 en 15 behoeven in dit licht geen verdere behandeling.
8. Grief 14, die zich richt tegen de toewijzing van de wettelijke rente, faalt, nu uit de wet voortvloeit dat over het schadebedrag als hiervoor is vastgesteld, de wettelijke rente is verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Gevorderd is vanaf de - latere - dag der dagvaarding, zodat de rechtbank terecht vanaf die datum de wettelijke rente heeft toegekend.
De eisvermeerdering zijdens [appellanten]
9. [appellanten] hebben bij de memorie van grieven gevorderd dat De Granaet zal worden veroordeeld tot, naar het hof verstaat, terugbetaling van hetgeen [appellanten] meer heeft betaald - onder meer door middel van executoriaal beslag ingevolge het thans te vernietigen eindvonnis van 25 september 2002 op de woning van [appellanten]- dan genoemde schadevergoeding en rente, zulks te vermeerderen met de executiekosten groot euro 8.818,40. De Granaet heeft tegen deze vordering geen afzonderlijk verweer gevoerd. Het hof acht deze vordering toewijsbaar.
De slotsom
10. Het hof zal het de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 7 juni 2000, 13 december 2000 en 21 februari 2001 bekrachtigen en het eindvonnis van 25 september 2002 vernietigen.
Opnieuw rechtdoende zal het hof [appellanten] veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Granaet te betalen een bedrag van euro 5.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 april 1999 tot de dag der algehele voldoening
Het hof zal De Granaet veroordelen tot terugbetaling van al datgene dat [appellanten] op grond van het eindvonnis van 25 september 2002 aan De Granaet hebben voldaan voor zover dat bedrag het hiervoor bedoelde bedrag van euro 5.000,-- plus rente te boven gaat.
Daarenboven zal het hof De Granaet veroordelen tot vergoeding van de executiekosten ten bedrage van euro 8.818,40.
11. Het hof zal gelet op deze uitkomst, De Granaet als de overwegend in het ongelijk te stellen partij in de kosten van de procedure in hoger beroep veroordelen, voor wat het salaris voor de procureur betreft te begroten op 2,5 punt naar tarief V. Voor wat betreft de kosten van de procedure in eerste aanleg - waarbij het hof opmerkt dat de beslissingen in reconventie in het vonnis van 13 december 2000 buiten dit hoger beroep vallen - acht het hof termen aanwezig om de salariskosten en overige verschotten te compenseren nu het daarin plaatsgevonden getuigenverhoor door [appellanten] is uitgelokt en zij haar daarin in genomen standpunt niet heeft kunnen bewijzen. In het verlengde daarvan acht het hof termen aanwezig om De Granaet c.s. te belasten met de helft van de kosten van het in eerste aanleg uitgebrachte deskundigenbericht.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Leeuwarden van 7 juni 2000, 13 december 2000, en 21 februari 2001;
vernietigt het vonnis van de rechtbank Leeuwarden van 25 september 2002 en opnieuw rechtdoendel;
veroordeelt [appellanten] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan De Granaet te betalen een bedrag van euro 5.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 april 1999 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de Granaet tot terugbetaling van al datgene dat [appellanten] op grond van het eindvonnis van 25 september 2002 aan De Granaet hebben voldaan voor zover dat bedrag het hiervoor bedoelde bedrag van euro 5.000,-- plus rente te boven gaat;
veroordeelt de Granaet tot vergoeding aan [appellanten] van de executiekosten ten bedrage van euro 8.818,40;
veroordeelt De Granaet in de helft van de het kosten van het deskundigenbericht in eerste aanleg ten bedrage van euro 3.953,97;
compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg in conventie voor het overige in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt De Granaet in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [appellanten] op euro 3.510,-- aan verschotten en euro 6.580,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, De Bock en Kuiper, raden, en uitgesproken door mr Streppel, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 24 januari 2007.