2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Aan belanghebbende is in januari 2003 het aangiftebiljet voor de IB/PV en de premie WAZ voor het jaar 2002 uitgereikt. Dit biljet had uiterlijk op 31 maart 2003 ingediend moeten worden. Op die datum was het biljet echter niet retour ontvangen.
2.2 Op 3 november 2003 is belanghebbende schriftelijk aangemaand tot het doen van aangifte IB/PV en premie WAZ voor het jaar 2002. Hem is een termijn gesteld om de aangifte uiterlijk 24 november 2003 in te dienen. Belanghebbende heeft hieraan geen gehoor gegeven.
2.3 Op 31 maart 2004 heeft de inspecteur ambtshalve een aanslag IB/PV over het jaar 2002 naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 100.000, - aan belanghebbende opgelegd. Tevens is aan hem ambtshalve een aanslag in de premie WAZ over het jaar 2002 opgelegd naar een maximale WAZ-grondslag van € 24.958, -. In samenhang met de voormelde aanslagen zijn twee verzuimboeten van € 340, - opgelegd.
2.4 Tegen de onder 2.3 vermelde aanslagen heeft belanghebbende bij twee afzonderlijke brieven d.d. 7 mei 2004, ingekomen op 12 mei 2004, bezwaar gemaakt. Daarin heeft belanghebbende te kennen gegeven dat de reden voor het niet doen van aangifte is gelegen in de omstandigheid dat hij niet over de juiste gegevens beschikt. De B.V. (bedoeld is A B.V., waarvan belanghebbende directeur en enig aandeelhouder is) die tot en met 2001 altijd het salaris genereerde, is volgens belanghebbende niet meer in staat om de juiste loonbetalingen aan hem te verrichten. Verder is door diefstal een deel van de administratie verloren gegaan. Belanghebbende verzoekt om meer tijd voor het indienen van zijn aangifte en om een nieuw aangiftebiljet.
2.5 De inspecteur heeft bij brief van 29 juni 2004 gereageerd op de bezwaarschriften. Aangegeven is dat er nog geen aangiftebiljet is ingeleverd. Belanghebbende wordt verzocht om vóór 10 augustus 2004 contact om te nemen met de inspecteur.
2.6 Bij brief d.d. 5 juni 2004 (bedoeld zal zijn 5 juli 2004) stelt belanghebbende dat hij om gezondheidsredenen niet in staat is om het aangiftebiljet tijdig in te sturen. Als reactie hierop krijgt belanghebbende van de inspecteur - zoals weergeven in diens brief van 21 juli 2004 – daarvoor uitstel tot 21 augustus 2004. Belanghebbende reageert hierop in zijn brief van 26 juli 2004, waarin hij stelt dat indien het hem niet lukt om voor de gestelde datum de administratie voor elkaar te hebben, hij tijdig contact zal opnemen met de belastingdienst. Bij brief d.d. 18 augustus 2004 zoekt belanghebbende wederom contact met de belastingdienst en verzoekt om tot 1 oktober 2004 utstel te krijgen om “gefundeerd” (belanghebbendes woordkeuze) het bezwaar te motiveren.
2.7 De inspecteur stuurt aan belanghebbende een brief d.d. 6 september 2004, waarin hij met verwijzing naar artikel 47 juncto artikel 25 lid 6, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen belanghebbende peremptoir stelt, stellende dat indien geen reactie voor 1 oktober 2004 van belanghebbende wordt verkregen er niet tegemoet gekomen zal worden aan zijn bezwaar.
2.8 De inspecteur heeft op 5 oktober 2004 uitspraak gedaan op de bezwaarschriften. De uitspraken luiden dat de bezwaren niet-ontvankelijk worden verklaard. In de bestreden uitspraken is aangegeven dat de bezwaarschriften niet zijn gemotiveerd en dat de bezwaren niet inhoudelijk kunnen worden beoordeeld. De bezwaren zijn evenmin inhoudelijk beoordeeld.
2.9 Tegen de uitspraak heeft belanghebbende bij brief van 8 november 2004, ingekomen op 12 november 2004, beroep ingesteld. In dit beroepschrift geeft belanghebbende te kennen dat hij door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om zijn bezwaren binnen de gestelde termijnen te motiveren. Belanghebbende verzoekt het hof ten slotte om in een later stadium de benodigde cijfers te mogen toezenden. Tot de dag van de zitting van 22 mei 2006 heeft belanghebbende niets ingezonden. Ter zitting van 22 mei 2006 is belanghebbende niet verschenen, alhoewel hij daartoe juist was opgeroepen. Van de redenen van zijn afwezigheid heeft hij het hof niet in kennis gesteld.