ECLI:NL:GHLEE:2006:AY3618

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 1023/04 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000

In deze zaak gaat het om een beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000. De aanslag, opgelegd op 2 september 2004, betrof een belastbaar inkomen van f 24.123,-. Na een bezwaarschrift van belanghebbende werd de aanslag op 8 oktober 2004 verminderd, maar bleef het belastbaar inkomen ongewijzigd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het gerechtshof Arnhem, dat het beroepschrift doorstuurde naar het gerechtshof te Leeuwarden, waar het op 15 november 2004 is binnengekomen. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 mei 2006 in Leeuwarden waren belanghebbende en haar gemachtigde aanwezig, evenals de inspecteur.

De feiten van de zaak zijn als volgt: belanghebbende had tot juni 2000 een praktijk voor kinderfysiotherapie en had in 1993 verbouwingskosten van f 57.722,- gemaakt voor haar woning, die ook als praktijkruimte diende. Bij de staking van de praktijk op of omstreeks 31 mei 2000, was de boekwaarde van de verbouwingskosten f 42.521,-. Belanghebbende stelt dat deze waarde op nihil moet worden gesteld, wat zou leiden tot een boekverlies van f 42.521,- en een aftrekbaar verkoopverlies van f 40.000,-. De inspecteur daarentegen meent dat de waarde van de verbouwing op het moment van staking f 30.000,- bedroeg en dat er geen sprake is van een aftrekbaar verkoopverlies.

Het hof oordeelt dat de inspecteur, met een goed onderbouwd taxatierapport, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de verbouwing ten minste f 25.000,- bedroeg. Het hof concludeert dat belanghebbende niet heeft aangetoond dat er een aftrekbaar verkoopverlies is geleden. De beslissing van het hof is dat het beroep ongegrond wordt verklaard, zonder veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Kenmerk: 1023/04 7 juli 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwar-den, eerste meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van de inspecteur Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Nijmegen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2000.
1. Ontstaan en loop van het geding
Aan belanghebbende werd voor het jaar 2000 met dagtekening 2 september 2004 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna te noemen: de Wet) van f 24.123,- met toepassing van tariefgroep 1.
Op het tijdig ingediende bezwaarschrift van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 8 oktober 2004 de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van
(onveranderd) f 24.123,- met toepassing van tariefgroep 2.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), dat op 25 oktober 2004 is ingekomen bij het gerechtshof Arnhem. De griffier van dat hof heeft het beroepschrift ter behandeling doorgezonden naar het gerechtshof te Leeuwarden, waar het is binnengekomen op 15 november 2004. Belanghebbende heeft haar beroepschrift aangevuld bij brief van 27 december 2004 (met bijlagen). De inspecteur heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 22 mei 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig waren belanghebbende en haar gemachtigde A, alsmede namens de inspecteur B.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij haar pleitnota nog een stuk overgelegd. Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1 Belanghebbende heeft tot juni 2000 een praktijk voor kinderfysiotherapie gedreven op haar woonadres a-straat 51 te L.
2.2 In 1993 is de bestaande garage bij belanghebbendes woning omgebouwd tot praktijkruimte, waarbij tevens aan de voorzijde een stuk is aangebouwd van 3,60m bij 3m. Het woonhuis en de garage behoorden tot het privé-vermogen. In 1993 zijn alleen de verbouwingskosten geactiveerd op de balans van de onderneming. De verbouwingskosten bedroegen f 57.722,-.
2.2 Op het moment van staking (op of omstreeks 31 mei 2000) bedroeg de boekwaarde van de verbouwingskosten f 42.521,-. Bij het vaststellen van de aanslag is de inspecteur uitgegaan van een waarde van de verbouwingskosten op dat moment van f 25.000,-.
2.3 Het woonhuis met de praktrijkruimte is in juni 2000 verkocht voor f 510.000,-.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1 Belanghebbende is van mening dat bij de staking de waarde van verbouwingskosten op nihil moet worden gesteld zodat het boekverlies op de verbouwing f 42.521,- bedraagt en dat daarnaast nog een aftrekbaar verkoopverlies van f 40.000,- op het onroerend goed is geleden.
3.2 De inspecteur is van opvatting dat de waarde van de verbouwing op het moment van staking f 30.000,- bedroeg zodat de aanslag niet te hoog is vastgesteld. Voorts is hij van opvatting dat er geen sprake is van een aftrekbaar verkoopverlies.
3.3 Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.4 Belanghebbende heeft ter zitting verklaard in de bezwaarfase niet een verzoek tot kostenvergoeding te hebben gedaan.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 Ter onderbouwing van zijn opvattingen verwijst de inspecteur naar het op 4 maart 2005 door C, Register-Taxateur, verbonden aan de Belastingdienst Rivierenland kantoor Arnhem, opgemaakte taxatierapport.
4.2 Naar het oordeel van het hof is de inspecteur, gelet op het goed onderbouwde taxatierapport, erin geslaagd om aannemelijk te maken dat de waarde van de verbouwing op het moment van staking ten minste f 25.000,- bedroeg en dat er geen sprake was van een verkoopverlies op het onroerend goed. De vraag of laatstgenoemd verlies aftrekbaar zou kunnen zijn, kan derhalve in het midden blijven.
4.3 Belanghebbende -op wie ter zake van een aftrekpost de bewijslast rust van de feiten die daartoe aanleiding zouden geven- is hierin met de door haar overgelegde brief van 12 september 2003 van D B.V. of anderszins niet geslaagd. Genoemde brief is daartoe te vaag omdat hierin geen enkel vergelijkbaar object wordt genoemd.
4.4 Anders dan belanghebbende meent, stond het de inspecteur vrij om in de beroepsfase voor het eerst met een taxatierapport te komen. Niet gezegd kan derhalve worden dat de inspecteur daardoor onzorgvuldig heeft gehandeld.
4.5 Gelet op het voorgaande moet worden beslist als hierna te vermelden.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W. Drion, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op 7 juli 2006 in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 12 juli 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.