2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken en op grond van het verhandelde ter zitting staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende is in het verleden gehuwd geweest met C en later met D.
2.2 Uit de huwelijkse periode met mevrouw C resteerde de voormalige echtelijke woning te L, die in 1999 nog op naam van belanghebbende stond, met een WOZ-waarde na toepassing van het ophogingspercentage van f. 661.000,--. Tevens resteerde een door belanghebbende bij een verhuisbedrijf in opslag gegeven inboedel, die krachtens rechterlijke beslissing van 12 mei 1999 aan mevrouw C diende te worden overgedragen. Op 2 maart 2001 heeft belanghebbende toestemming gegeven voor deze overdracht. Tot 1 november 1999 stond eveneens een andere woning, te M, op naam van belanghebbende. De WOZ-waarde van deze woning bedroeg f. 264.500,--. Deze woning is in 1999 verkocht.
2.3 Op 6 februari 2001 had belanghebbende nog geen daadwerkelijke betaling gedaan van de door hem aan mevrouw C verschuldigde alimentatie.
2.4 In 1999 bezat belanghebbende 11% van de aandelen E BV (nader: E). Tevens bezat belanghebbende direct 21 gewone aandelen, indirect 108 gewone aandelen en 91.666 preferente aandelen F BV (nader: F). F hield 50% van de aandelen E. Op 31 december 1999 had E een zichtbaar intrinsieke waarde van f. 940.258,-- (exclusief voorzieningen), terwijl F per die datum een zichtbaar intrinsieke waarde had van f. 2.723.223,--.
2.5 Op 17 februari 1999 heeft E dividend uitgekeerd, waarvan aan belanghebbende f. 99.000,-- ter beschikking is gesteld, waarop f. 24.750,-- aan dividendbelasting is ingehouden.
In 1998 was aan belanghebbende (bruto) f. 867.317,-- aan dividend uitgekeerd.
2.6 Belanghebbende was in 1999 voorts nog gerechtigd in een onverdeelde boedel. Blijkens een door hem bij schrijven van 4 september 2002 gegeven specificatie bedroeg de waarde van belanghebbendes aandeel daarin per 31 december 1999 na aftrek van schulden f. 1.897.300,--.
2.8 Bij het doen van aangifte voor de vermogensbelasting voor het onderhavige jaar heeft belanghebbende de vragen naar zijn bezittingen alle ingevuld met nihil. Bij de vragen naar de schulden heeft belanghebbende eveneens alle vragen ingevuld met nihil, zij het dat hij aanvankelijk wel bedragen had ingevuld bij de vragen naar schulden in verband met de eigen woning en in verband met overige onroerende zaken, doch deze bedragen vervolgens heeft doorgestreept.
2.9 Uit het verslag van een hoorzitting ter inspectie op 12 februari 2003 blijkt dat belanghebbende reeds een aantal jaren geen of een onjuiste aangifte heeft ingediend.
2.10 Bij schrijven van 3 april 2003 van belanghebbende aan de inspecteur heeft belanghebbende erkend dat de aangiften voor de vermogensbelasting incorrect zijn gedaan. Tevens heeft belanghebbende bij dat schrijven van 3 april 2003 gesteld dat in het jaar 1999 aan alimentatie voor mevrouw C een bedrag van f. 1.000.000,-- is vergoed.
2.11 Tijdens de hoorzitting van 12 februari 2003 heeft belanghebbende tegenover de inspecteur verklaard dat hij op 30 januari 2003 met mevrouw C een schikking heeft getroffen waarbij hij zijn alimentatieverplichtingen heeft afgekocht met behulp van € 90.000,-- uit de verkoop van een deel van de preferente aandelen F.
2.12 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur belanghebbendes vermogen berekend op een bedrag van in totaal f. 1.972.282,-- bestaande uit:
waarde onverdeelde boedel f. 1.897.300,--
waarde eigen woning (60% van de WOZ-waarde) f. 396.600,--
waarde andere eigen woning f. 264.500,--
waarde aanmerkelijk belang F f. 200.000,--
verminderd met:
schuld aan F f. 586.118,--
ondernemingsvrijstelling f. 200.000,--
2.13 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak de aanslag en de boete gehandhaafd.