ECLI:NL:GHLEE:2006:AX6404

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200555
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Mollema
  • B. Bax-Stegenga
  • A. Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevrijdende betaling en bewijslevering in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 31 mei 2006, stond de vraag centraal of de geïntimeerden, [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2], de in het geding zijnde facturen feitelijk aan VinkBakker hadden betaald. De appellante, Raab Karcher Bouwstoffen B.V., had in eerste aanleg een vordering ingesteld, die door de rechtbank was afgewezen. In hoger beroep werd de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof oordeelde dat de geïntimeerden niet in hun bewijsopdracht waren geslaagd. De getuigenverklaringen van de geïntimeerden werden als partij-verklaringen aangemerkt, wat betekent dat deze geen bewijs in hun voordeel konden opleveren zonder aanvullend bewijs dat hun verklaringen geloofwaardig maakte.

Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was geleverd dat de betalingen aan VinkBakker daadwerkelijk hadden plaatsgevonden. Dit leidde tot de slotsom dat het vonnis waarvan beroep diende te worden vernietigd. De gewijzigde vordering van Raab werd alsnog toegewezen, en de geïntimeerden werden veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De kosten werden begroot op een totaalbedrag van euro 23.403,27, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 20 maart 2001. Het hof verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.

De uitspraak benadrukt het belang van bewijslevering in civiele procedures en de rol van partij-verklaringen in het bewijsrecht. Het hof bevestigde dat zonder aanvullend bewijs de verklaringen van de partijen niet voldoende zijn om hun stellingen te onderbouwen.

Uitspraak

Arrest d.d. 31 mei 2006
Rolnummer 0200555
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
Raab Karcher Bouwstoffen B.V.,
gevestigd te Breda,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: Raab,
procureur: mr P.R. van den Elst,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 1],
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats geïntimeerde 2],
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen: [geïntimeerden],
procureur: mr. G. Machiels.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 13 juli 2005 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ter voldoening aan de hen bij bedoeld tussenarrest gegeven bewijsopdracht hebben geïntimeerden zichzelf als getuige doen horen.
Raab heeft een akte genomen, waarbij een schriftelijke verklaring is overgelegd.
[geïntimeerden] hebben een antwoordakte genomen.
Vervolgens hebben partijen de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zijn beiden aan te merken als partij-getuige in de zin van artikel 164 lid 2 Rv, zodat hetgeen door hen is verklaard, geen bewijs in hun voordeel kan opleveren indien geen aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij die partij-verklaring (voldoende) geloofwaardig maken.
2. Nu zodanig aanvullend bewijs ontbreekt, moet worden geconcludeerd dat [geïntimeerden] er niet in zijn geslaagd het hen opgedragen bewijs te leveren. Weliswaar staat vast dat uit het bouwdepot een totaal bedrag van Hfl 395.335,-- is voldaan (zie het tussenarrest van 13 juli 2005 onder rechtsoverweging 2) doch in hoeverre deze betalingen aan VinkBakker zijn gedaan en op welke facturen die betalingen betrekking hebben, is niet gebleken. Behoudens één uitzondering ontbreken immers de facturen van VinkBakker en op de afschriften van het bouwdepot valt niet te zien op welke facturen de diverse betalingen betrekking hebben.
3. Nu niet is komen vast te staan dat [geïntimeerden] de in dit geding aan de orde zijnde facturen feitelijk aan VinkBakker hebben betaald, kan alleen al om die reden van bevrijdende betaling, als bedoeld onder rechtsoverweging 8 van het tussenarrest van 2 februari 2005, geen sprake zijn.
4. De grieven treffen in zoverre doel, zodat de hoofdvordering van Raab voor toewijzing gereed ligt.
5. Nu het hof begrijpt dat Raab haar rentevordering gebaseerd op de algemene voorwaarden in hoger beroep heeft laten varen en nog slechts de wettelijke rente vordert, zonder daarbij overigens een ingangsdatum te noemen, zal het hof de wettelijke rente toewijzen vanaf de dag der dagvaarding.
6. Met betrekking tot de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten stelt het hof vast dat hetgeen Raab terzake, na betwisting door [geïntimeerden] in hoger beroep heeft aangevoerd, elke feitelijke onderbouwing mist, zodat op dit punt aan bewijslevering niet wordt toegekomen, nog daargelaten dat het terzake gedane bewijsaanbod in te algemene bewoordingen is gedaan. Derhalve is niet gebleken dat de incassowerkzaamheden waarop Raab doelt meer hebben ingehouden dan de (herhaalde) toezending van eenvoudige aanmaningen, zodat voor een aparte vergoeding, naast de proceskostenveroordeling, geen plaats is.
De slotsom
7. Het vonnis waarvan beroep dient te worden vernietigd. De in hoger beroep gewijzigde vordering van Raab zal alsnog worden toegewezen, als na te melden.
[geïntimeerden] zullen, als de in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding in beide instanties (salaris procureur in beide instanties: 3 punten tarief III ).
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep
en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerden] tot betaling aan Raab van een bedrag groot euro 23.403,27 (Hfl 51.574,03), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 maart 2001;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van Raab in eerste aanleg op euro 688,50 aan verschotten en euro 1.497,-- aan salaris voor de procureur,
in hoger beroep op euro 941,74 aan verschotten en euro 3.477,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mrs Mollema, voorzitter, Bax-Stegenga en Telman, raden, en uitgesproken door mr Mollema, vice-president, lid van een enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mevrouw Haites-Verbeek als griffier ter openbare terechtzitting van dit hof van woensdag 31 mei 2006.