ECLI:NL:GHLEE:2006:AX4361

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
19 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
BK 920/03 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hof Leeuwarden over de correctie van belastbaar inkomen in de inkomstenbelasting

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 19 mei 2006, staat de correctie van het belastbare inkomen van belanghebbende centraal. Belanghebbende, een veehandelaar, werd voor het jaar 1998 aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f. 87.940,--. Na een telefonisch overleg met de inspecteur werd dit bedrag ambtshalve verminderd tot f. 77.908,--. Echter, de inspecteur handhaafde later de oorspronkelijke aanslag, wat leidde tot een beroepschrift van belanghebbende. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2006 was belanghebbende niet aanwezig, maar de inspecteur verdedigde zijn standpunt dat de correcties op de omzet terecht waren.

De kern van het geschil betreft de verhoging van het belastbare inkomen met f. 31.895,--. De inspecteur had vastgesteld dat veemarktcheques niet correct waren geboekt, wat leidde tot de correcties A en B. Belanghebbende betwistte deze correcties, maar het hof oordeelde dat de inspecteur terecht de bedragen in de omzet had opgenomen. De argumenten van belanghebbende werden verworpen, en het hof concludeerde dat de kasadministratie niet betrouwbaar was, wat de correcties rechtvaardigde.

Uiteindelijk verklaarde het hof het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een correcte boekhouding en de gevolgen van onjuiste administratieve verwerking voor de belastingheffing.

Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. BK 920/03 19 mei 2006
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede meervoudige belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van inspecteur van de Belastingdienst Noord/Kantoor Heerenveen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998.
1. Ontstaan en loop van het geding.
Belanghebbende werd voor het jaar 1998 in de inkomstenbelasting/premie volksverzekerin-gen aangeslagen naar een belastbaar inkomen als bedoeld in de Wet op de inkomstenbelasting 1964, gelijk deze wet voor het onderhavige jaar gold, (hierna te noemen: de Wet) van f. 87.940,--.
Na telefonisch overleg tussen de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur is op 12 april 2002 het belastbaar inkomen ambtshalve verminderd met f. 10.032,-- tot f. 77.908,--. Op een door belanghebbende overgelegd stuk, gedateerd 12 april 2002 is de effectuering van deze vermindering aangeduid als uitspraak op bezwaarschrift, met niet-ontvankelijkverklaring van belanghebbendes bezwaar en ambtshalve vermindering van de aanslag.
Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak van 29 oktober 2003 de aanslag gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen deze uitspraak in beroep gekomen bij een beroepschrift (met bijlage), hetwelk op 1 december 2003 is ingekomen en hetwelk bij schrijven van 28 januari 2004 (met bijlagen) is aangevuld.
Nadat de inspecteur zijn verweerschrift (met bijlagen) heeft ingezonden, heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden ter zitting van 2 februari 2006, gehouden te Leeuwarden, alwaar aanwezig was namens de inspecteur A.
Belanghebbende werd bij aangetekend schrijven, ter post bezorgd op 6 januari 2006, geadresseerd aan zijn gemachtigde en waarvan de handtekening voor ontvangst retour is ontvangen, uitgenodigd ter zitting aanwezig te zijn, doch hij of zijn gemachtigde is daar toen niet verschenen.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. De feiten.
Blijkens de gedingstukken staat als onbetwist, dan wel onvoldoende betwist, tussen partijen vast:
2.1 Belanghebbende, geboren in 1947 en gehuwd, drijft een veehandel in de vorm van een eenmanszaak.
2.2 Belanghebbende verzorgt zelf de dagelijkse administratie, bestaande uit een kasboek, een in- en verkoopboek en bankafschriften. In het onderhavige jaar werd de omzet bepaald volgens het kasstelsel vanuit het kasboek en vanaf de bankafschriften. Belanghebbende heeft kasontvangsten, betalingen per bank en betalingen door middel van veemarktcheques. De veemarktcheques komen rechtstreeks per bank binnen.
2.3 Op 25 juli 2001 is bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Daarbij is gebleken dat veemarktcheques tot een bedrag van f. 15.225,-- door belanghebbendes gemachtigde als kruisposten (van kas naar bank) zijn verwerkt terwijl deze cheques niet als kasontvangst waren geboekt. Tevens is daarbij gebleken dat een aantal verkopen tot een bedrag van f. 16.670,-- wel in het verkoopboek waren geboekt maar niet als kas- of bankontvangst waren verwerkt. Belanghebbende heeft tegenover de controlerend ambtenaar verklaard dat deze verkopen per kas waren ontvangen.
2.4 Er vindt geen kascontrole plaats, het kassaldo aan het einde van het jaar is het boeksaldo. Het werkelijk aanwezige kasgeld per balansdatum is niet geteld en vergeleken met het boeksaldo.
2.5 Bij het vaststellen van de onderhavige aanslag heeft de inspecteur, naast enige uit de hierna te melden correcties voortvloeiende correcties en de thans niet meer in geschil zijnde ambtshalve teruggenomen correctie, voormelde bedragen van f. 15.225,-- (correctie A) en f. 16.670,-- (correctie B) bij het aangegeven belastbare inkomen geteld.
2.6 Op het tijdig ingediende bezwaar van belanghebbende heeft de inspecteur bij de bestreden uitspraak dit standpunt gehandhaafd.
3. Het geschil.
Te dezen is in geschil het antwoord op de vraag of de inspecteur terecht belanghebbendes omzet en daarmee het belastbare inkomen heeft verhoogd met een bedrag van f. 31.895,-- en de daaruit voortvloeiende verhoging van het belastbare inkomen.
4. De standpunten van partijen.
Belanghebbende heeft op gronden, gelijk vervat in het beroepschrift, het standpunt ingenomen dat correctie A niet correct is in verband met de overloop van betalingen en dat zulks schriftelijk is bevestigd in een brief van 19 november 2001 van de controlerend ambtenaar. Correctie B is in de visie van belanghebbende ten onrechte aangebracht omdat de omzet niet mag worden gecorrigeerd aan de hand van zowel het verkoopboek als van het kasboek.
De inspecteur heeft daartegenover op gronden, gelijk weergegeven in zijn verweerschrift, het standpunt verdedigd dat beide correcties terecht zijn aangebracht en dat aan de brief van 19 november 2001 niet het vertrouwen kan worden ontleend dat correctie A zou worden teruggenomen.
De inspecteur heeft ter zitting gepersisteerd bij zijn standpunt.
5. De overwegingen omtrent het geschil.
5.1 Nu bij het boekenonderzoek gebleken is, aan welke vaststelling het hof niet twijfelt, dat de veemarktcheques waarop correctie A betrekking heeft niet als kasontvangst zijn geboekt en derhalve ten onrechte als kruisposten zijn verwerkt nu de bedragen rechtsreeks per bank zijn ontvangen, heeft de inspecteur de bedragen van deze cheques terecht in de in aanmerking te nemen omzet begrepen. Van overlopende posten, als door belanghebbende gesteld, is niet gebleken.
5.2 In de brief van 19 november 2001 van de controlerend ambtenaar, waarop belanghebbende zich beroept, wordt correctie A niet genoemd, noch in de zin dat zij zou worden teruggenomen, noch in de zin dat zij zou worden gehandhaafd. Aan de inhoud van deze brief kan belanghebbende dan ook niet het in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat correctie A zou vervallen.
5.3 Ten aanzien van correctie B is bij het boekenonderzoek gebleken, welke vaststelling door belanghebbende niet is bestreden, dat de daarop betrekking hebbende transacties wel in het verkoopboek waren geboekt, doch niet als omzet in de kas- en bankadministratie waren verantwoord. Tegenover de controlerend ambtenaar heeft belanghebbende daaromtrent verklaard, na raadpleging van zijn kladadministratie, dat de bedragen van deze transactie alle per kas waren ontvangen. Gelet op de sub 2.4 genoemde vaststaande feiten en omstandigheden betreffende de kasadministratie kan bovendien niet worden gesproken van een betrouwbare kasadministratie. Nu deze kasadministratie niet aansluit bij de boekingen in het verkoopboek, terwijl deze aansluiting er wel behoort te zijn, en daarenboven de bedragen per kas zijn ontvangen, heeft de inspecteur terecht de door belanghebbende berekende omzet met deze bedragen gecorrigeerd.
5.4 Het beroep is, gelet op het vorenstaande, ongegrond.
5.5 Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing.
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Gedaan op 19 mei 2006 door mr. F.J.W. Drion, raadsheer en voorzitter, mr. J. Huiskes, raadsheer, en mr. H. Bakker, raadsheer-plaatsvervanger, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Op 24 mei 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.