ECLI:NL:GHLEE:2006:AW1929
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Wagtendonk
- A. Hiemstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de maximumsnelheid en het gelijkheidsbeginsel in verkeerszaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 22 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 16 november 2005 het beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 100,- opgelegd gekregen wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, meer dan 20 km/h en t/m 25 km/h, op 16 maart 2005. De betrokkene stelde dat hij ten tijde van de snelheidsmeting de indruk had dat hij de bebouwde kom had verlaten, en beroept zich op het gelijkheidsbeginsel, verwijzend naar eerdere beslissingen van de officier van justitie in vergelijkbare zaken.
Het hof overweegt dat voor de bepaling van de maximumsnelheid niet de indruk van de weggebruiker bepalend is, maar de borden die de situatie ter plaatse aanduiden. De norm van de ter plaatse geldende maximumsnelheid is onverkort gehandhaafd, en er is geen sprake van een afwijking ten nadele van de betrokkene ten opzichte van het geldende beleid. Het feit dat in andere zaken de officier van justitie en de kantonrechter tot een andere beslissing zijn gekomen, levert geen schending van het gelijkheidsbeginsel op.
Het hof concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeersborden en de noodzaak voor weggebruikers om zich aan de geldende verkeersregels te houden, ongeacht hun persoonlijke indrukken van de situatie.